Bier van sparrenscheuten

SPARRENBIER

    • 50 jonge spartwijgjes ( minstens 10 cm . lang)

    • 400 gram rietsuiker

    • 120 gram stroop ( liefst donkere, maar lichte mag ook)

    • 5 liter water

    • biergist

Pluk de sparrentwijgjes van half mei tot begin juni als ze onggeveer 10 cm. lang zijn. Kook ze een kwart uur in het water. Zeef het water als het nog warm is en los er de stroop en de suiker in op. Doe het in een grote ruime pot of fles. Voeg als het lauwe is de gistcultuur er door. Laat het 6 dagen op kamertemperatuur ( vooral niet in de zon of in de tocht zetten) fermenteren. Doe een prop watten in de halsopening van de fles of pot of span er een stukje stof over. Pas op dat het bier de pot of fles uit schuimt, dus kies er voor echt om echt een royale fles of pot te gebruiken.

Filter de vloeistof na de zes dagen en laat het verder nog vier dagen met een waterslot verder fermenteren. Decanteer het weer en bottel het in flesjes. Na een week nu koel weggezet is het bier te drinken.

In Duitsland maakt men sparrenbier met alleen donkere stroop. Bij sparrenbier wordt vaak gember, nootmuskaat en kardemom bijgevoegd. In Rusland zelfs mierikswortel. SPARRENBIER heeft een eigen behoorlijk uitgesproken smaak.

Over spar en den. De spar (Abies / Picea) is van de den (Pinus) te onderscheiden doordat de naalden bij de spar afzonderlijk en bij de den bij elkaar staan. Ook heeft de spar platte, driehoekige of vierhoekige naalden en de den ronde. Bij de fijnspar staan de naalden rondom de twijg. Bij zilversparren (Abies) en bij de douglasspar (Pseudotsuga menziesii), staan ze in hetzelfde vlak in twee rijen aan weerskanten van de twijg. In tegenstelling tot zilversparren (Abies) komen bij sparren (Picea) een deel van de bast mee als een naald wordt uitgetrokken. Er zit bij sparren dus altijd een vlaggetje aan de losgetrokken naald.