Clematis vitalba / Bosrank

De bosrank is een houtige klimplant die voorkomt in bossen en kreupelhout op kalkhoudende gronden. De stengel kan tot 6 cm dik worden. De hoogte bedraagt tot 30 m. De liaan uit onze natuur.

Het blad is bleekgroen en enkel geveerd. Er zijn drie tot negen gesteelde blaadjes, die hartvormig of eirond zijn. De rand kan gaaf of gekarteld zijn. De plant bloeit in eindstandige en okselstandige pluimen van juni tot augustus. De bloemen hebben een doorsnede van 2 cm en verspreiden een onaangename geur. De aan weerszijden viltige bloemdekbladen zijn groen aan de buiten- en wit aan de binnenkant.

De bosrank draagt lang behaarde dopvruchtjes met een tot 4 cm lang pluimpje (snavel).

Het sap is giftig door protoanemonine.

(Dodonaeus) (a) ‘Zowel hier te lande als in Hoogduitsland wordt dit gewas tegenwoordig Lijnen en Linen genoemd, in Frankrijk als Ruellius betuigt viorne, hoewel dat het nochtans verschilt van dat heesterachtig gewas wat dezelfde Fransen ook viorne noemen en in het Latijn eigenlijk Viburnum heet’.

Een andere naam voor de bosrank is lierelei en deze naam heeft iets zingend in zich. Juist door deze plant is het dan ook gekomen dat de nachtegaal 's nachts zingt. Die had vroeger eens geslapen in een boom waarin de bosrank groeide en door die snelle groei had de plant zich 's avonds om de poten van de vogel heen geslingerd zodat die tegen de morgen niet meer weg kon vliegen. Om dat in het vervolg te vermijden, zingt het 's nachts, "nie meer slape, nie meer, nie meer".

De oude inlandse naam lierelei zien we nog in het Duitse Liene of Bindweide Waldstrick, Bergrebe, Liene in Oostenrijk, Jul’n, Len, Liene, Lehnheck, Lenna, Lelum, Lieln, Liere Liern, Lylen Lierach, Lirsch’n Trenna, Renna, Zwitsers Iele, Liele, Niele, Wiele en later Lylin bij Hildegard, Lynen bij Bock (zie Lonicera) midden-Hoogduits Liel(e): lijn, Frans lien komt van lier: binden, en dit van Latijn ligare. Of die naam ook bemiddelt in de Noorse en Franse liane is niet zeker. Oud Hoogduits Liela of Liola gaat ook op de oud-Duitse vrouwennaam Liula terug. In Z. Limburg lirelei of heggewurger. In Oostenrijk Lüln, Lün, Lian, Ulischwidn, Waschl, Liasch en in Zwitsers Duits Niële.

Dodonaeus (b) ‘ Dan aangaande de Latijnse naam van dit gewas zo komen de nieuwe of jonge kruidbeschrijvers niet goed overeen welke naam dat het eigenlijk behoorde te voeren en voor welk kruid van de ouders dat te houden zou mogen wezen. Fuchsius heeft het Vitis nigra of Bryonia nigra, dat is zwarte wijngaard en zwarte Bryonia genoemd, Matthiolus houdt het voor de tweede Clematis. Dan de echte zwarte Bryonia is van ons voor beschreven, maar dat het met de tweede Clematis enige gelijkenis heeft en ook een medesoort er van is, is zo opmerkelijk dat men dat niet goed zou mogen loochenen of weerleggen’.

Clematis is afgeleid van het Griekse klematis: takkenbos of rankengewas, van klemat-os: twijg of scheut die klimt en speciaal de druiventak. Clematis, Duitse Echte Waldrebe, Engelse clematis, Franse clematite des bois.

Dodonaeus (c)’Anguillara en Clusius noemen dit gewas Atragene Theophrasti daar Theophrastus van schrijft dat de ranken of stelen er van die tegen elkaar geklopt of gewreven worden vuur van zich geven. Dan Plinius schijnt dat ook Vitis silvestris te noemen, hoewel dat hij elders van een ander Vitis silvestris spreekt. De Italianen noemen het Clematide terza en Vitalba als of men witte wijngaard en derde Clematis zei. Lobel twijfelt of het de Vitis silvestris van Dioscorides zou mogen wezen. In het Engels heet het wilde wine en in het Hoogduits ook wel Reben en Waldreben’.

Vitalba komt voor bij Dodonaeus. Het woord komt van het Latijnse Vitis alba: de witte druif, zoals Ovidius suggereert: "Lentior et salicis virgis et vitibus albis". Vandaar Franse vigne blanche; witte druif, Duitse Weiszrebe of wilde Weinranken, Waldrebe komt bij Hiëronymus Bock voor in 1539, omdat de stam op jonge wijnreben lijkt, Waltreben bij Bock. Engelse wild vine, vinebower en onze bosdruif.

