m.s. Parthenon/PGRC

            9 augustus 1961 - 23 augustus 1962

Maatschappij: K.N.S.M.  

Een motorschip van 3584 BRT, geschikt voor 12 passagiers, gebouwd in 1960 bij v.d. Giessen, Krimpen a/d IJssel. In december 1967 werd ze bij Boele, Bolnes verlengd tot 3837 BRT. In 1974 is ze naar Libanon verkocht en herdoopt “Eurabia Moon”. In 1979 naar Griekenland verkocht en herdoopt “Panarmos”.

De Parthenon was een –on schip, tezamen met: Agamemnon/PCEV, Chiron/PDIK, Jason/PFCC, Kreon/PFLT, Ladon/PFMD, Marathon/PFTC, Maron/PFUS, Medon/PFWR, Memnon/PFQX, Oberon/PGLE, Poseidon/PGVA, Sarpedon/PHIT, Sinon/PHMZ, Solon/PHPO, Telamon/PHXA, Theron/PHYG, Triton/ PIAW. 

De K.N.S.M. had verder:

de -as schepen, Aeneas, Alcetas, Amyntas, Arcas, Ardeas, Boreas, Calchad, Ilias, Labotas, Leonidas, Libertas, Magas, Mythras, Mynias, Pallas, Phidias, Philetas, Taras, Thaletas;

de –es schepen, Achilles/PCCF, Archimedes/PCSU, Ares/PCTM, Aristoteles/PCUP, Ceres/PDKA, Diogenes/PPDQJ, Ganymedes/PEFQ, Hercules/PERC, Hermes/PERG, Orestes/PGOV; Palamedes/PGQT, Pericles/PGRZ, Socrates/PHOK, Sophocles/PHPS, Ulysses/PICJ; 

de –is schepen, Adonis/PCDX, Aegis/PCED, Artemis/PCUU, Attis/PCVY, Charis/PDKB, Daphnis/PDNM, Doris/PDRV, Isis/PEXT, Osiris/PGPL, Themis/PHYN;

de -os schepen, Ilos/PEVJ, Minos/PFZT;

de -us schepen, Mercurius/PFYJ, Neptunus/PGEU;

de -ia schepen, Dania, Hollandia/PESD, Nerlandia, Zeelandia/PIWN; 

de  h- schepen, Hathor/PEOK, Hecuba/PEPB, Helicon/PEQE, Hestia/PERJ, Hersilia/PERK; Hydra/PEUZ. 

de stad-schepen, Alkmaar/PCMN, Amersfoort/PCOT, Amsterdam/PJOU, Baarn/PCXF (1944), Baarn/PCXE (1972), Bennekom/PDAJ, Boskoop/PDFS, Breda/PDGI (1945), Breda/PDFO (1972), Delft/PDOC, Rotterdam/PGEI;

de passagiersschepen Oranje Nassau/PGOJ, Oranjestad/PGOP, Prins der Nederlanden/PGVR, Willemstad/PIQI.

 Aangelopen havens in alfabetische volgorde:

Amsterdam – Antwerpen – Baltimore – Barranquilla – Bremen – Bremerhaven – Bridgetown – Brighton – Cartagena – Carupano – Charleston – Ciudad Bolivar – Ciudad Trujillo (Santo Domingo) –  Cumaná - Fort de France – Fort Lauderdale – Fort Liberté – Georgetown – Hamburg – Hampton Roads – Jacksonville – Kiel – Kingston – La Guaira – Larvik – Maracaibo – Miami – Moss – Nassau – Newport News – New York – Norfolk – Oranjestad – Oslo – Paramaribo – Philadelphia – Point á Pitre – Port au Prince – Port of Spain – Puerto Cabello – Puerto Miranda – Puerto Ordaz – Punta Cardon – Rotterdam – San Juan – Santa Marta – Savannah – Skien – St. George – Tobago – Willemstad – Wilmington

Kapitein 1e reis       : van K.,
Kapitein 2e reis       : Stuit 
1e stuurman           : (de) Koning  
3e stuurman           : Los  
Leerl. stuurman     : de Baat Doelman 
R/O                           : Van de Ruit 
Electriciën                : Roel Koops
Matroos                   : Oele

 RADIO INSTALLATIE

KG-/MG-zender   RCA ET 8010/8019
Noodzender         Renovas               
Hoofdontvanger Philips BX 925                 
Noodontvanger  Belmont BC 348                                                   A.A.T                      Marconi Seaguard      

Omdat ik 3 slingers maakte en veel havens aandeed, is de volgorde van feiten en gebeurtenissen niet altijd opeenvolgend, maar wèl waarheidsgetrouw.

