Knautia arvensis / Beemdkroon

Knautia arvensis (Scabiosa arvensis)

Familie: Kamperfoeliefamilie, Caprifoliaceae

Geslacht: Knautia

Naamgeving: Knautia is genoemd naar Christian Knaut, een Duitse plantkundige, die leefde van 1656 tot 1716. Arvensis betekent in akkers groeiend.

Door hun fijne beharing geheel grijsgroen gekleurde kruiden met hoofdjes met lila tot lichtblauwe bloemen valt Beemdkroon, Knautia arvensis, op. De hoofdjes zijn afwijkend van die van de composieten, doordat de bodem vlak is en de afzonderlijke bloemen duidelijk herkenbare kelkjes hebben. De bladeren van Beemdkroon staan tegenover elkaar en onderaan de plant zijn ze diep ingesneden. Naar boven zijn de bladeren niet geveerd, maar lancetvormig.

H. Kleijn (1970), Planten en hun naam / Knáutia | Knaútia arvénsis: Knautia

Dit geslacht werd door de Ierse arts Thomas Coulter (ca. 1843), schrijver van een werk over de Kaardebolachtigen, waartoe ook het geslacht Knautia behoort, opgedragen aan Chr. Knaut (1654-1716). Deze botanist en arts te Halle was lijfarts van de hertog van Anhalt-Köthen. De naam arvensis slaat op de standplaats, onder meer akkers en bebouwde gronden. Arvensis: op akkers groeiend, want arvum is akker. Vroeger was deze plant opgenomen in het geslacht Scabiosa en later (zie boven) ondergebracht in een nieuw geslacht Knautia. De geslachtsnaam Scabiosa is afgeleid van het Latijnse woord scabies, dat schurft beduidt, omdat het kruid vroeger tegen dit euvel aangewend werd. We vinden dit terug in de namen Schurftkruid, Groot Schurftkruid, Akkerscabiosa, Gemene scabieuse, Grote scabieuse; hoogstwaarschijnlijk zijn deze namen niet meer in gebruik. L. Fuchs (1543) noemt de plant behalve Scabiose ook Crauwagiecruyt, hetgeen eveneens schurftkruid beduidt. Trouwens, in 1485 vindt men reeds de naam scabiosa in de Hortus sanitatis. Dit schijnt wel de oudste bron te zijn, want bij Albertus Magnus, Konrad von Megenberg of Hildegard von Bingen treffen we niets omtrent deze plant aan.

Een andere niet meer in omloop zijnde volksnaam is Aposteemkruid (Aposteemcruit en Apostuencruyt oudtijds), omdat de plant bij apostema, een etterend gezwel, gebruikt werd. In 1543 schreef men: ‘suyvert oft losset dickwijls heymelycke inwendighe sweeringhen oft apostumen.’ In de Duitse Herbarius van 1484 heet het kruid Pastemenkraut. De oorsprong van de naam is bij Plinius te vinden, die een etterend gezwel of zweer betitelde met apostatis. De Knautia werd verder nog gebruikt bij gebreken aan borst en longen, oude hoest enzovoort. Bij hoest werd aanbevolen een drankje te maken van gekonfijte bloemen.

De namen Honingbloem, in Kennemerland, en Honingkruid slaan op de overvloedige nectarafscheiding van de bloem. De naam Luizebloem in West-Brabant kreeg zij omdat de plant gebruikt werd ter bestrijding van deze lastige en ongewenste diertjes. Reeds Dodonaeus vermeldt dit en geeft de raad de plant in loog te koken en met dit aftreksel het hoofd te wassen.

De naam Wilde aster, genoteerd voor Noord-Limburg, kreeg de plant omdat men meende dat zij in bloeiende toestand veel, vooral wat de kleur betreft, op een aster geleek. Overeenkomstige namen treffen we in Duitsland en Engeland aan, te weten Bendaster (Weideaster) en Wild aster in Somerset. Bij de naam Soldatenknoopjes in het Sallandse heeft de vorm van het bloemhoofdje zeker een rol gespeeld. In het naburige Westfalen kreeg de plant de volksnaam Domherrënknöpfe of Domhärenkneipe. Een domheer was een hoge geestelijke, die lid was van het kapittel van een domkerk. Vroeger werd het blad ook gebruikt als een surrogaat voor thee.

Herbarius in Dyetsche; ‘Haesoren of Scabiosa is heet en droog in de tweede graad.

(3) Tegen schurft: ‘Neem sap van hazenoren, zwavel, goudschuim en olie van laurierbes, maak daar van een zalf’. Als je daar poeder van averone bij mengt is het goed tegen het uitvallen van het haar.

