Colchicum autumnale / Herfsttijloos

In de herfst verschijnen er soms in graslanden, vooral in vochtige weilanden, op Krokussen lijkende bloemen zonder bladeren. Hun kleur is lila. Het zijn de bloemen van Herfsttijloos, Colchicum autumnale.  In tegenstelling tot wat we meestal bij planten zien, verschijnen de bloemen van Herfsttijloos, terwijl er geen bladeren te zien zijn. Immers in de herfst ontwikkelt zich uit de ondergrondse knol een bloem, soms een paar bloemen, die zich boven de grond open vouwt en, met zijn zes roze-lila bloemdekbladen wel wat lijkt op een Krokus.  

Herfsttijloos kan pas na een aantal jaren dat het zaad gekiemd is bloemen vormen. Er moeten eerst een aantal keer in het voorjaar bladeren verschenen zijn waarmee via fotosynthese reserves worden opgebouwd die in de knol worden opgeslagen. In het derde jaar van zijn bestaan kan dan de eerste keer een bloem geproduceerd worden in het najaar. In het daaropvolgend voorjaar zie je dan op die plek de eerste keer een zaaddoos tevoorschijn komen in het voorjaar tussen de bladeren, die tot dat moment een paar jaar verschenen zijn, uiteraard zonder zaaddoos. Planten die net als Herfsttijloos bloeien terwijl er geen blad te zien is, worden ook wel 'naaktbloeiers' genoemd. Zo'n naaktbloeier is bijvoorbeeld ook Klein hoefblad.

Naam Herfsttijloos

De naam Herfsttijloos komt van tijd-loos. In de levenscyclus van de plant zie je geen, wat wij mensen een normaal verloop noemen, namelijk de plant kiemt, ontwikkelt zich en pas als de plant uitgegroeid is gaat die bloeien. Dat 'normale' patroon zie je niet bij Herfsttijloos. Immers de bladeren kun je in het voorjaar vinden samen zonder of met de doosvrucht met zaden. In de loop van de tweede helft van het voorjaar en de eerste helft van de zomer verwelken de bladeren en dan verschijnt ineens in de herfst de bloem terwijl je bovengronds niets meer vindt van stengel en bladeren. De plantensoort houdt zich dus niet aan het 'normale' tijdsverloop dat we van bijna alle plantensoorten kennen. Hij lijkt dus tijd-loos. Omdat de bloem in de herfst verschijnt is de naam van Herfsttijdloos geworden tot Herfsttijloos. 

Autumn crocus (Colchicum autumnale L.) is a medicinal plant as it contains high concentrations of colchicine. In this study, we reported that the ground powder of autumn crocus bulb is highly toxic to invasive Solenopsis invicta Buren, commonly referred to as red imported fire ants (RIFAs). Ants fed with sugar water containing 5000 mg/L of bulb powder showed 54.67% mortality in three days compared to 45.33% mortality when fed with sugar water containing 50 mg/L of colchicine. Additionally, the effects of short-term feeding with sugar water containing 1 mg/L of colchicine and 100 mg/L of autumn crocus bulb powder were evaluated for RIFAs' colony weight, food consumption, and aggressiveness, i.e., aggregation, grasping ability, and walking speed. After 15 days of feeding, the cumulative colony weight loss reached 44.63% and 58.73% due to the sublethal concentrations of colchicine and autumn crocus bulb powder, respectively. The consumption of sugar water and mealworm (Tenebrio molitor L.) was substantially reduced. The aggregation rates decreased 48.67% and 34.67%, grasping rates were reduced to 38.67% and 16.67%, and walking speed decreased 1.13 cm/s and 0.67 cm/s as a result of the feeding of the two sublethal concentrations of colchicine and autumn crocus bulb powder, respectively. Our results for the first time show that powder derived from autumn crocus bulbs could potentially be a botanical pesticide for controlling RIFAs, and application of such a product could be ecologically benign due to its rapid biodegradation in the environment.  Toxins (Basel). 2020 Nov 21;12(11):731. doi: 10.3390/toxins12110731.. Toxicity and Sublethal Effects of Autumn Crocus ( Colchicum autumnale) Bulb Powder on Red Imported Fire Ants ( Solenopsis invicta)

Gebruik in het verleden bij Dodoens en anderen

Medisch is deze giftige plant ook gebruikt geweest, het verschil tussen medicijn en vergif zit hem tenslotte in de concentratie. De giftige kolchikon werd door de ouden als een betrouwbaar middel tegen jicht gebruikt en zelfs tot in deze tijden heeft ze dit gebruik bewaard. Bij Dioscorides was de kolchikon een pestkruid, hiertoe hing men het in een zakje om de hals. 