    Op de –on schepen bevond het radiostation zich aan stuurboord op het hoogste dek achter de brug en de zit-/slaaphut bevond zich aan bakboord. Op deze verdieping was ik de enige bewoner, de kapitein en de rest van de officieren woonden een verdieping lager. Eén patrijspoort van m’n slaaphut gaf uitzicht op de schoorsteen en diverse blowers; ik zat dus niet echt in een oase van rust. Eén reis van de Parthenon bestond uit de oversteek naar Willemstad, een “slinger” door het Caraïbisch gebied en langs de oostkust van de U.S.A. en (meestal) vanaf Willemstad weer terug naar Nederland. Dit deed ik dus drie maal. Na de rust van de midscheeps op de Wonosari was het wel even wennen aan het trillen en schudden van dit motorschip; vooral de “knallen” uit de machinekamer bij het manoeuvreren deden in het begin nogal vreemd aan voor iemand die nog nooit boven een machinekamer heeft gewoond.

Van 9 t/m 17 augustus ging ik de kustreis mee; dezelfde havens als tijdens de kustreis met de  Wonosari werden aangedaan. Op zich niet onaangenaam, want zodoende kon ik mij op administratief gebied toch weer enigszins bekwamen in afwachting van een echte grote reis met zijn tussentijdse afsluitingen en verzendingen van soms maandelijkse, maar in ieder geval van reisafsluitingen.

    Op 18 augustus voeren we uit voor de eerste reis naar “de West” en kregen in Het Kanaal al te maken met een straffe tegenwind, zodat het schip ging “paaltjes pikken”. Daar ik dat op de Wonosari nooit had meegemaakt, dacht ik in mijn onschuld aanvankelijk dat we aan de grond of ergens tegenop liepen. Voor de zekerheid pakte ik de nood- en spoedprocedures erbij, want ik verwachtte elk moment de kapitein met een nood- of spoedbericht de radiohut binnen te zien komen. Het begrip zeeziekte begon langzaam tot mij door te dringen. In een van de eerste nachten kotste ik de wasbak vol, omdat ik het toilet niet kon halen. Mijn hut was nl. niet voorzien van een toilet; hiertoe moest ik een trap af naar het “officiersdek”, waar zich een algemeen toilet voor stuurlieden (en marconist) bevond. Vóór de bediende de volgende ochtend mijn hut kwam doen, moest ik natuurlijk de boel weer schoon hebben! Met je zieke kop een met kots gevulde wasbak schoonmaken, terwijl het schip stampt en rolt en je haast geen oog hebt dichtgedaan, valt niet echt mee.

....wil je je labskous nú of kan de chef het beter meteen over de muur zetten?

    Vanaf het moment dat ik me aan kapitein v. K. voorstelde, wist ik dat wij elkaar niet lagen. Na de kapitein van de Wonosari was dit een behoorlijke domper.  Achteraf na de reis op de Inspectie te Amsterdam hoorde ik, dat vrijwel niemand bij hem in de pul viel. Haast niemand kreeg van hem een goede conduitestaat; ik moest me daar maar niet te veel van aantrekken, zei de inspecteur. Kapitein S., de gezagvoerder tijdens de tweede en derde slinger, was voor de verandering weer een aardige man. Kapitein v. K. en ik hadden maar één overeenkomstige belangstelling. Tijdens het wekelijks op zaterdag tekenen van het radiodagboek (RH34) praatten we wel eens over voetbal; hij was een aanhanger van de Noord-Amsterdamse club De Volewijckers, ik van Ajax natuurlijk. Eén van de weinige pluimpjes die ik van hem kreeg, was voor het bijhouden van de voetbal standen naar aanleiding van de door mij ontvangen voetbaluitslagen. Al snel wist hij mij donateur te maken van de K.N.Z.H.R.M., dat deed hij nl. met elke nieuwe opvarende. 

Oeps...!

