Thalictrum aquilegifolium / Akeleiruit

The genus Thalictrum L. (Ranunculaceae Juss.), commonly known as "meadow-rue", is represented by ca. 150 to 200 species worldwide (Tamura, 1993; Singh et al., 2016a, 2016b, 2018). Mostly, it is found in the temperate zones but a few taxa also occur at lower altitudes (Hickey and King, 1988; Fu and Zhu, 2001; Tamura, 1995; Chen et al., 2003). There are about 43 species of Thalictrum that have been used because of their special and proven therapeutic effects (Chen et al., 2003). The plant finds mention in various systems of medicine and is used in stomachic, as tonic, aperient, and treatment of snake bite, jaundice, rheumatism, dysentery, curing enteritis, gingivitis, curing tuberculosis, fungal infection and pneumonia, lung inflammation, healing wound, etc. (Zerrin Erdemgil et al., 2004; Xu et al., 2019; Badamjav et al., 2020). Several alkaloids of the genus have been reported as antitumor, antimicrobial, antitussive and hypotensive (Schiff and Doskotch, 1970). The plant is in use since long by the people of different countries for medicinal purposes like gastrointestinal, gynecological illnesses, various neoplasms, and tuberculosis, antibacterial, anti-inflammatory, anticancer, diuretic, and blood pressure reducing bioactivities (Telyat'ev, 1985; Shreter, 1975; Fedorov, 1984). 

Ethnobotanically, Thalictrum is used in the treatment of various ailments, viz. jaundice, rheumatism, stomachache, wounds, swellings, uterine tumors, paralysis, joints pain, nervous disorders, toothache, diarrhea, piles, fever, peptic ulcer, ophthalmic, headache, tonic, diuretic, dyspepsia, convalescence, snake bite, etc. (Kayser et al., 2003; Kaur et al., 2009; Fournet et al., 1988; Maria del Rayo et al., 2002; Mishra et al., 2009; Negi, 2010; Singh et al., 2014). The plant is bitter, pungent and a mild purgative. Different species are used as traditional drugs in Japan in treating stomach diseases. In Mexico, the roots of T. dioicum L. are used as a diuretic (Dominguez et al., 1981). The extract of T. minus has been utilized for the treatment of fungal infection and lung inflammation in Mongolia and removing bedsores in Iran (Taherpour and Maroofi, 2008). T. rhyncocarpum Dill. et Rich. is used for wound healing and curing breast cancer and T. simplex L. against viral influenza (Mayeku et al., 2013) in Africa. For the treatment of enteritis and dysentery, Thalictrum roots were used as a substitute of Rhizoma coptidis (Wu and Zhou, 1998). 

The study on different species such as T. simplex, T. foliolosum, T. minus, T. dioicum, T. foetdium, T. cirrhosum H. Léveillé etc.reveal that they exhibit various biological activities. Other species also contain almost same chemical constituents that are reported earlier for particular ailments. The studies on the genus Thalictrum at present are in the form of scattered literature. A comprehensive review is needed to fill the gap in the research field and to know the utility of this genus. Chemical constituents, uses and ethnopharmacological activities of the species need to be explored by conducting in-depth studies. Here, we provide a comprehensive review on its botany, taxonomy, uses, phytochemistry and ethnopharmacological activities and indicate opportunities for further research in various fields.

Akeleiruit (Thalictrum aquilegifolium) is een plant, die tot de ranonkelfamilie (Ranunculaceae) behoort. De soort komt oorspronkelijk uit Midden- en Oost-Europa. In zowel bossen als hooggebergten. In de Alpen groeit hij tot op 2000 meter hoogte. In Nederland is de plant vanuit siertuinen verwilderd. Er zijn 180 soorten vd Ruit bekend

De plant wordt 60-120 cm hoog afhankelijk van de standplaats en heeft twee- tot drievoudige, drietallige bladeren. Aan de vertakkingen van de bladsteel zitten rondachtige, vliezige oortjes. De bladeren lijken op die van de wilde akelei (Aquilegia vulgaris). Akeleiruit heeft een korte wortelstok en bloeit in Nederland in mei en juni met lila of soms witte bloemen. De kogelvormige bloeiwijze bestaat uit talrijke, opvallend gekleurde, naar boven verdikte meeldraden, die de functie van de afwezige kroonbladeren overgenomen hebben. De plant heeft voor de bezoekende insecten veel stuifmeel in plaats van nectar. Dit is één van de weinige plantensoorten in Europa waarbij deze visuele aantrekkelijkheid specifiek voor insecten vormgegeven is door de meeldraden. De insecten krijgen enkel stuifmeel.

Naam:

Het blad lijkt erg op dat van Akelei Aquilegia. Dit zit ook in de naam verwerkt. De Nederlandse, maar ook de Latijnse naam. Aquilegifolium betekent namelijk: met blad als Akelei. Akeleiruit groeit ook snel. (Overigens geldt dit voor alle Ruiten.) “Snel” is zelfs zijn tweede naam. Het woord Ictar betekent: snel. Thallein betekent: groen worden.

De naam is naar het akeleiachtige blad, akeleiruit, (akelei in Engels columbine) in het Engels heet het dan ook de feathered of tufted columbine, French of greater meadow rue of Spanish tuft, Duitse Echte Wiesenraute, Amstelkraut, Amstelraute, Sonnenwirbel, grosser Wiederthon, Akeleiblättrige Wiesenraute, Akelei-Wiesenraute, Frans pigamon à feuilles d’ancolie.

Gebruik:

De bladeren van de Akeleiruit bevatten een gele kleurstof, die vroeger gebruikt werd voor het verven van wol. Voornamelijk door kleermakers die de kleur geel nodig hadden voor vooral wol en stoffen. Akeleiruit valt daarom in de categorie verfplanten. Akeleiruit is in zijn geheel vrij giftig.

De wortel bevat een scherp en geel sap, werd vroeger tegen wisselkoorts gebruikt, soms werd het door 'landslieden' als afvoerend middel gebruikt in plaats van rabarber.

Gebruik van Thalictrum flavum / Poelruit vlgs Dodonaeus

De lange, kruipende en vertakte rhizoom werd gebruikt als gele (flavum) verf. Een bad met de wortel en honig, zou volgens Plinius, zweren genezen. Als geneesmiddel werd het gebruikt tegen de geelzucht. Net als andere leden van dit geslacht trekt het blaren op de huid. Het was een vervanger voor Coptis, gold thread.

Zo was het gebruik vroeger. ‘Voor wonden en kwetsingen: Neem het sap van de bladeren en druppel het in de wonden, leg de gekneusde bladeren daarop. Dioscorides.

Om de stoelgang te verwekken: Neem de bladeren van dit kruid en vermeng ze onder andere moeskruiden, laat het als het met elkaar gekookt is gebruiken. Anderen nemen het afkooksel van de wortel dat met water klaar gemaakt is en vinden dat dit krachtiger is. Dodonaeus.

Men zegt dat dit kruid geheel, dat is met bloemen, bladeren en wortels, in de slaapkamers gehangen of aan de wiegen gestreken de jonge kinderen van alle kwaad en ongeval of toverij bewaren en bevrijden kan en dat de reuk nut is in de vallende ziekte’.