Erythroxylon coca / Cocaplant

Cocaplant is geen cocaïne

In 1961 bracht de Conventie inzake Verdovende Middelen van de Verenigde Naties het cocablad onder in dezelfde categorie als cocaïne, waardoor het foutieve idee gepromoot werd dat het cocablad een narcoticum is zoals het geïsoleerde alkaloïde cocaïne. De pasta of het concentraat dat uit het cocablad gehaald wordt, bekend als cocaïne, is een narcoticum. Maar de plant op zichzelf niet.

De cocaplant.

Erythroxylon Coca, is een struik inheems in de Andes van Peru en Bolivia op een hoogte van 1700 m, die in verschillende streken en in drie belangrijke variëteiten wordt gekweekt.

    • de varieteit olivianum BURCK, de « Huanuco »-soort genoemd, voorkomend en gekweekt in Bolivia, Brazilië en Argentinië;

    • de varieteit novagranatense, MORRIS, de « Truxilio »-soort genoemd, voorkomend in Peru en Columbia en gekweekt op Ceylon ;

    • de varieteit spruceanum, BURCK, « Spruceanum »-soort, genoemd naar den ontdekkingsreiziger SPRUCE die deze variëteit in 1854 aan de Rio-Negro ontdekte. Zij werd op Java gekweekt.

Dit is een beschrijving van de cocaplant zoals ze in de oude apothekersboeken werd vermeld. Het is een altijdgroene 3 m hoge struik met roodbruine, meer of minder geschubde twijgen. De enkelvoudige, gaafrandige, elliptische tot lancetvormige bladeren staan verspreid. In de oksels van de bovenste bladeren staan 2 of 3, tweeslachtige, witachtige bloemen met 5-bladige en groene kelk, 5 losse kroonbladeren waarop 2 kransen van 5 meeldraden ingeplant zijn De vrucht is een eenzadige, rode steenvrucht.


Cultuur van de cocaplant volgens de Farmacopee

Jonge plantjes, in kweekbedden verkregen uit zaad of stekken, werden op humusrijke grond, beschut tegen te sterk zonlicht, uitgeplant. Het klimaat moest betrekkelijk warm, gelijkmatig en vochtig zijn. In Zuid-Amerika werden de culturen gevonden op de westelijke hellingen van de bergen in Bolivia, Peru en Columbia. Na 1,5 jaar kon men al op een eerste opbrengst rekenen. Er werd twee tot viermaal per jaar blad geoogst, nl. in de droge jaargetijden. De bladeren werden, indien ze voor farmaceutische doeleinden bestemd zijn, onmiddellijk gedroogd, in balen verpakt en naar de uitvoerhavens getransporteerd. Voor de geneeskunde bestemde bladeren werden bij voorkeur van jonge takken geoogst, terwijl de bladeren, die de inheemse bevolking als kauwmiddel gebruikten, eerder van oudere twijgen werd geoogst.

Alkaloïden: cafeïne, nicotine, kinine en cocaïne

Vele planten bevatten kleine hoeveelheden van diverse chemische elementen die alkaloïden genoemd worden. Een bekende alkaloïde is cafeïne, je vindt het terug in meer dan vijftig soorten planten, gaande van koffie tot cacao, tot in de bloemen van sinaasappel- en citroenbomen. Overmatig gebruik van cafeïne kan leiden tot nervositeit, een verhoogde hartslag, slapeloosheid en andere ongewenste effecten. Maar is ook, zoals iedereen weet, een drank met een positief opwekkende werking en met een sociale functie.

Een ander bekend alkaloïde is nicotine, wat je terugvindt in de tabaksplant Nicotiana tabacum. Het roken ervan kan leiden tot verslaving, een hoge bloeddruk en kanker. Sommige andere alkaloïden, zoals kinine, hebben een belangrijke geneeskrachtige waarde. De schors uit de kinaboom, Cinchona succirubra, was en is nog steeds een efficiënt middel tegen malaria.