Bij Hildegard von Bingen heette het Heylheubt en werd tegen luizen gebruikt. Het werd gebruikt bij jicht en reuma, maar er werd wel gewaarschuwd dat het gevaarlijk was bij inwendig gebruik. Ook was het een volksmedicijn waardoor er dan ook vergiftigingsgevallen optraden, jicht, reuma, waterzucht en plasziektes, ook tegen hoofdluizen. Daartoe wrijft men de bloemen op het hoofd, of neemt een afkooksel van de bol en bloemen. 

Onschadelijk is het gebruik als sympathiemiddel. Men geloofde namelijk in vele gebieden dat de bol omgehangen of in de tas gedragen werd vele schade kan afwenden als kinderblaren, hoofdpijn, rote Ruhr, tegen pest en aanstekende ziektes. Dat laatste is al oud, in Dresden zouden er in het jaar 1680 tijdens een pestepidemie vele mensen een bol aan de hals gedragen hebben. In Schwaben moest de Theklazwiebel op Thekladag (23 september) gegraven en dan als amulet gedragen worden, beschermd tegen hoofdpijn en duizeligheid. Als voorbode van de naderende winter beschermt ze in het volksgeloof voor beschadigingen die deze jaartijd of in die tijd bedreven beschadigingen als van spinnen met zich mee brengen, vandaar mogelijk het gebruik in Zuricher Oberlande de mensen met het sap van de net verschenen Liechtblumen de ogen bestrijken zodat ze bij het werk altijd monter zouden blijven. In hertogdom Gotha wreven vrouwen en meisjes ze tussen de handen zodat ze bij het spinnen niet gewond werden. Stuifmeel en stempel geven verder met vet gemengd een zalf tegen de van de koude open gesprongen handen. Een voortijdig opkomen van de planten gaf een voorteken van een strenge winter. In sommige streken werd ze met heksen in verband gebracht, waarschijnlijk door zijn giftige werking.

In de Walpurgisnacht dansen de heksen op kruidwegen, gaan over de velden en snijden van de bladen van de herfsttijloos de toppen en maken er een heksensalade van waarmee ze mensen en vee vergiftigen. De eerste herfsttijloos die men ziet zal men vertrappen zodat men in de winter niet te lang slaapt. Naar een lang verspreid bijgeloof beschut de knol tegen diarree als men het in de zak meedraagt.

Zo was het gebruik vroeger.  ‘Het gewone Colchicum van deze landen ingenomen is bijna zo schadelijk als hetgeen dat Dioscorides omtrent Colchos zegt te groeien want binnen het lijf genomen maakt het lichaam vol jeuk alsof het vernetelt was, wurgt en nijpt de keel, kwetst de inwendige leden zodat tenslotte bloedige kamergang volgt en alzo de mens doodt. Daarom als iemand het ingenomen heeft zal er veel melk op drinken of alle dingen innemen die men tegen het kwaad van kampernoelies gebruikt.  Niettemin wordt de wortel van dit Colchicum van buiten opgelegd als het gestoten is om alle onlijdelijke smarten en vooral van aambeien te genezen, pleistervormig met honig en gerstemeel opgelegd trekt het de doornen en alle stekels uit de huid en met honig en bonenmeel maakt het alle zwellen en hardigheden murw en is goed om de verstuikte en leden die uit het lid gegaan zijn te genezen, met azijn en zaad van netelen zuivert het de huid. Die wortel met Nitrum maakt de zwarte haren van de paarden heel wit.

Hermodactylus, zegt Mesue, maakt vet, vermeerdert het zaad en is goed voor oude vuile zweren want het neemt de vuiligheid weg en bijt het kwaad vlees af. Mesue, als je deze wortel rouw eet, doodt het, het verwurgt je net als de fungi (dat zijn paddenstoelen). Serapio in hetzelfde kapittel, niemand zal deze wortel voor ui eten, want het is zoet en van een aangename smaak en is iemand daarmee bedrogen geweest en deze wortel eet dan zal hij al die medicijnen nemen die hij nemen zou als hij paddenstoelen gegeten had.

