Aardappel - Solanum sp.

Solanum ajanhuiri

Solanum ajanhuiri, Kakahuiri, Ajawiri (Bolivia), Papa ayanhuiri (Peru), Yari (Bolivia)

De soort werd gecultiveerd te Leningrad (nu Sint-Petersburg) in 1929 uit aardappelen afkomstig uit Peru. Het betreft een kruising van de Solanum megistacrolobum en de gecultiveerde soort Solanum stenotomum. (Solanaceae, Spooner, & Knapp, 2008)

De 'Ajanhuiri' wordt extensief gekweekt op hoogtes tussen de 3800-4100m in het Andesgebergte in de omgeving van het Titicacameer. Deze streek staat bekend als een zeer winderig plateau tussen het zuiden van Peru en het noordwesten van Bolivia. Door de koude zou deze aardappel vorstbestand zijn tot -5°C!

Deze aardappel zou cruciaal zijn geweest voor de overleving van de Aymara indianen. Hij wordt nog steeds op kleine schaal gekweekt als 'noodgeval-teelt', voor wanneer een onverwachte vorst de andere oogst zou vernielen.

De knollen bevatten veel vitamine C en droge stof. Ze bewaren goed. Eén kloon, genaamd Sisu, kan rauw worden gegeten en is zoet, bloemig en lekker. De belangrijkste variëteiten zijn Azul, met blauwe knollen en Jancko, met witte knollen. De overige variëteiten zijn bitter. Met deze bittere knollen kan 'chuño' gemaakt worden, een plaatselijk gerecht. (Lost Crops of the Inca's, 1989)

Solanum andigena

De 'andigena' is de onmiddellijke voorouder van onze bekende aardappel, sommigen beschouwen ze als dezelfde soort. Het is een veelgeteelde soort in de Andes maar bijna niet gebruikt daarbuiten. Van alle traditionele aardappels heeft de andigena de grootste knollen. Ze zijn ook ronder, hebben minder diepe ogen en zijn uniformer dan de andere aardappels. Ze bestaan in een breed scala aan kleuren, hebben vast vlees en hebben een hoge voedingswaarde. Jammer genoeg is deze tertraploïde aardappel gevoelig voor de aardappelziekte. S. andigena produceerd fertiele zaden. Wij teelden reeds 2 variëteiten uit zaden met redelijke resultaten.

Solanum x Chaucha

De 'chaucha' is een hybride tussen S. andigena en S. stenotomum. Het is een steriele triploïde soort die geen rustperiode nodig heeft. De 'huayro', een van de meest geteelde aardappels in de Andes is een S. x chaucha variëteit. Door de hybriditeit zijn de knollen groter dan bij de andere oorspronkelijke soorten.

Solanum goniocalyx

In de Andes is deze aardappel bekend onder de naam Limeña of papa amarilla, dat 'gele aardappel' betekend. Het is een aardappel met diepgeel vlees en een uitzonderlijke smaak. Ze worden gefrituurd als culinaire specialiteit en in op lokale markten verkocht. De meeste variëteiten hebben witte bloemen en gele knollen. Ze vormen de basis voor een lekkere soep die deel uitmaakt van het middagmaal in veel gebieden in de Andes. Het is een diploïde plant die nauw verwant is aan S. stenotomum. Ze wordt daar nog steeds veel geteeld omwille van de uitzonderlijke smaak, waarvoor een meerprijs wordt betaald. S. goniocalyx produceert fertiele zaden.

Solanum x juzepczukii

Deze wordt in de Andes samen met Solanum x curtilobum ook 'rucki' genoemd. Het is waarschijnlijk de meest vorstresistente van alle aardappels. De rucki wordt geteeld tot op 4200m hoogte. Op deze hoogtes worden de aardappels vaak blootgesteld aan vorst, zelfs tijdens de groeiperiode. Beide soorten zijn hybriden tussen een gecultiveerde en een wilde soort. Deze hybriden ontstaan meestal aan de randen van de velden, waar wilde soorten voorkomen als onkruid. Ze bezitten beiden genen van Solanum acaule, een kleine, wilde soort die zelfs aan de permanente sneeuwgrens kan voorkomen. De oogst van rucki is laag maar de lokale landbouwers verbouwen de rucki als noodteelt voor als de vorst de andere gewassen vernielt. De knollen zijn bitter en worden enkel gegeten in de vorm van chuño. Bij dit vriesdroogproces verdwijnen de bittere stoffen en ontstaat een zeer lang houdbaar en zeer voedselrijk product.

Solanum phureja

De 'Phureja' is klein, onregelmatig en smakelijk. Ze groeien meestal op lagere hoogtes, tussen 2200m en 2600m. Omwille van de ziekteresistente eigenschappen is deze aardappel ook in Nederland geïntroduceerd. De plant is goed bestand tegen hitte. Een nadeel is het gebrek aan kiemrust. Veel van hen kiemen reeds bij de oogst van de knollen. Waarschijnlijk is hij ooit ontstaan uit S. stenotomum toen de landbouwers hem selecteeren op vroege kieming, zodat meerdere oogsten per jaar mogelijk werden. De diploïde hureja is meestal donkerkleurig en heeft diepe ogen. Ze hebben meer smaak en zijn gezonder dan de gewone aardappel.

Solanum stenotomum

Of Pitiquiña in de Andes. Het is de meest primitieve van alle gecultiveerde aardappels. De knollen zijn langwerpig en knobbelig en zijn rood, zwart of wit van kleur en bezitten diepe ogen. Sommige zijn zelfs spiraalvormig. Ze hebben een lekkere, nootachtige smaak en bezitten veel eiwit en vitamine C. De lokale landbouwers telen ze meestal in combinatie met andere soorten zoals S. andigena. Deze laatste verkopen ze dan op de markt terwijl ze de "collyu papa" of pitiquiña houden voor eigen gebruik. De diploide S. stenotomum is zeldzaam geworden. Ze produceren fertiel zaad en sommige variëteiten zijn deels vorstresistent. Ze hebben een rustperiode van 4-5 maand vooraleer ze gaan kiemen.

Solanum tuberosum

'Solanum tuberosum' is de meest bekende van alle aardappels. Het is niet overdreven om te stellen dat er honderden, zo niet duizende variëteiten bestaan.

Chuño: De Inca's en hun voorouders hadden opmerkelijke manieren om voedsel te bewaren. Eén ervan was het vriesdrogen van knolgewassen. In het Andesgebergte waren de nachten zo koud en de dagen zo zonnig en droog dat door de aardappels enkele dagen te laten liggen in open lucht ze gevriesdroogd werden. Deze lang bewaarbare knollen werden Chuño genoemd. Ze bewezen hun diensten tijdens lange tochten en periodes van voedselschaarste.

.