Cocablad geen narcoticum

Het cocablad bevat ook alkaloïden. Het element dat drugsbestrijders het meeste zorgen baart, is de cocaïne-alkaloïde, goed voor minder dan een tiende van een procent van een blad. Maar de bovenstaande voorbeelden geven aan dat het feit dat een plant, een blad of een bloem een kleine hoeveelheid alkaloïden bevat niet noodzakelijk betekent dat het een narcoticum is. Om ze om te vormen tot een narcoticum moeten alkaloïden geïsoleerd, geconcentreerd en in vele gevallen chemisch behandeld worden. Wat zo absurd is aan de conventie van 1961 is dat ze het cocablad in zijn natuurlijke, ongewijzigde vorm beschouwt als een narcoticum. De pasta of het concentraat dat uit het cocablad gehaald wordt, beter bekend als cocaïne, is inderdaad een narcoticum. Maar de plant op zichzelf niet. De cocaplant en het kauwen is een belangrijk symbool voor de geschiedenis en de identiteit van de inheemse Andesculturen. Het gebruik om op cocabladeren te kauwen bestaat al sinds 3000 voor Christus in het Andesgebied van Zuid-Amerika. Het onderdrukt het hongergevoel, levert energie tijdens de lange werkdagen en gaat ook hoogteziekte tegen. In tegenstelling tot nicotine of cafeïne brengt het de menselijke gezondheid geen schade toe, leidt het niet tot een gewijzigde bewustzijnstoestand, en is het mogelijk effectief in de strijd tegen zwaarlijvigheid, een groot probleem in vele moderne samenlevingen. Miljoenen mensen in Bolivië, Peru, Noord-Argentinië en Chili kauwen coca. Het cocablad heeft nog altijd een rituele, religieuze en culturele betekenis in de inheemse culturen. Het verbieden van deze gebruiken getuigt van een Westerse arrogantie en een analytisch denken, waarbij men geen onderscheid maakt tussen de werking van een geïsoleerde stof en de hele plant.

History of the Coca Plant

Erythroxylum coca, de cocaplant

De cocaplant behoort tot het geslacht Erythroxylum P. Browne van de tropische plantenfamilie Erythroxylaceae. De ethnobotanist Timothy Plowman (1944-1989) heeft deze plantenfamilie het meest uitgebreid onderzocht. Hij geeft aan dat het geslacht uit ongeveer 230 soorten bestaat, waarvan de meeste in de tropische regio’s van de Amerikaanse continenten voorkomen en er 187 inheems zijn in de tropen. Daarnaast komen ze voor in Afrika, Madagaskar, India, tropisch Azië en Oceanië. Plowman onderscheidde twee gecultiveerde soorten die bekend zijn als ‘coca’, namelijk Erythroxylum coca Lam. en E. novogranatense (D. Morris) Hieron, met vier ondersoorten: E. coca var. coca, E. coca var. ipadu Plowman, E. novogranatense var. novogranatense en E. novogranatense var. truxillense (Rusby) Plowman.

Hoewel deze soorten onderlinge verschillen vertonen in de samenstelling van de inhoudsstoffen, bevatten al deze gecultiveerde soorten cocaïne. Niet elke wilde soort bevat deze alkaloïde, maar toch worden buiten Latijns-Amerika de wilde soorten ook gebruikt in de traditionele geneeskunde [1,2]. De plant is waarschijnlijk ongeveer vierduizend jaar geleden in cultuur gebracht van Nicaragua tot aan Chili. Zij werd in de bergen op terrassen gekweekt (E. coca) of op vlakke grond (E. novogranatense) in Venezuela, Colombia, Ecuador, Peru, Bolivia en misschien het noorden van Chili [3]. Coca wordt beschouwd als de oudste gecultiveerde plant op het Zuid-Amerikaanse continent [4]. Archeologische vondsten van bijvoorbeeld keramiek, mummies en coca-parafernalia tonen aan dat coca een belangrijke plaats had in verschillende precolumbiaanse culturen. De oudste gevonden aanwijzingen daarvan dateren van circa 2500-1800 BC en zijn ontdekt in Huaca Prieta aan de noordkust van Peru [1,3,4,5]. Deze vondsten tonen tevens aan dat de manier waarop coca wordt gebruikt nagenoeg hetzelfde is gebleven.

