Tagetes / Afrikaantjes

Tagetes tegen wortelaaltjes

Tagetes is afkomstig uit tropisch en subtropisch Amerika; het verspreidingsgebied strekt zich uit van Arizona (USA) tot het noorden van Argentinië. Momenteel zijn de landen in Oost Afrika belangrijk voor de productie van Tagetes zaad. Afrikaantjes worden uitsluitend ingezet voor de bestrijding van wortellesieaaltjes. Bij afrikaantjes zijn er vele soorten te onderscheiden. De praktijk staan drie soorten afrikaantjes ter beschikking: Tagetes patula, Tagetes erecta en Tagetes minuta,.

Deze soorten verschillen in hun snelheid van beginontwikkeling, gewaslengte, droge stofproductie en aaltjesbestrijding. Sinds de beperkingen die er zijn opgelegd aan grondontsmetting is er een toenemende belangstelling voor de teelt van afrikaantjes vanwege de laatst genoemde eigenschap. Afrikaantjes bestrijden echter alleen wortellesieaaltjes (Pratylenchussoorten). Van de verschillende Tagetes-soorten geeft T. patula de beste aaltjesbestrijding; T. minuta heeft geen actieve werking tegen wortellesieaaltjes en is alleen geschikt voor organische stof productie.

Bij voldoende vocht kiemt het zaad van Tagetes erg snel en staan de plantjes in enkele dagen boven de grond. Daarna ontwikkelt het gewas zich echter veelal traag. Deze betrekkelijk lange kiemplantfase maakt dat het gewas circa vier weken open is en de grond in de beginfase onvoldoende beschermd is tegen stuiven en ongewenste onkruidgroei. Als stuifbestrijder is Tagetes dan ook ongeschikt. Pas na zes tot acht weken is de grond volledig bedekt. Dit probleem speelt vooral bij een vroege zaai; bij latere zaai (juni/juli) groeit het gewas veelal goed verder. De bloei begint ongeveer acht weken na opkomst. De bloemen variëren in kleur van geel tot oranje. De bovengrondse groei verschilt sterk per soort en variëteit. T. minuta kan een hoogte van wel 1,5-2m bereiken. Deze soort komt onder Nederlandse omstandigheden niet tot bloei. T. erecta groeit tot een hoogte van circa 90 cm, terwijl T. patula niet verder komt dan circa 60 cm. Beide laatstgenoemde soorten komen wel tot bloei.

Afrikaantjes kunnen op alle grondsoorten worden verbouwd, maar op zware grond hebben afrikaantjes weinig zin. De teelt van dit gewas heeft meestal de bestrijding van het aaltje Pratylenchus penetrans tot doel en dit is een ziekte van de lichte gronden. Op zware grond is het bovendien moeilijker om een voldoende fijn zaaibed te krijgen en ondiep te zaaien.

Aaltjes

Afrikaantjes zijn in staat slechts een specifieke groep van aaltjes uit te schakelen, namelijk wortellesieaaltjes. Cysteaaltjes, wortelknobbelaaltjes, Trichodoriden en stengelaaltjes worden niet gedood. Wortellesieaaltjes zijn een probleem in de: akkerbouw, groenteteelt, boomteelt, bloembollenteelt, vasteplantenteelt en fruitteelt. Vooral op lichte zavel en zandgronden kunnen wortellesieaaltjes (Pratylenchus spp.) direct of indirect (in combinatie met schimmels) schade veroorzaken aan een breed scala gewassen. Alhoewel ook sommige andere gewassen een aaltjes onderdrukkend effect kunnen hebben is het afrikaantje een toepasbaar gewas dat bij besmette grond in de vruchtwisseling of als tussengewas kan worden opgenomen. Van alle typen afrikaantjes bestrijdt het lage tuinafrikaantje Tagetes patula de Pratylenchus aaltjes het beste; ondanks zijn imposante groeiwijze doen de Tagetes minuta cultivars “Nemanon” en “Polynema” tegen aaltjes niet meer dan zwarte braak. Onderzoek heeft aangetoond dat na een geslaagde Tagetes patula teelt Pratylenchus penetrans een aantal jaren wordt onderdrukt.

Om tot een effectieve aaltjesbestrijding te komen dient de teelt van Tagetes 3-5 maanden te duren, het liefst in de zomermaanden. In deze periode kunnen afrikaantjes een fors wortelstelsel ontwikkelen en de populatie van het Pratylenchus-aaltje doen afnemen. De aaltjesdodende werking van het afrikaantje berust op het feit dat binnenin de wortels van de plant na het binnendringen van de aaltjes, onder invloed van thiofenen, zuurstofradicalen worden gevormd welke dodelijk zijn voor aaltjes. Vanuit de boomkwekerij wordt gemeld dat het bestrijdend effect op Pratylenchus vulnus soms lijkt tegen te vallen. Aaltjes buiten de wortels en aan de buitenkant van de wortel worden niet gedood. Ectoparasitaire aaltjes zoals Paratrichodorus teres, Rotylenchus spp. en Paratylenchus spp. worden daarom niet door afrikaantjes gedood en kunnen zich zelfs uitstekend op afrikaantjes vermeerderen. Bij aanwezigheid van trichodoride-aaltjes is de teelt van afrikaantjes daarom niet aan te raden. De grond een jaar braak laten liggen werkt goed tegen wortelknobbelaaltjes maar bestrijdt het Pratylenchus-aaltje minder goed dan een teelt van afrikaantjes. Bij de bestrijding van aaltjes moet dus eerst goed bekend zijn welke soorten aaltjes in het spel zijn voordat afrikaantjes worden ingezet. Voor gewassen als aardappel en vele bolgewassen (met uitzondering van lelie) is het dan ook wenselijk afrikaantjes op een doordachte plek in de vruchtwisseling op te nemen.

http://library.wur.nl/artik/kennisakker/1838591.pdf

http://biodatabank.be.dotnet35.hostbasket.com/documenten/Voeder_groenbemesting_grassen/Grasklaver/BioInfo_Klavers_001_NL2003.pdf#page=142