De verse bladeren zouden door bedelaars gebruikt zijn om zweren te veroorzaken en zo medelijden op te wekken, vandaar dat de Fransen het soms viorne des pauvres; armen, of herbe aux gueux; kruid van bedelaars, noemen, Duitse Bettlerkraut, Brennkraut.

(Oude Duitse namen zijn naar de harige vruchten en blaartrekkende werking als de andere leden van deze familie. Duits Hexenzwirn, Hexenstrang, Hurenstrang, Teufelsreben, Teufelszwirn, Bocksbart, Duwels-tweren en Altermannsbart, vergelijk Engelse old man’s beard, onze duivelsgaren.. De Old Man is vaak de duivel en vandaar devils twister, devils guts en dergelijke namen die verward en bomen tot de dood kan brengen. De Duitse volksnaam Judenstrick stamt van Jutenstrick.

Aan de ene kant een duivelse plant en aan de andere kant God en Maria. Duitse Hergottsbart, Petersbart, Frans barbe au bon Dieu, Duits Muttergotteshaar, Frans chevaux de la Bonne Dame en berceau de la Vierge, Engels maiden hair, Lady's bower of Virgin's bower: een maagdelijke boog omdat die geen vruchten voortbrengt. Of omdat deze struik de virgin Maria beschut had op haar weg naar Egypte. Duits heeft ook Nachtschatten, Gansemorch, Hagseil, Hotten, Mirsch’n, Narrenholz. Lokale Engelse namen zijn grandfather’s whiskers en hedge feathers, verder bindwith, biting clematis, hedge-, maiden’s honesty en;

In het Noordelijke deel van de Veluwe heet het smookhout, Engelse smoke wood.

Smookhout of vuurkruid. De oude holle stengel wordt in kleine stukjes gesneden door Duitse schaapherders en in pijpen gerookt, Zwitsers Raucherli, Rauchholz. De scherpe geur van het hout lijkt wat op tabak. Schooljongens in Kent gebruiken het op dezelfde manier, boy’s bacca, omdat jongens en zigeuners, gipsy bacca, en schaapherders, shepherds delight, en de armen in het algemeen, poor man's friend, sigaren rookten van de droge stengels die niet direct opvlamden, vergelijk het Duitse Rauchholz, Franse fumailles of bois a fumer. In Oostenrijk werden de gedroogde stengels door kinderen aangestoken en als „Lianentschik“ (Tschick; sigaret) gerookt.

De stengels werden wel gebruikt om er manden van te vlechten en om planten aan te binden en in Frankrijk om er bijenkorven van de te maken. Het is zonder twijfel giftig in jonge staat, gedroogd zouden de bladeren een goed veevoer zijn. Ook werden ze eens medisch gebruikt.

J Ethnopharmacol. 2007 Apr 4;110(3):504-15. doi: 10.1016/j.jep.2006.10.016. Epub 2006 Oct 20.

Clematis vitalba L. aerial part exhibits potent anti-inflammatory, antinociceptive and antipyretic effects

Erdem Yesilada 1, Esra Küpeli

Extracts obtained from the dried aerial parts of Clematis species are used as folk remedy worldwide for the treatment of various inflammatory ailments such as rheumatism and to reduce fever. In order to test the effectiveness of extracts, fractions and subfractions from dried Clematis vitalba L. (Ranunculaceae) aerial parts were studied on mice. Extracts are shown to have a potent effect on carrageenan-induced hind paw edema and acetic acid-induced increased vascular permeability models. Through bioassay-guided fractionation procedures a new C-glycosylflavon, 4'-O-coumaroyl-isovitexine (vitalboside) was isolated as the main active ingredient of the aerial parts. Vitalboside showed a potent and dose-dependent (in 75 and 150 mg/kg does, per os) in vivo anti-inflammatory activity against acute (carrageenan-, serotonin- and PGE(2)-induced hind paw edema model, castor oil-induced diarrhea), subacute (subcutaneous air-pouch) and chronic (Freund's complete adjuvant-induced arthritis) models of inflammation. The same compound was also isolated as the main antinociceptive principle which was assessed by using the models based on the inhibition of p-benzoquinone-induced writhings, as well as antipyretic activity against Freund's complete adjuvant-induced increased body temperature. Acute and subchronic toxicity studies were also performed.

Fitoterapia. 2003 Jun;74(4):397-400. doi: 10.1016/s0367-326x(03)00047-9.

Antimicrobial activity of extracts of Clematis vitalba towards pathogenic yeast and yeast-like microorganisms

P Buzzini 1, A Pieroni

A broad activity against pathogenic yeast and yeast-like microorganisms was shown in crude extracts of young shoots of Clematis vitalba. MICs ranging from 1.4 to 12.3 microg/ml were observed. After fractionating with petroleum ether, ethyl acetate and methanol, antimycotic activity has been observed only in methanol fractions.