Coca is nog steeds een populair geneesmiddel in Zuid-Amerika en het is in verschillende vormen verkrijgbaar. Er zijn ongeveer zeventig verschillende volksmiddelen gebaseerd op coca en zo’n 80% van de rurale bevolking van de Andes gebruikt coca tegen uiteenlopende aandoeningen en kwalen. Het wordt het meest gebruikt door te ‘kauwen’ en als mate de coca (cocathee), maar men maakt er ook cataplasma’s van of legt het blad op een pijnlijke plek, al dan niet voorgekauwd [6]. De in Europa meest bekende toepassingen zijn bij pijn, vermoeidheid, honger en kou, maar het wordt ook gebruikt bij maagpijn, darmkrampen, misselijkheid, indigestie, constipatie en diarree. Het zou regulerend werken op het spijsverteringssysteem. Het wordt gekauwd of in de mond gehouden tegen kiespijn en pijnlijke mondzweren. Tevens wordt het gebruikt bij botbreuken en voor het desinfecteren en genezen van wondjes [3,7].

FARMACOLOGIE EN TOXICOLOGIE

Er bestaat veel empirische kennis over de effecten van coca. Een groot deel van het onderzoek is echter gedaan naar het cocaïnegehalte in het blad en ook het merendeel van het onderzoek naar medische toepassingen is gedaan met deze geïsoleerde tropane alkaloïde. Hierdoor ontstaat een vertekend beeld van het effect van het cocablad. De effecten van coca zijn waarschijnlijk een samenspel van meerdere inhoudsstoffen, waarover veel nog niet duidelijk is [7]. Zowel het cocaïnegehalte als de andere inhoudsstoffen zijn verschillend per soort en per seizoen. E. novogranatense verschilt bijvoorbeeld fundamenteel van E. coca in zowel het gehalte aan alkaloïden als flavonoïden. Daarnaast bevat E. novogranatense methylsalicylaat, dat niet in E. coca voorkomt. E. novogranatense var. truxillense bevat het hoogste gehalte methylsalicylaat. E. coca var. coca en E. coca var. ipadu hebben beide hetzelfde flavonoïdenprofiel. E. novogranatense var. truxillense heeft met beide variëteiten van E. coca de 3-O-arabinosides van kaempferol en quercetin gemeen, die echter niet voorkomen in E. novogranatense var. novogranatense. Beide variëteiten van E. novogranatense bevatten de bijzondere flavonoïde 4’,7-di-O-methylquercetin-3-O-rutinoside, die weer niet voorkomt in E. coca [1,8].

Een cocablad bevat gemiddeld tussen de 0.1 en 0.9% cocaïne. Volgens een Boliviaans onderzoek lag na het kauwen van 30 g cocablad het cocaïnegehalte in het bloed rond de 98 ng [7]. De mond kan echter maar 8-10 g blad per keer bevatten. De bladeren blijven een tijd in de wangholte zitten, waardoor de extractie langzaam gaat en bovendien wordt tijdens dit proces niet alle cocaïne geëxtraheerd. Na verloop van tijd worden de bladeren uitgespuugd [4]. Daarnaast varieert de halfwaardetijd van cocaïne van een half tot anderhalf uur. In werkelijkheid zal de gemiddelde dosis opgenomen cocaïne door middel van kauwen dus lager liggen, aangezien de meeste mensen niet zoveel coca gebruiken en de gebruiker niet alles opneemt. Een lijntje cocaïne daarentegen bevat ongeveer 20-50 mg van het cocaïne-hydrochloride en een cocaïnegebruiker neemt doorgaans meer dan één dosis. De cocaïneconcentratie in het bloed bij het gebruik van gezuiverde cocaïne is bijna vijftig keer hoger dan bij het kauwen van het blad [7]. De toxische effecten van de andere alkaloïden in cocabladeren lijken aanzienlijk minder dan het effect van cocaïne. Een toxicologisch onderzoek op ratten liet bijvoorbeeld zien dat benzoyl-ecgonine en ecgonine-methylester (ecgonine is een tropaan-alkaloïde uit coca, red.) niet dezelfde toxische effecten vertoonden als cocaïne wanneer ze in dezelfde hoeveelheid werden toegediend. Bij een dosering die 30 tot 60 keer hoger lag, waren er lichte gedragsveranderingen waarneembaar. In deze studie bleek ook dat benzoylecgonine, in doses die 100 keer hoger waren dan die van cocaïne, nog steeds niet dodelijk was [7].

