Ononis / Kattedoorn / Stalkruid
Volgens Hagers Handbuch
Namen: Harnkrautwurzel, Haudornwurzel, Hauhechelwurzel, Hechelkrautwurzel, Ochsenbrechwurzel, Stachelkrautwurzel; Restharrow root; Racine de bugrane; Radice di ononide; Raiz de gatuña, raiz de restaboi.
Wirkungen: Erhöhung der Harnmenge. Die der Droge zugeschriebene diuretische Wirkung [26] ist bereits in älteren Arbeiten umstritten [36]–[40]. In den tierexp. Arbeiten wurden mit wäßrigen Drogenauszügen teils eine Erhöhung der Harnmenge, teils eine Verringerung, teils kein Effekt beobachtet. Eine Dosisabhängigkeit war nicht klar erkennbar. Lit. [36] kritisiert bereits methodische Fehler, speziell die geringe Zahl an Versuchstieren. Eine diuretische Wirkung wird dem ätherischen Öl zugeschrieben [17]. Nach Lit. [27] sind Flavonoide und Kaliumsalze für den diuretischen Effekt verantwortlich. Aus heutiger Sicht sind diese Arbeiten insgesamt nicht abschließend beurteilbar, da eine statistische Auswertung der Versuche fehlt, eine klare Bilanzierung der Elektrolytmenge nicht durchgeführt wurde und die Frage nephrotoxischer Effekte unzureichend geprüft ist. In einer orientierenden Untersuchung an Ratten erhöhte ein nicht näher spezifizierter Extrakt mit EtOH in einer Dosis entsprechend 2 g Droge/kg KG p. o. das Harnvolumen gegenüber Kochsalzlösung signifikant um 103 %
Zur Durchspülung bei entzündlichen Erkrankungen der ableitenden Harnwege. Als Durchspülung zur Vorbeugung und Behandlung von Nierengrieß [26].
Bei Rheumatismus und Gicht; [Valnet] Leberschwellung und Icterus; gegen Wasserstauungen, vor allem bei Wassersucht. Die Wirksamkeit bei den genannten Anwendungsgebieten ist nicht belegt.
Referenties
17.Hilp K (1976) Phytochemische und pharmakologische Untersuchungen der ätherischen Öle aus Wurzel und Kraut von Ononis spinosa L., Dissertation, Universität Marburg/Lahn
26. BAz Nr. 76 vom 23.04.1987 in der Fassung des BAz Nr. 50 vom 13.03.1990
27. Rebuelta M, San Roman L, G.-Serra Nillos M (1981) Plant Méd Phythothér XV, 2:99–108
36. Jaretzky R, Neuwald F (1939) Arch Exp Pathol Pharmacol 192:586–589
Stallen is een Middelnederlands en Oudduits woord voor het urineren van paarden en bij uitbreiding ook van mensen. Over Kruipend stalkruid schrijft Dodoens (1644): “De schorsse van dese wortel met Wijn vermenght ende ingenomen doet water lossen ende breeckt den steen [nier- en blaasstenen] ende doet ’t graveel [nier- en blaasgruis] rijsen [vrijkomen] ende gemackelijck uytkomen.” Deze waterafdrijvende eigenschap van de plant leidde tot de naam Stalkruid.
Kruipend duidt erop dat de plant zodevormend is met kruipende stengels, maar er zijn ook opstijgende, zonder doorns of met zijstengels die eindigen op een doorn. De naam Kattendoorn verwijst naar de op doorns uitlopende zijstengels die zo scherp zijn als de klauwen van een kat.
De Kattendoorn (Ononis repens subsp. spinosa, synoniem: Ononis spinosa) is een kleine struik, die behoort tot de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae) De ondersoort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als algemeen voorkomend maar sterk afgenomen. Het verspreidingsgebied is Midden- en Oost-Europa, Noord-Afrika en Azië. De geslachtsnaam Ononis is afgeleid van het Oudgriekse ????, onos, dat ezel betekent, omdat ezels van de struik eten ondanks de stekels. Andere Nederlandse namen zijn duivelsbedstro, ezelskruid, ossenbreker en schapendoorn.
De struik wordt 20-60 cm hoog en heeft een dikke penwortel. De takken hebben stevige doorns, die per twee bij elkaar zitten. De jonge takken zijn met twee rijen klierharen bezet, die per stengellid verspringen. De bladeren zijn drietallig handvormig samengesteld en hebben weinig klierharen.
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Ononis, is afgeleid van het Griekse woord onos dat als 'ezel' vertaald wordt en de betekenis heeft van 'nutteloos (als veevoeder)' en probeert dus te verklaren dat alleen ezels (en geiten) zich aan de struik durfden te wagen. Het tweede deel, spinosa, komt uit het Latijn waar spina 'doorn' betekent.
De Griekse wetenschapper Pedanius Dioscorides (40 – 60 nCr) schreef in zijn vijfdelig standaardwerk over plantaardige geneeskunde 'De Materia Medica', onder andere, ook over kattendoorn. Hij meende dat de wortel de urineproductie verhoogt, nierstenen en niergruis voorkomt en etterende zweren kan genezen. Bovendien zou het werkzaam zijn tegen blaasontstekingen, galstenen, geelzucht, reuma en jicht. Zijn ideeën zijn tot ver na de Middeleeuwen in zwang gebleven. De vraag is dus of men eeuwenlang heeft geloofd in de waandenkbeelden van een ouwe gekke Griek of dat die oude Griekse wetenschapper het mogelijk toch bij het rechte eind heeft gehad.
Kattendoorn bevat een aantal werkzame stoffen, zoals essentiële oliën, ononine, onodine, pterocarpan, spinonine en wat looistoffen.
Onderzoek heeft uitgewezen dat een extract van kattendoorn een behoorlijke werking bleek te hebben tegen de schimmels Aspergillus flavus, Fusarium moniliforme en Candida albicans. De onderzoekers moesten ook tot de conclusie komen dat de werking bijna net zo goed was als die van een antibioticum. En dat is goed nieuws omdat door te uitbundig voorschrijvende artsen en direnartsen steeds meer bactieriestammen resistent worden tegen verschillende soorten antibiotica en men ondertussen koortsachtig op zoek is naar vervangende middelen. Een ander onderzoek leek bewijzen op te leveren dat kattendoorn een effect heeft dat vergelijkbaar was met de pijnstillende werking van aspirine, terwijl het middel tegelijkertijd geen schadelijke effecten op de lever had.
De conclusie is dus gerechtvaardigd dat die oude Grieken in veel gevallen gelijk hadden met hun inzichten over de mogelijke werking van kattendoorn