tarwe 'Ble Seigle'

De tarwe 'Blé seigle' of 'Blé roux grand grillé' (Anjou) kan zowel in het voorjaar als in het najaar worden gezaaid. Het is zeer waarschijnlijk een Franse variëteit. Vilmorin kreeg de tarwe 'Seigle' (of Tarwe-rogge) van graaf M. de Gourcy. Ze zou het meest geschikt zijn voor kiezelgronden maar ze werd door Vilmorin geteeld op zanderige plaatsen. Toch was ze nog heel verspreid. Men was er van overtuigd dat de tarwe Seigle in staat is een opbrengst te geven in zeer lichte gronden, waar anders alleen rogge kan geteeld worden. Het lijkt er dus op dat deze soort minder kalk in de grond vereist dan de andere tarwerassen. De tarwe Seigle stoelt weinig uit en zal nooit een overvloedige opbrengst geven, maar desondanks is ze productief wat betreft het stro en de granen. Zolang de akker waar de soort wordt op verbouwd niet te ongeschikt is, is de opbrengst toch redelijk goed. De tarwe Seigle kan vrij laat in de herfst worden gezaaid, maar ze kan ook perfect in de lente worden gezaaiden ze mag zeker als een lenteras worden beschouwd.

Het stro is wit, zeer hoog maar toch soepel en sterk. De aren zijn lang, roodbruin, lichtbehaard op het kaf. Zeer slank en dun, bijna altijd gebogen. De granen zijn geel, langwerpig, redelijk dun en meestal zeer mooi en zeer vol. (Vilmorin-Andrieux, Les Meilleurs Blés, 1880)