Voedingsvezels

KLINISCHE TOEPASSING VAN VEZELVERRIJKTE VOEDING

Het gebruik van vezelverrijkte voeding lijkt zinvol in diverse klinische situaties.

– Een belangrijke indicatie is obstipatie, waarbij te zelden, te langdurig wordt geperst.5-6 Erg vervelende gevolgen van excessief persen zijn proctologische aandoeningen (hemorroïden, fissura ani) en alle andere aandoeningen die zo vaak op wat oudere leeftijd worden waargenomen, zoals descensus perinei, prolaps, incontinentie, etc. Het verbieden van persen is alleen zinvol wanneer gelijktijdig adviezen worden gegeven voor het opvoeren van vezelverrijking van de voeding totdat ontlasting wordt geproduceerd van een lage viscositeitsgraad, die zonder excessief trauma als gevolg van persen kan worden geloosd.7-9

– Niettegenstaande teleurstellende resultaten van diverse klinische studies blijft naar mijn mening vezelverrijkte voeding geïndiceerd bij de meeste patiënten met het syndroom van de prikkelbare darm, zeker wanneer er tevens obstipatie bestaat.10-13 Waarom veel van de studies bij dit syndroom geen statistisch significante verbeteringen opleveren tegenover placebo is wellicht te wijten enerzijds aan het grote placebo-effect en anderzijds aan het feit dat veel van deze studies niet over voldoende lange perioden met een voldoende hoge hoeveelheid voedingsvezels werden uitgevoerd.

– Een belangrijke indicatie voor vezelverrijking van de voeding is ongecompliceerde divertikelziekte van het colon, hoewel hieraan opnieuw geen uitgebreide bewijsvoering ten grondslag ligt. Vezelrijke voeding lijkt doeltreffend bij het verlichten van het pijnsyndroom en het verminderen van de colondysfunctie.14-16 Een der beste hypothesen voor het verklaren van divertikelziekte van het colon is nog steeds gebaseerd op excessieve verkramping, voornamelijk van het sigmoïd in aanwezigheid van een geringe, vaak erg viskeuze darminhoud. Door de excessieve lumen-oblitererende krampen van de darm zouden separate kamertjes ontstaan, waarin de druk zo hoog kan oplopen dat er uitstulpsels ontstaan van het slijmvlies op de wat zwakkere plaatsen in de darm, waar de bloedvaten de spierlagen penetreren. Consequent opvoeren van het vezelgehalte van de voeding resulteert in een belangrijke toename van de darminhoud en een verlaging van de viscositeit, waarbij de excessieve drukstijgingen in de door spasme gesepareerde darmsegmenten zich minder zouden voordoen. Een ander doel van consequent gevolgde vezelverrijkte voeding is het versnellen van de passagetijd door de dikke darm, ter voorkoming van stagnatie en afgietselvorming in de divertikels. Fecale stase en indikking in divertikels gepaard gaande met druknecrose van het slijmvlies worden beschouwd als belangrijke pathogenetische factoren die predisponeren tot diverticulitis. In hoeverre vezelverrijkte voeding werkelijk progressie van divertikelziekte afremt en diverticulitis voorkomt, is onvoldoende bekend. Uiteraard zouden dergelijke studies over zeer lange perioden dienen te worden uitgevoerd. Op basis van dierexperimentele gegevens en klinische ervaringen lijkt het naar mijn mening aangewezen patiënten met ongecompliceerde divertikelziekte vezelverrijkte voeding te adviseren.

– Wellicht is vezelrijke voeding ook zinvol bij cholesterolgalsteenziekte. Voedingsvezels kunnen door versnelling van de passagetijd en door fermentatie met vorming van korte-ketenvetzuren aanleiding geven tot licht aanzuren van de inhoud van het rechter deel van het colon. Deze licht verlaagde pH zou het enzym 7-alfa-dehydroxylase afremmen. Dit enzym katalyseert de omzetting van cholzuur in deoxycholzuur. Het gevolg daarvan is een verminderde vorming van deoxycholzuur in de darm en een verminderde opname en concentratie van deoxycholzuur in de gal. Parallel aan deze lagere concentratie in de gal volgt een expansie van de chenodeoxycholzuur-‘pool’. Door de tussenkomst in de enterohepatische kringloop van de galzouten en door beïnvloeding van de galsamenstelling veroorzaken voedingsvezels een vermindering van de cholesterolsaturatie in de gal. Daarnaast zou er een toename zijn van de uitscheiding van cholesterol als gevolg van binding aan de voedingsvezels in de darm.17-20

– Theoretisch zijn er ook aanwijzingen dat vezelverrijkte voeding belangrijk is bij hypercholesterolemie en atherosclerose. Tijdens behandeling met voedingsvezels volgt een daling van het serum cholesterolgehalte, voornamelijk het LDL-cholesterolgehalte en van het triglyceridengehalte in het serum terwijl het HDL-cholesterolgehalte stijgt. De HDL-cholesterolconcentratie is omgekeerd gerelateerd aan de kans op een myocardinfarct. Een dergelijk hypolipidemisch effect werd niet alleen gezien na gebruik van zemelen en Fiberform, maar ook na guargom of pectine.21-23 In een gerandomiseerd onderzoek werd aangetoond dat 10,5 g Fiberform een statistisch significante stijging te zien gaf van de HDLLDL-cholesterolratio naast een daling van de triglyceriden- en cholesterolconcentratie in de VLDL-fractie.23 Dit gunstige effect wordt vermoedelijk veroorzaakt door o.a. een versnelling van de intestinale passage met daaraan gekoppeld een vermindering van de intestinale absorptie van sterolen, vetzuren en glucose, misschien als gevolg van vorming van niet-resorbeerbare complexen in het darmlumen. De verhoogde excretie van sterolen in de faeces tijdens therapie met zemelen berust op het feit dat zemelen ongeveer 1,5 mg cholesterol en ongeveer 15 mg, zowel geconjugeerde als ongeconjugeerde, galzuren kunnen binden per gram.

– Voedingsvezels worden van groot belang geacht bij de behandeling van diabetes mellitus.24-25 Diverse diabetesorganisaties hebben voedingsvezelverrijking geadviseerd als standaardbehandeling. Voedingsvezels rijk aan cellulose, hemicellulose en gomstoffen zouden de postprandiale hyperglykemie verminderen en langzamer laten verlopen en daardoor bijdragen aan een verbeterd bloedsuikerevenwicht.

– Intrigerend is de mogelijke rol van voedingsvezel als bescherming tegen ontwikkeling van poliepen en kanker in de dikke darm.26 Er zijn diverse aanwijzingen dat gebieden met een hoge vezelconsumptie (en een lage vetconsumptie) gekenmerkt worden door een lage prevalentie van coloncarcinoom. Ook dierexperimenteel zijn er aanwijzingen dat voedingsvezel een beschermende werking heeft. Bij de algemene adviezen over een ‘prudent diet’ wordt aangeraden een vet- en eiwitbeperking te combineren met verhoging van het vezelgehalte.

– Tenslotte zijn er aanwijzingen dat vezelverrijking van de voeding een gunstige werking heeft bij de genezing en het voorkómen van peptische ulcera.27-28 Of dit verloopt via daling van de intragastrische pH, via remming van de pepsine-activiteit, of via binding van galzouten ingeval van duodenogastrische reflux, is onvoldoende bekend.

Uit:http://www.ntvg.nl/publicatie/de-rol-van-voedingsvezel-de-gastro-enterologie-39fact39-39fancy39/volledig/print

http://www.michielvandamme.be/BronnenAllerhande/Down012.pdf interessant overzicht vezels in de voeding