Ebers papyrus

De kruidengeneeskunde bij de oude Egyptenaren was al ver ontwikkeld. Getuige daarvan is de Ebers-papyrus (ca. 1550 voor) met informatie over ruim 500 plantennamen waaronder anijs, venkel, galnoten, vijgen en bilzenkruid. Het was een medisch handboek voor Egyptische artsen en bevatte naast de vele geneesmiddelen ook zo’n 800 recepten uit de algemene geneeskunde. Elk recept werd in een bepaalde volgorde

geschreven en bij de samenstelling werd ook belang gehecht aan de juiste gewichtsverhouding van de ingrediënten en aan de toe te dienen dosis.

De Egyptenaren beschikten ook over verschillende farmaceutische toestellen, waaronder de alambic (een distilleertoestel).

In de Oudegyptische sagen komen vijf plantennamen steeds terug. Eén ervan is scilla maritima, een geneesmiddel tegen waterzucht veroorzaakt door moerassen. In Den Herbarius in Dyetsche behandelt kapittel 134 de plant squilla. Hoogstwaarschijnlijk

betreft het hier dezelfde plant want de auteur wist: “hi is oeck goet teghen die watersucht”.49

Ondanks de weinige rechtstreekse meldingen kunnen we toch aannemen dat de kennis van de officinale planten bij de Egyptenaren aanzienlijk was. Talrijke plantennamen van Egyptische origine zijn immers terug te vinden bij andere auteurs, niet in het minst bij Dioskorides.

Een aparte vermelding verdient het geneesmiddel mumia50, dat tot in de zeventiende eeuw werd aanbevolen om de levensgeest van de mens te versterken. Bij de Egyptenaren werden lijken geconserveerd door balseming waarna het gebalsemde lichaam met linnen werd omzwachteld. Men dacht dat de geest van de overledene in deze windsels was ingekapseld en aan mumia werd dan ook een heilzame kracht toegekend.

In de huidige geneeskunde worden voorschriften voor medicijnen voorafgegaan door het teken R . Dit is een eeuwenoud gebruik waarvan de meeste mensen de oorsprong niet meer kennen. Vaak wordt aangenomen dat de R staat voor het Latijnse recipe (‘neem’), waarna de bestanddelen van het medicijn worden vermeld. In werkelijkheid is dit teken een invocatio, het inroepen van de hulp van een godheid. R is de vervorming van , in de oudheid het teken van Jupiter en op zijn beurt weer afgeleid van de vorm van een Egyptische amulet, de Uzat (het oog van Horus).

Ook later, bij de Arabieren treffen we dit gebruik nog aan. Zij lieten hun voorschriften voorafgaan door de laus, een bede tot God.