Pruim 'Enkele Bakpruim'

synoniemen: Quetsche Commune, Altesse Simple, Gewone Altesse, Duitse Kwets, Early Russian, Kwets van Metz, Enkele Kwets, Quetsche de Namur, Prune de Namur, Impératrice Violette.

oorsprong: Waarschijnlijk geen Belgische pruimenvariëteit. Enkele Bakpruim zou al bekend zijn uit de tijd van de Romeinen. De term ‘Quetsche’ komt overigens voor het eerst voor in het begin van de 19de eeuw. Door de lange geschiedenis is de Enkel Bakpruim een groepering van vele, morfologisch licht verschillende types. (Pruimen, Provant)

eigenschappen: De soort gedijt goed in alle omstandigheden, zelfs in natte, koude gronden. Enkel Bakpruim kan vermeerderd worden op eigen wortel, vanuit wortelscheuten. Dit gebeurde vroeger vooral in de streek van Namen.

Uiterst geschikt voor keukengebruik, zelfs voor industriële voedselbereidingen zoals taarten, confituur, bewaard in azijnsiroop, bereiding van ‘eau de vie’, … Leent zich uitstekend voor het drogen.

Deze vrij kleine, late ‘bakpruim’ werd vroeger in de houtgestookte bakovens van onze grootouders gedroogd. Na het uittrekken van de broden werden de draadroosters (lattenkaders met kippengaas bespannen) met Enkel Bakpruim in de nog warme oven geschoven en met de restwarmte deels gedroogd. Meestal bleven ze zo in de oven staan tot de volgende bakbeurt. Dit werd zo een paar bakbeurten herhaald, waarna de gedroogde bakpruimpjes in lege zoutzakjes weden opgehangen aan de nok op zolder. In de winter werden ze dan terug te week gelegd, tot pruimenspijs (euft) verwerkt, gebruikt in warme bereidingen en als vlaaibeleg gebruikt. (Pruimen, Provant)