Als je het sap van hazenoren met het sap van alsem en met wat honing gemengd te drinken geeft (4) doodt het wormen. Tegen hetzelfde, meng de kruiden van het afkooksel met averone, honing en azijn en pleister het op de buik.

(2) Om de aambeien te stoppen kook je dit kruid van hazenoren in wijn.

Men zegt dat het nuttig is om zijn kracht naar voren te brengen en je zal de kracht van hazenoren zeer begeren, te weten het overschrijven van sommige verzen of regels in Latijn die de kracht van hazenoren besluiten. Wie de verzen bezit en of ze in Dietsche zijn en of dit nuttig is of niet kent de waarde van hazenoren niet want het reinigt de borst of de adem die vanwege oudheid verkouden of bedwongen zijn. Het verzacht de longen en zuivert de lever en de milt.

(5) Het breekt blaren als het gedronken en daarop gelegd wordt. Als je het aan de buitenkant op de pestachtige blaren, als antrax is, legt geneest het dit binnen drie uur. Daaruit heb ik geconstateerd dat hazenoren van grote kracht zijn want het helpt de borst die verladen is van slijm, vooral oude lieden die in de borst ontsteld zijn.

(5) Het sap daarvan dat met zoethout gemengd is verzacht de longen en geneest de pijn van de zijde. Water waar het en betonie in gekookt is met wat suiker gedronken ontbindt de blaren. Ook als je hazenoren met weegbree in rozenwater en azijn kookt en op de atracem (dat is een blaar die pestachtig is in de ergernis of oksels etc.) of op andere vurige blaren legt geneest het binnen enkele uren van zulke ontsteltenis.

(2) Een bad van water waar hazenoren en wolkruidbladeren in gekookt zijn en als je in dat water en op die kruiden zit is het goed tegen of de uitgang van de aars, van het einde en het stopt ook de aambeien. Pandecta’.

Herbarijs; ‘Scabiose is heet en droog in de 2de graad. (3) En men maakt er zalf van voor diegene die melaats zijn. En het  is beter groen dan droog. En voor diegene die schurftig zijn zal men deze zalf maken. Men zal het kruid stampen en het sap er uit doen en doe er dan azijn bij en olie van noten en laat het lang koken totdat het dik wordt, dit is goed tegen (3) jeuk en schurft. En die het kookt in wijn of in water, het helpt zeer de melaatsen’.

Belgisch Kruidboek; ‘De bladeren gestooten en op de gezwellen gelegd, doen die genezen; het is zeer dienstig om het (3) schurft, pestilentie gezwellen en klapooren op korten tyd te doen verdwynen en verteren’. 

Dodonaeus

‘Scabiosa is warm en droog heel diep in de tweede graad en komt zeer dicht bij de derde en bovendien ook fijn van delen of dun van stof. Ze verdeelt en doorsnijdt de taaie en dikke vochtigheden en maakt die dun en verteert die en brengt ze tot geschikte rijpheid.

Scabiosa zuivert de borst en longen en is zeer goed tegen de oude hoest en tegen de zwarigheid of kortheid van adem en ook tegen de pijn in de zijde en alle andere gebreken van de borst.

Dezelfde verwekt de plas ook en zuivert of lost dikwijls door de blaas ettelijke etterachtige vochtigheden, te weten als er enige verborgen of heimelijke inwendige zweren of apostumen ergens in het lichaam zijn.

Men zegt ook dat men de schurft genezen kan als men het water daar de Scabiosa in gekookt is geweest enige dagen achter elkaar te drinken geeft en als men het sap daarvan met sommige zalf mengt en de schurftige leden daarmee strijkt.

De nieuwe kruidbeschrijvers verzekeren dat Scabiosa gestampt en van buiten opgelegd of met spijs en drank ingenomen zeer goed is tegen de beten en steken van alle slangen en vergiftige dieren.

Het sap met spijs of drank ingenomen laat zweten en vooral als men daar wat teriakel bij laat en is zeer goed om de pest gezwellen of klaporen op korte tijd te laten verdwijnen en te verteren als men dat op tijd en in het begin van de ziekte daarop legt en van binnen gebruikt, maar dat moet men dikwijls overdoen en vernieuwen.

Voorts zo gelooft men ook dat ze zeer goed is om alle pestige en besmettelijke hete koortsen te genezen.

Al is het dat men de gewone Scabiosa meestal plag te gebruiken, nochtans door gebrek van die zal men de kleine zeer goed mogen nemen en naar de mening van meest alle kruidbeschrijvers van deze tijd schijnen alle soorten van Scabiosa van aard en krachten met de gewone voldoende overeen te komen. Maar om zeker te gaan zal men liever de drie eerste soorten van Dodonaeus beschreven gebruiken dan de andere vreemde die wat onbekender en minder gewoon zijn.