Traditionele gebruikers van coca krijgen dus maar heel weinig cocaïne binnen, in tegenstelling tot gebruikers van het zuivere isolaat. Bovendien is in landen waar coca wordt gebruikt de consumptie gereguleerd door cultuur en traditie. Zo zijn er sociale voorschriften voor het gebruik en dit blijft bij de individuele gebruiker gelijkmatig in hoeveelheid en frequentie [4]. Biondich en Joslin geven aan dat er in de literatuur geen bewijs is dat het gebruik van coca leidt tot verslaving of onthoudingsverschijnselen [7]. Dienstplichtigen in Peru die gewend waren om coca te kauwen, vertoonden geen ontwenningsverschijnselen toen ze het gebruik ervan moesten staken. Urbanisatie kan leiden tot verminderde toegang tot coca, maar ook bij deze migranten zijn geen onthoudingsverschijnselen geconstateerd [4,6].

COCA tegen HONGER

Volgens traditionele gebruikers onderdrukt coca het hongergevoel. Onderzoek laat zien dat cocagebruik effect heeft op de glucose-homeostase. Een laag bloedglucoseniveau veroorzaakt onder andere een gevoel van ‘trek’. Het kauwen van coca doet de glucosespiegel in het bloed stijgen, wat zou kunnen verklaren waarom gebruikers beweren dat coca het hongergevoel vermindert. [7]. Een bekend bezwaar tegen dit effect is dat het zou leiden tot ondervoeding. Het idee dat coca honger stilt, wat weer leidt tot verminderde voedselinname en daarmee tot ondervoeding, is een hardnekkige mythe gebleken. In de jaren 1930-1950 heeft Carlos Gutiérrez Noriega, een voorvechter van het verbod op het gebruik van het blad, een hypothese opgesteld die gebruikt is bij het uiteindelijke verbod op de plant. Hij beweerde dat het gebruik van coca leidt tot ondervoeding. Gutiérrez baseerde zijn claim op het eenzijdige dieet van de gebruikers, waarbij hij belangrijke factoren zoals armoede en beschikbaarheid van voedsel achterwege liet. Indien er een verband zou bestaan, zou het andersom meer plausibel zijn: armoede leidt tot verminderde voedselinname, honger en ondervoeding, wat leidt tot gebruik van coca om de honger te onderdrukken [9]. Hoewel coca het hongergevoel kan onderdrukken, houdt het gebruikers niet tegen om te eten wanneer dat mogelijk is [4,10] . In tegenstelling tot de hypothese van Gutiérrez kan coca mogelijk ruimschoots voldoen aan een dagelijks aanbevolen hoeveelheid van verschillende vitaminen en mineralen. Duke, Aulik en Plowman deden in 1975 onderzoek naar de nutritionele waarde van Erythroxylum coca Lam. in vergelijking met 50 andere Latijns-Amerikaanse groenten. Zij concludeerden dat 100 g coca een hoger gehalte aan calorieën heeft (305 vs. 279). Daarnaast bevat coca meer eiwitten (18,9 g vs 11,4 g), koolhydraten (46,2 g vs. 37,1 g), vezels (14,4 g vs. 3,2 g), calcium (1.540 mg vs. 99 mg), fosfor (911 mg vs. 270 mg), ijzer (45,8 mg vs. 3,6 mg), vitamine A (11.000 IU vs. 135 IU) en riboflavine (1,91 mg vs. 0,18 mg) [11].

