Peer 'Durondeau'

De peer 'Durondeau', 'Tongern', 'Poire de Tongre' of 'Beurré Durondeau' werd ontwikkeld door de Waalse kweker Charles-Louis Durondeau, uit Tongres-Notre-Dame in Henegouwen in 1811. Ze wordt geplukt half oktober en rijpt van eind oktober tot november.

De Durondeau is een perenras dat door liefhebbers beschouwd wordt als de koning der peren. Het is een peer met een erg uitgesproken, aromatische, fris-zoetzure smaak.

De vruchten zijn middelgroot tot zeer groot, met een groenachtige schil en stevig vruchtvlees. De smakelijkste peren vertonen vaak een rode schijn langs één van de zijden. (bron: Wikipedia)

figuur: Aquerelles du Verger, Mas, 1865

"Voor alle fruitkundigen die er zich tot heden mede bezig hielden is de oorsprong dezer uitmuntende soort onbekend. Zelfs de Heer Decaisne, die zoo vele opzoekingen doet om nopens de vruchten welke hij in zijn 'Jardin fruitier' beschrijft al de tot hare geschiedenis aanbelangende bijzonderheden in te zamelenn heeft zich moeten bepalen met de onvolledige inlichtingen over de Peer Durondeaun door den Heer Bivort in de 'Annales de Pomologie' medegedeeld.

Toen wij hem met onze navorschingen bekend maakten, welke wij ter plaatse waar die vrucht vooreerst gekweekt werd gedaan hebben, had de schrijver reeds de plaat en den tekst in druk goedgekeurd. Dit is des te meer te betreuren, dewijl het gezag van den uitstekenden leeraar eene al te zeer verspreide dwaling had kunnen doen verdwijnen. De Durondeau (en niet Durandeau zooals de Heer Bivort bij misslag in de Annales (vol III, bl.15) schrijft en volgens hem de meeste fruit kundigen) wordt zeer veel onder dezen naam en onder dien van Beurré Durondeau in onze waalsche provincien geteeld. Voor ons is dit eene reden om dien naam boven dien van 'Poire de Tongres' (sic) te verkiezen, die door M Bivort werd aangenomen en na hem door het internationaal fruitkundig Congres te Namen gehouden, zooveel te meer daar deze laatste benaming niets beteekent. Inderdaad de onderhavige vrucht is in het geheel niet herkomstig van Tongeren, de aloude hoofdstad der Aduatiken in de provincie Limburg, zij heeft niets met die stad gemeen.

Zij werd gewonnen te Tongre-Notre-Dame, een dorpje nabij Aath palende aan de kleine gemeente van Tongre-Saint-Martin. Wil men dus den naam behouden door M. Bivort opgegeven dan dient men om stipt te zijn Poire de Tongre-Notre-dame te schrijven. Doch wij meenen het redelijker en tevens ook rechtvaardiger aan deze variëteit die onder de beste hedendaagsche vruchten mag gerekend worden den naam terug te geven van den winner Durondeau, welken zij te Doornijk te Aath en in de meeste tuinen van Henegauw draagt. Volgens de inlichtingen ons door de familie van M. Durondeau ter plaatse gegeven deed deze op geraak, in den tuin zijner hoeve, eenige zaaiingen van peerpitten en in 1828 bracht eene dezer wildelingen eene vrucht voort die waardig werd geacht om door de griffeling verspreid te worden. De moederstam bestaat niet meer, hij stierf weinige jaren na zijne eerste vruchtgeving. Hij was zoo t schijnt zeer teeder van aard, hetgeen aan de afwezigheid van zorgen kon toegeschreven worden, want de zaaiing was te dicht en zonder verpoting gebeurd. Zoo meenen wij ten minste. Misschien ook heeft de ondergrond eenen schadelijken invloed uitgeoefend. Ten dezen opzichte deelen wij hier eene opmerking mede. Een tuinier van Aath die zich insgelijks met zaaien bezig houdt en wien wij de noodzakelijkheid deden begrijpen van de moederstammen te bewaren verzekerde ons dat bij hem in zijnen tuin deze stammen gemeenlijk weinig tijds na hunne eerste vruchtgeving eenen natuurlijken dood stierven. Dit schreef hij toe aan de ondoordringbaarheid van den ondergrond, welke de spilwortels des Peerbooms belet verder te ontwikkelen.

In de hoeve van M. Durondeau die sedert meer dan dertig jaren aan den Heer Monfort is overgegaan staat een zeer schoone leiboom der Durondeau welken sommige personen als den moederstam aanzien de stam ongeveer twee meters hoog, heeft eenen omvang van 50 centimeters. Wij hebben ons kunnen overtuigen dat hij gegriffeld was geworden dit staaft de hierboven aangehaalde beweering. Wij hebben wat lang op den oorsprong dezer vrucht aangehouden omdat wij ze als eene der beste soorten aanzien, zoowel voor den fruit tuin als voor den boomgaard en omdat wij het voor eene noodzakelijkheid houden de dwalingen meestal onvrijwillig te herstellen die de intrede in de wereld kunnen vergezellen van de nog te weinig gekende soorten die eene schoone toekomst mogen verwachten. De Durondeau hebben wij op eenige tentoonstellingen ontmoet onder de valsche benamingen van 'Beurré bosselé' en 'Reine des Belges' . De echte Reine des Beiges werd door Van Mons gewonnen en rijpt in September-October. Deze soort schijnt bij den vreemde nog niet volgens hare waarde geschat te zijn. M. de Mortillet kent haar slechts voor hare vruchtbaarheid 5 punten op 10 toe terwijl wij ze onder dit opzicht even verdienstelijk aanzien als Beurré Clairgeau en Louise Bonne d'Avranches. Zij werd onlangs eerst in Duitschland ingebracht en aldaar beschreven door Jahn onder den naam van Birne von Tongres (sic). Vrucht dik en somtijds zeer dik zij kan tot 0m12 hoogte en 0m09 breedte bereiken Zij is kegel peervormig en meestal geknobbeld op de figuur die wij ervan geven is dit kenteeken niet genoeg uitgedrukt alhoewel dit niet bestendig zij Inderdaad op een twaalftal stuks die wij van Tongre Notre Dame ontvingen en van den zoogezegden moederstam afkomstig waren was er niet éene die deze knobbels droeg Vel dik glad groen bronsachtig vaal dikwijls met rood overkleurd bij het rijpen in helder okergeel verbleekend Oog klein open met bruine verdeelingen weinig in eene breede holte ingedrukt Steel tamelijk lang houtachtig geel bruin Vleesch wit half fijn niet smeltend maar zeer malsch uitnemend sappig aangenaam gesuikerd en met eenen licht zuurachtigen tusschensmaak De rijpheid begint met einde Oetober en duurt een deel van November Het is niet gemakkelijk het juiste tijdstip te kennen dat deze vrucht behoort geëlen te worden In het begin zijn eenige proefnemingen noodig Te vroeg geëten vóor dat ze gansch rijp is is zij krakend en eenigzins wrang Wanneer zij volrijp is bederft zij spoedig." (Tijdschrift van den leeraarskring tot volmaaktere boomteeltkunde in België, Volume 1, 1869)