Colchicine of Colchicum autumnale, A Traditional Anti-Inflammatory Medicine

Colchicine is a tropolane alkaloid, widely used for its anti-gout and anti-inflammatory activities (4-6). Colchicine by binding to the tubulins and interfering with their polymerization, results in disruption of mitosis. It also leads to the inhibition of leukocytes and migration of other inflammatory cells (7, 8). Besides, colchicine increases the cellular free tubulins to limit the mitochondrial metabolism in cancer cells by blocking voltage-dependent anion channels of the mitochondrial membrane (9). Other studies have also reported the antiproliferative and anticarcinogenic properties of colchicine in different cell lines and animal models. Additionally, recent studies in this area have shown that colchicine as an anticancer agent, has a high potential to induce apoptosis in cancer cells. This is evidenced by its growth inhibitory effect on certain types of tumor cell lines both in vitro and in vivo, such as gastric cells (10, 11), hepatocellular carcinoma (12), liver cells (13), and cholangiocarcinoma (14). Colchicine at high doses is extremely toxic, which limits its use in therapy on human cells (10). Apoptosis is a highly regulated process that begins by activation of various molecules in this pathway. Therefore, the activations of these molecules in the apoptosis pathway offer promising approaches towards cancer therapy. However, the exact cytotoxic mechanism of colchicine is still unknown due to the certain anti- and pro-apoptotic signaling pathways in different cell types. Since colchicine is extremely toxic at high doses (15), the amount of it that may be used on cells is limited, and thus it is a big challenge to determine the mechanism behind its apoptotic effects on breast cancer cells.

Colchicine is a historic treatment for gout that has been used for more than a millennium. It is the treatment of choice for Familial Mediterranean Fever and its associated complication, amyloidosis. The 2009 FDA approval of colchicine as a new drug had research consequences. Recent investigations utilizing large cohorts of gout patients who have been taking colchicine for years have demonstrated novel applications within oncology, immunology, cardiology and dermatology. Some emerging dermatologic uses include the treatment of epidermolysis bullosa acquisita, leukocytoclastic vasculitis, aphthous stomatitis and others.

References

5. Dasgeb B, Kornreich D, McGuinn K, Okon L, Brownell I, Sackett DL. Colchicine: an ancient drug with novel applications. Br J Dermatol. 2018;178(2):350–356. [PMC free article] [PubMed] [Google Scholar]

6. Toplan GG, Gurer C, Mat A. Importance of Colchicum species in modern therapy and its in Turkey. J Fac Pharm İst. 2016;46(2):129–144. [Google Scholar]

7. Kumar A, Sharm PR, Mondhe DM. Potential anticancer role of colchicine- based derivatives: an overview. Anticancer Drugs. 2017;28(3):250–262. [PubMed] [Google Scholar]

8. Forkosh E, Kenig A, Ilan Y. Introducing variability in targeting the microtubules: Review of current mechanisms and future directions in colchicine therapy. Pharmacol Res Perspect. 2020;8(4):e00616–e00616. [PMC free article] [PubMed] [Google Scholar]

9. Slobodnick A, Shah B, KrasnoKutsky S. Update on colchicine, 2017. Rheumatology (Oxford) 2018;57(Suppl 1):i4–i11. [PMC free article] [PubMed] [Google Scholar]

10. Lin ZY, Kuo CH, Wu DC, Chuang WL. Anticancer effects of clinically acceptable colchicine concentrations on human gastric cancer cell lines. Kaohsiung J Med Sci. 2016;32(2):68–73. [PubMed] [Google Scholar]

11. Zhang T, Chen W, Jiang X, Liu L, Wei K, Du H, et al. Anticancer effects and underlying mechanism of Colchicine on human gastric cancer cell lines in vitro and in vivo. Biosci Rep. 2019;39(1):BSR20181802–BSR20181802. [PMC free article] [PubMed] [Google Scholar]

12. Lin ZY, Yeh ML, Huang CI, Chen SC, Huang CF, Huang JF, et al. Potential of novel colchicine dosage schedule for the palliative treatment of advanced hepatocellular carcinoma. Kaohsiung J Med Sci. 2021;37(7):616–623. [PubMed] [Google Scholar]

13. Chen XM, Liu J, Wang T, Shang J. Colchicine-induced apoptosis in human normal liver L-02 cells by mitochondrial mediated pathways. Toxicol In Vitro. 2012;26(5):649–655. [PubMed] [Google Scholar]

14. Wu CC, Lin ZY, Kuoc CH, Chuang WJ. Clinically acceptable colchicine concentrations have potential for the palliative treatment of human cholangiocarcinoma. Kaohsiung J Med Sci. 2015;31(5):229–234. [PubMed] [Google Scholar]

15. Leung YY, Yao Hui LL, Kraus VB. Colchicine--Update on mechanisms of action and therapeutic uses. Semin Arthritis Rheum. 2015;45(3):341–350. [PMC free article] [PubMed] [Google Scholar]