HOOGTEZIEKTE

Het voorkomen van hoogteziekte is bij reizigers wellicht de meest bekende medicinale toepassing van coca. De ijle lucht op grote hoogte veroorzaakt onder andere hoofdpijn en duizeligheid. Bij aankomst in de Andes krijgt de toerist dan ook al snel cocathee aangeboden. Cocagebruikers geven aan dat ze minder last hebben van de koude en van hoofdpijn, duizeligheid en vermoeidheid die worden veroorzaakt door hypoxie (zuurstofgebrek). Er wordt dan ook vaak uitgegaan van een verband tussen hoogte en het gebruik van coca, want hoe hoger de bewoning, hoe vaker en hoe meer mensen coca kauwen [4,7,10]. Maar hoogte is niet de enige verklaring voor het gebruik van coca. Wanneer historische, archeologische, botanische en antropologische gegevens worden meegenomen, ontstaat een completer beeld. Bray en Dollery maakten inzichtelijk dat in de periode voor de komst van de Europeanen coca zowel in hoog- als in laagland werd gebruikt en dat het gebruik zich uitstrekte van Nicaragua tot Chili. De regio’s waar tegenwoordig de meeste coca wordt geconsumeerd, zijn de regio’s waar de traditionele Indiaanse cultuur het best bewaard is gebleven. Dit geldt echter voor zowel hoog- als laagland [12]. Hoogte is dus slechts één van redenen waarom mensen coca gebruiken. Een fysiologische reactie op leven of langer verblijf op grote hoogte is de aanmaak van meer rode bloedcellen, waardoor het lichaam toch van voldoende zuurstof kan worden voorzien. Indien er te veel erythrocyten zijn aangemaakt, spreekt men van (secundaire) polycytemie. Symptomen hiervan komen deels overeen met die van hoogteziekte, namelijk vermoeidheid en hoofdpijn. Het kauwen van coca verlicht deze symptomen.

UITHOUDINGSVERMOGEN

Traditionele gebruikers geven aan dat ze meer uithoudingsvermogen hebben en minder snel moe zijn als ze coca consumeren. Deze werking is in Europa bekend geworden door de Corsicaanse apotheker Angelo Mariani, die eind negentiende eeuw een wijn op basis van cocabladextract op de markt bracht, die hij als versterkend middel aanbeval. Mariani maakte verschillende cocaproducten, waaronder Vélo Coca: doping voor fietsers [20]. Meerdere onderzoekers hebben de stimulerende werking van coca onderzocht (Favier et al. 1996; idem 1997 en Spielvogel et al. 1996). Allen zagen slechts een toegenomen stabiliteit van de glucose-homeostase [21]. Casikar et al. kunnen duidelijkere conclusies trekken. De resultaten van hun pilot study suggereren dat door middel van kauwen de stoffen in het cocablad de glycolyse (afbraak van glucose) blokkeren door remming van het enzym pyruvaatkinase. Dit resulteert in accumulatie van glucose en pyruvaat. Aan de energiebehoefte bij inspanning wordt in dat geval voldaan door afbraak van vetten middels bèta-oxidatie van vetzuren. De onderzoekers geven aan dat het erop lijkt dat kauwen op cocabladeren een versterkend effect heeft op de energievoorziening bij langdurige (gelijk)matige lichaamsinspanning. Daarbij lijkt dus vooral de energievoorziening vanuit de vetreserves in het lichaam die nodig is bij langdurige inspanning gestimuleerd te worden. Deze experimentele bevindingen wijzen erop dat het kauwen van coca nuttig kan zijn bij fysieke inspanning en dat de effecten ervan over een langere periode merkbaar zijn. Casikar et al. suggereren ook dat het mogelijk is dat de positieve effecten van het kauwen van cocabladeren in verband staan met de flavonoïden in het blad en niet met de cocaïne. Zij stellen dat de hoeveelheid cocaïne die vrijkomt bij traditioneel gebruik, extreem klein is en achten het niet waarschijnlijk dat dit enig fysiologisch voordeel heeft [22]. Een bezwaar tegen dit kleine onderzoek is echter dat slechts vier van de tien proefpersonen twee keer bloed wilden laten afnemen. Het is tevens niet bekend met welke cocasoort het onderzoek is gedaan. Het eerder genoemde onderzoek van Rodríguez et al. toonde aan dat coca het lichaam van meer zuurstof kan voorzien door de aanmaak van meer erythrocyten, wat het uithoudingsvermogen ook ten goede zou kunnen komen. Misschien is hiermee, in combinatie met de uitkomsten van Casikar et al., een tipje van de sluier opgelicht.