Voorts zo is de konserf van de bloemen van Scabiosa met suiker gemaakt en dagelijks ingenomen zeer goed om alle gebreken van de borst en van de longen te genezen.

De loog daar Scabiosa in gekookt of geweekt is doodt de meluwen van het haar als men het hoofd en het haar daarmee wast en met dezelfde loog worden alle zeren van het hoofd en vooral het kwaad wit zeer afgewassen en genezen.

De kleine Scabiosa, zo Lobel schrijft, wordt zeer gebruikt van de apothekers van Montpelliers vanwege het gebrek van de grote Scabiosa en niet alleen om de vuile waterigheid van het bloed uit te brengen en te zuiveren en de borst met loos te ontlasten van de fluimachtige vochtigheden en verzamelingen, maar ook om de kwade schurft en zeerheid en ook de vuile schilfers te beletten en te weerstaan. Ze geneest ook met azijn waar aardrook in gekookt heeft het wit zeer, het wild vuur, jeuk en mismaakte schurft van de huid.

Om de Scabiosa te gebruiken in tijden van pest, waarin ze zeer geprezen wordt, zal men liever de grote of gewone Scabiosa nemen dan enige andere, te weten drinken van dat sap het gewicht van drie of vier ons met twee scrupels mitridaat of Veneetse teriakel, want zo wordt de mens verwekt tot zweten en wordt zo vaak verlost van de dodelijke en pestachtige koortsen, hetzelfde zo gebruikt is zeer nuttig voor diegene die vergif in het lichaam met spijs of met drank ingenomen hebben.

In Duringerland en in de heel koude landen wordt dit kruid zeer geprezen om de wonden dicht te maken, want als men het sap daarvan warm in de wonden giet of drupt dan kan men de pijlen en diergelijke hakende dingen daaruit laten komen zonder smart of zweren.

In het land van Brandenburg wordt er op raad van sommige geleerde dokters veel een extract gebruikt die van de Scabiosa gemaakt is en zeer geprezen wordt in alle gebreken van de longen en vooral in diegene die etter spuwen en beginnen uit te teren.

Andere Hoogduitse alchimisten gebruiken Scabiosa in alle dingen daar het Centaurium goed toe is en kiezen voor de beste Scabiosa diegene die duizendguldekruid van bladeren het meest gelijkt zoals er in Hoogduitsland veel gevonden wordt en ook in Italië als we in het bijvoegsel van grote santorie een of twee soorten beschrijven.

Tegen de beten van de slangen wordt dit kruid zeer geprezen en sommige gebruiken het poeder van de wortel omdat elke dag te drinken de zwaarte van een drachme met wat geitenwei tegen alle schurft van het lichaam.

Men maakt een siroop van Scabiosa, te weten van het sap met suiker gemengd die in de apotheken zeer gebruikt plag te wezen en vooral in Frankrijk.

Het water wat gedistilleerd wordt in het laatste van de meimaand uit de bladeren en uit de wortels van Scabiosa, die wel klein gesneden zijn, zijn zeer goed in alle zweren en apostumen en tegen de kortheid op de borst, te weten als men daarvan omtrent drie ons drinkt ‘s morgens en ‘s avonds en is ook een zeer goede baat tegen de pest en tegen het vergif, tegen de hoest en tegen schurft.

Het wordt ook gebruikt in de gebreken van de ogen en anderen genezen de aambeien met hetzelfde en ontdoen daarmee alle kwade en harde zwellen op zeer korte tijd.

Is de Scabiosa het echte Phyteuma van de ouders, als Columna meent, dan mag ze hetzelfde dat Phyteuma doen kan en is een minnekruid als Dodonaeus elders verhaalt en Lobel geeft ze alle krachten van Peristereon of Columbaria van Dioscorides’.

Nat Prod Commun. 2011. Phenolic constituents of Knautia arvensis aerial parts. 

Moldoch J1, Szajwaj B, Masullo M, Pecio L, Oleszek W, Piacente S, Stochmal A.

A new C-6 flavone glycoside (6), together with seven known compounds, cryptochlorogenic acid (1), chlorogenic acid (2), 2-O-trans-caffeoylhydrocitric acid (3), isovitexin 7-beta-D-glucopyranoside (4), 7,4'-dihydroxy-5-methoxyflavone-6-C-beta-D-glucopyranoside (5), 3,5-O-dicaffeoylquinic acid (7) and 4,5-O-dicaffeoylquinic acid (8), were isolated from the aerial parts of Knautia arvensis. Their structures were elucidated by extensive spectroscopic methods including 1D- (1H, 13C and TOCSY) and 2D-NMR (DQF-COSY, HSQC, HMBC) experiments, as well as ESIMS analysis. Compounds 1, 3-5 and 8 are reported for the first time in Knautia arvensis.