Belle Epoque Meise (2011) - Guy Dirix

Bezoek aan Belle Epoque Meise (Guy Dirix) op 12/09/2011

We doorkruisten reeds de helft van de tuin toen we Guy in de tuin werkend tegenkwamen. Na een korte begroeting stonden we al met ons hoofd in de serre. Naast tomaten ook enkele andere opvallende gewassen zoals de fleskalebas. Even later zagen we de merkwaardige Boussingaultia/Anredera, ook Afrikaanse aardappel genoemd (zie foto) waarvan de bladeren eetbaar zijn, al lijkt dat zo niet op het eerste zicht. Hoewel deze plant in de serre stond zou hij perfect winterhard moeten zijn. In een kom lag er Oosterse look (Allium ampeloprasum) te drogen, waarvan we enkele teentjes meenamen. Onze aandacht werd later getrokken door een andere klimmende plant. Het was de Knolcapucien (Tropaeolum tuberosum), net als zoveel andere knolgewassen een soort die na de misoogsten van aardappel naar onze streken werd ingevoerd om de bevolking te kunnen voeden. Na de resistentie bij bepaalde aardappelrassen verdwenen deze soorten echter even snel weer van het Belgische toneel. Hoedanook bleek nu net deze Knolcapucien (tekening) wel een interessante soort te zijn die het ook in volle grond goed doet.

Afrikaanse aardappel/Boussingaultia/Anredera Knolcapucien

Even buiten de serre stonden ons weer enkele merkwaardigheden op te wachten en toeval of niet ging het weer om knolgewassen. Het waren de Japanse andoorn of Crosne (Stachys affinis), waar Tijs veel interesse voor had, Ulluco (Ullucus tuberosus) en de opvallende Yacon (Polymnia edulis) (foto). Het was vooral in deze laatste dat Guy wel nog toekomst zag voor onze streek, hoewel de bewaring van de knollen blijkbaar nogal voor problemen kan zorgen. Yacon Het waren enkele boontjes die nu aan de beurt waren om onze aandacht te trekken. De eerste was een staakboon met opvallende, korte en gegolfde peulen, namelijk het ras ‘Petit-Gris’. Het leek op het eerste zicht op de Carré de Caen, maar dit ras had in tegenstelling tot de witte boontjes van de Carré de Caen, eerder grijze boontjes, zoals de naam al laat vermoeden. Net al de andere was ook deze uit noordwest Frankrijk afkomstig. Net ernaast stond een leuke prinsessenboon met rozerode bonen dat de naam ‘Pommier’ droeg. In enkele bakken lagen enkele blede, ovale komkommertjes te rijpen met de naam ‘Crystal white’. De eerste koolsoort die we tegenkwamen was een reuzenkool, hoewel ze nu nog normale afmetingen bezat. De naam is niet helemaal blijven hangen maar het leek op ‘Cinqsense’. We namen ook nog twee aardbeisoorten mee. De ene gaf weinig opbrengst maar het leverde wel de opmerkelijke witte aardbeien. De naam ‘Weisse Ananas’ loog er niet om. De andere aardbei, ‘Souvenir de Charles Machiroux’ is een oud Belgisch ras uit 1942. Een nieuwe staakboon die we tegenkwamen was beladen met peulen. Prachtig om zien. Het ging om het ras ‘Coco Rose de la Meuse’, met donkerrode tot roze, kleine, ronde boontjes. Tijs beloofde mij er alvast enkele van voor volgend jaar . Blijkbaar is dit ras tot op heden nog verkrijgbaar bij onder andere de zaadfirma Semailles. In een bakje lagen enkele bijzondere uien. Het waren Egyptische uien (Allium cepa var.proliferum). Deze ui heeft nog enkele andere namen zoals ‘Catawissa ui’, ‘Boomui’, ‘Etage-ui’ en ’Oignon Rocambole’. (tekening)Egyptische uiEen merkwaardige Physalis stond langs het tuinpad in de pot geplant. Het was een kleine soort maar wel met smakelijke bessen. Ze staat bekend onder de naam Ananaskers of Jodenkers (Physalis pubescens). Volgend jaar staat ze ook op mijn terras. Over een tuinpad stond een ijzerwerk met daarop enkele grote druivenstruiken. De planten leken op het eerste zicht weinig waardevol, vermits de druiventrossen vrij weinig duiven bezaten en deze bovendien zeer klein waren. Totdat we ze hadden geproefd. Wat een smaak! Dit waren ongetwijfeld de beste druiven die ik ooit had gegeten. Het waren net snoepjes, maar dan in een gezonde versie. Naar het schijnt zouden deze rassen te vinden zijn bij Peter Bauwens van de Nieuwe Tuin. Ik ga er alvast naar zoeken.

Een echt sierraad, maar naar mijns inziens geen bijzonder lekker gewas was het IJskruid (Mesembryanthemum crystallinum). Opvallend ware de grote, gedroogde Kardoenbloemen die in de tuin stonden. Het ging om twee soorten, de ‘Gigante d’Ingegnoli’ en de Roodstelige Kardoen ‘Rouge d’Alger’ (foto). Vooral die roodstelige vond in prachtig, en bovendien zouden ook de bloemknoppen van deze laatste eetbaar zijn, net zoals bij de Artisjok dus. Roodstelige Kardoen ‘Rouge d’Alger’Tijs was gefascineerd door een grote, houtige, salieachtige plant die de show stal in een groentebed, een Phlomis. In een pot stonden drie bijzonderheden broederlijk naast elkaar te pronken. De ene al smakelijker dan de andere, maar elk op de een of andere manier toch heel bijzonder. Het waren Oesterblad/Oesterkruid (Mertensia Maritima), met een ongelofelijke oestersmaak, Landwier (Liscari sativa), dat al evenveel aan een of ander visgerecht deed denken om in schoonheid af te sluiten nog Zeevenkel (Crithmum maritimum), met een bijzondere, moeilijk te beschrijven smaak. Wat anijsachtig maar toch ook weer niet. Om ons bezoek te beëindigen werpen we nog een oogje op een Bietensoort, de Knolbiet ‘Dracaena’ en afsluiten deden we met een bedanking aan Guy en een Noordhollandse Struikboonsoort waarvan de droge bonen worden gebruikt, namelijk de zogenaamde ‘Paaseitjes’. Het was een bijzondere ervaring zo te lopen tussen al die merkwaardigheden en oude gewassen. Gelukkig hebben we er enkele kunnen meenemen en verder doorgeven zodat iedereen kan genieten van de enorme variatie en geuren, kleuren en smaken van de diversiteit in groenten. Om af te sluiten nog enkele nuttige adressen of plaatsen waar we zeker een naartoe moeten:

Lieven Decrick

12/09/11