REFERENTIES |

[1] Plowman, T. The Ethnobotany of Coca (Erythroxylum spp.,Erythroxylaceae). Advances in Economic Botany. 1984;1:62-111. [2] Plowman T. en Henshold N. Names, types, and distribution of neotropical species of Erythroxylum (Erythroxylaceae). Brittonia; 2004;56:1-53. [3] Villena Cabrera M. en Sauvain M. (ed). Usos de la hoja de coca y salud publica. Instituto Boliviano de Biología de Altura (IBBA), La Paz 1997. [4] Hurtado Gumucio, J. Cocaine the Legend. About Coca Leaves and Cocaine. La Paz: Hisbol, 1995. [5] Forsberg, Alan. The Wonders of the Coca Leaf. Transnational Institute: Amsterdam, 2011. [6] Stolberg VB. The Use of Coca: Prehistory, History, and Ethnography. Journal of Ethnicity in Substance Abuse. 2011;10:126–146. [7] Biondich AS en Joslin JD. Review Article Coca: The History and Medical Significance of an Ancient Andean Tradition. Emergency Medicine International. 2016. http://dx.doi.org/10.1155/2016/4048764. [8] Plowman T. The identification of coca (Erythroxylum species): 1860-1910. Botanical journal of the Linnean Society. 1982;84:329-353. [9] Burchard RE, Bolton R, Heath DB, Hill MH, Hopp M, Leonard WR, Pollock NJ, Strickland SS, Weil J en Wilson CS. Coca Chewing and Diet [and Comments]. Current Anthropology. 1992;33,1:1-24. [10] Torchetti T. Coca Chewing and High Altitude Adaptation. Totem. 1994;1,1,16. [11] Duke JA, Aulik D. en Plowman T. Nutritional Value of Coca. Botanical Museum leaflets Harvard University. 1975;24,6:113-119. [12] Bray W. en Dollery C. Coca Chewing ad High-Altitude Stress: A Spurious Correlation. Current Antropology. 1983;24,3:269-282. [13] Fuchs A, Burchard RE, Curtain CC, De Azeredo PR, Frisancho AR, Gagliano JA, Katz SH, Little MA, Mazess RB, Picón-Reátegui E, Sever LE, Tyagi D. en Shear Wood C. Coca Chewing and High-Altitude Stress: Possible Effects of Coca Alkaloids on Erythropoiesis [and Comments and Reply]. Current Anthropology. 1978;19,2:277-291. [14] Frisancho, RA. Commentaar op Fuchs et al. Coca Chewing and High-Altitude Stress: Possible Effects of Coca Alkaloids on Erythropoiesis [and Comments and Reply]. Current Anthropology 1978;19,2:277-291. [15] Shear Wood, C. Commentaar op Fuchs et al. Coca Chewing and High-Altitude Stress: Possible Effects of Coca Alkaloids on Erythropoiesis [and Comments and Reply]. Current Anthropology. 1978;19,2: 277-291. [16] Garruto RM. en Dutt J. S. Lack of prominent compensatory polycythemia in traditional native andeans living at 4,200 meters. Am. J. Phys. Anthropol. 1983;61: 355–366. doi: 10.1002/ajpa.1330610310. [17] Rodríguez A, Guillon L, Chavez de M. Usos de la hoja de coca y hematología. In: Villena Cabrera M. en Sauvain M. (ed). Usos de la hoja de coca y salud publica. Instituto Boliviano de Biología de Altura (IBBA), La Paz 1997: 78-82. [18] Hanna JM. Responses of Quechua Indians to coca ingestion during cold exposure. American Journal of Physical Anthropology. 1971;34,2: 273–277. [19] Little, M. Effects of alcohol and coca on foot temperature responses of highland Peruvians during a localized cold exposure. Am. J. Phys. Anthrop. 1970;2,32:233-242.[20]Algera M. Mens en medicijn. Geschiedenis van het geneesmiddel. Amsterdam: Meulenhoff, 2000: 401. [21] Biondich AS en Joslin JD. Coca: High Altitude Remedy of the Ancient Incas. Wilderness & Environmental Medicine. 2015;26:567–571. [22] Casikar V, Mujica E, Mongelli M, Aliaga J, Lopez N, Smith C. en Bartholomew F. Does Chewing Coca Leaves Influence Physiology at High Altitude? Indian Journal for Clinical Biochemistry. 2010;25,3:311–314. 291.

Uitreksel uit artikel van Drs. Maaike van Kregten. Zij is columnist, docent, therapeut en lid van de redactie van Nederlands Tijdschrift Fytotherapie.