Planten en hun naam

Planten en hun naam. H. Kleyn

Botanisch lexicon voor de Lage Landen. Meulenhof 1970. ISBN 90 290 4467 5

In ons land is over volkse plantennamen vrij weinig geschreven. Nochtans gaat er van de regionale benamingen van planten een bijna mysterieuze en intrigerende werking uit. Vele plantennamen en hun afleidingen zijn op het oog niet zo vanzelfsprekend of ‘zomaar’ te verklaren, ze vereisen dan ook een nadere studie.

Het boek ’Planten en hun naam’ van Kleyn dateert al van 1970, maar is ondanks zijn respectabele leeftijd nog altijd het standaardwerk op gebied van volksbotanie. Behalve de volksnamen worden ook de wetenschappelijke geslachts- en soortnaam behandel. En wat voor mij als herborist interessant is, zijn de vele verhalen, legenden en het volkse gebruik in de geneeskunde die door Kleyn in verband gebracht worden met de plantennaamgeving.

Kleyn heeft in de loop van vele jaren een uitvoerige documentatie van de plantenetymologie opgebouwd. De neerslag daarvan vind je in ‘ Planten en hun naam’.

Kleyn zelf zegt in zijn inleiding: De opzet van dit handboek is aan de hand van de flora, van de bij ons in het wild voorkomende kruidachtige gewassen de volksnamen te verklaren. Dit sluit in dat er geen bomen, heesters, grassen, enz. opgenomen zijn. En dat is voor ons ook nu nog spijtig. Volledig is dit boek dus niet, al kan zo’n boek ook nooit volledig zijn. Maar wat hij bij elke plant afzonderlijk aan informatie geeft, is zeer uitgebreid, genuanceerd en zeer boeiend geschreven.

Een voorbeeld: Alliaria / Look-zonder-look

De naam Alliaria is afkomstig van het Latijnse ‘Allium’: look of knoflook, vanwege de knoflookachtige geur die de plant afgeeft wanneer men de bladeren stuk wrijft. De naam Look-zonder-look is zeer goed gekozen, want de geur is inderdaad lookachtig, maar de habitus lijkt in niets op een ui.

Hij verwijst ook regelmatig naar de oude kruidenliteratuur van Dodonaeus bijvoorbeeld, wat het verhaal des te boeiender en ook historisch interessant maakt. Dit cruyt wordt nu ter tijt in Latijn gheheeten Alliaria/ van sommighen oock Scordotis/ maer en es die oprechte Scordotis niet/ want die wordt oock Scordium ghenaempt/ daer af hier voor ghescreven es/ Pandectarius heet dit cruyt/ Pes asininus. In Hoochduytsch wordt ghenaempt Knoblochkraut/ Leuchel/ oder Saszkraut. In Neerduytsch Loock sonder loock. In Franchois Alliayre.

Ook oude medicinale toepassingen met bijbehorende namen komen ter sprake. Vroeger was het ook bekend als middel om zweren te doen doorbreken, en in de apotheek als Herba Alliariae vermeld. Verder werd het gebruikt als urine- en zweetdrijvend middel. Om ingewadsworme te lijf te gaan stond het kruid eveneens in aanzien.

Het vermelden en verklaren van streekgebonden namen, zorgt ook voor een soort inventarisatie van namen, die we nu niet meer gebruiken. In Salland, aldus Kleyn, komt de naem van Witte kiek voor, hetgeen wil zeggen een onkruid met witte bloemen: Kiek, keek of kijk zijn namen die op verscheidene plaatsen in ons land aan verschillende onkruiden gegeven worden.

Nu in 2009 zijn er al veel van de volkse namen verdwenen. Gelukkig hebben we nog het boek van Kleyn om ons aan die namen en aan die gebruiken te herinneren. Mogelijk komt er, door de vernieuwde belangstelling voor de kruidengeneeskunde, ook weer wat nieuw leven in de wereld van de plantennamen. En kunnen we binnenkort spreken over Legoplant (al in gebruik), laptopkruid en asfaltwortel.

Andere etymologische literatuur. Natuurlijk is het boek van Kleyn niet het enige interessante boek over etymologie.

    • Backer C.A. Verklarend woordenboek van wetenschappelijke plantennamen.

    • Van vergeet-me-nietje tot gebroken hartje, over herkomst van bloem- en plantnamen in de Nederlandse taal H.Brok pp 144 pb BZZTOH, Den Haag, 1993

    • Woordenboek der Nederlandse volksnamen van planten H.Heukels hc oorspr 1907 facs pp 332 hc KNNV Utrecht, 1987

    • Voorloopige lijst van Nederlandsche volksnamen M.Greshoff e.a. "niet in den handel" NNV Amsterdam, 1904

    • De volksnamen van onze planten H.Uittien pp 90 hc W.J.Thieme & Cie Zutphen, 1946

Copyright Maurice Godefridi