         Voor het eerst moest ik dus alleen de verbinding met de wal onderhouden vanaf grotere afstand. Scheveningen Radio (PCH) en zijn nabijgelegen buren werden op de middengolf (MG) steeds zwakker, zodat de verkeerslijsten nu in de kortegolf (KG) moesten worden genomen. Enige eenvoudige uitleg is hier misschien op zijn plaats. Telegrafiesignalen uitgezonden op de MG (415-526,5 kHz) volgen de kromming van het aardoppervlak over een beperkte afstand en verdwijnen daarna in de ruimte.  Bevindt het ontvangende station zich te ver van het zendend station, dan gaan de signalen als het ware over de ontvang antennes heen en heeft men minder of in ’t geheel geen ontvangst. Voor berichtgeving over grotere afstanden gebruikt men echter de KG (4000-26175 kHz ofwel 4-26 MHz). Via deze golven uitgezonden signalen volgen niet het aardoppervlak, maar gaan direct de ruimte in, waar ze  worden teruggekaatst door zich rondom de aarde bevindende lagen (de zg. D-, E- en F-lagen); het aardoppervlak kaatst het weer terug, één der lagen op zijn beurt ook weer, zodat er een soort van jojo-effect ontstaat van zich om de aarde bewegende signalen. Zodoende kan een door PCH uitgezonden signaal zich onder bepaalde omstandigheden over de hele wereld uitstrekken en ontvangen worden door schepen.

    Mijn enige verkeer met PCH in de KG was voorlopig de dagelijkse TR. (TR is de afkorting voor track; het is een bericht met de positie van het schip om 12.00 uur ‘s middags, vanwaar men komt en waar men naar toe gaat), b.v.:
    TR Parthenon/PGRC 201200 250 NM SW Lands End
    FM Adam BND Willemstad

Vrij vertaald betekent dit, dat de Parthenon zich om 1200 GMT van de 20e 250 nautische mijlen zuidwest van Land's End bevond en op weg was van Amsterdam naar Willemstad.

Niet lang daarna kwam onvermijdelijk het eerste telegram voor de agent in de haven van bestemming, nl. Kroonvlag Willemstad. (Kroonvlag was het telegramadres van de K.N.S.M). Ik was er echter op voorbereid en had al uitgezocht op welke frequenties en tijden Curaçao Radio (PJC) in de lucht was, zodat ik deze eerste taak probleemloos kweet, waarna ik mij boog over de  kosten van zo’n telegram. Deze bestaan uit drie delen, nl. de scheepstaks, de kusttaks en de landlijntaks. De scheepstaks is een vast gegeven, maar de overige twee zijn te vinden in de zich aan boord bevindende List of Coast Stations (vroeger List of Ship and Coast Stations), een uitgave van de I.T.U. (International Telecommunication Union). Hierin staan de gegevens van alle kuststations vermeld met achterin een gedeelte waar men de taksen van de verschillende soorten telegrammen kan vinden. Een door de gezagvoerder verzonden bericht (MSG) bevat slechts de kust- en landlijntaks. Opvarenden betalen een gereduceerde en passagiers een volle scheepstaks.

    Met de Wonosari had ik vrijwel alleen noord-zuid-noord gevaren en deze reis voornamelijk zuidwest en noordoost, zodat de klok regelmatig halve en hele uren moest worden teruggezet. Hierdoor begonnen mijn wachten van twee uur ook steeds vroeger; begon ik bij vertrek ‘s morgens om 10.00 uur lokale tijd, na enkele dagen varen moest ik al om 07.00 uur uit de veren. Dit ging natuurlijk niet onverminderd door, want anders zou je op een gegeven moment alleen ‘s nachts wachtlopen. Men had daar het volgende op gevonden. De wereld werd in 6 zones van 60 graden verdeeld. Zone A (Europa) loopt van 30 graden oost tot 30 graden west met als wachttijden 0900-1100, 1300-1500, 1700-1900 en 2100-2300 GMT. Naar het westen varend kom je in zone F van 30 tot 90 graden W. De periode 0900-1100 valt dan weg, terwijl er een late (0100-0300) bij komt. In plaats van nu om 06.30 of zelfs 06.00 uur te moeten beginnen, begon de eerste wacht weer om 10.00 uur en eindigde mijn laatste wacht niet midden in de nacht, maar om middernacht.       

    Het eten bij de K.N.S.M. was een stuk minder dan bij de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd. De K.N.S.M. stond bekend als de “roggebrood maatschappij”. De officieuze benaming van de maatschappij was Kan Niet Slechter Meer; een variant hierop was Krijgt Niks, Stik Maar. In  die dagen bestond de staf op koopvaardijschepen nog uit de kapitein, 1e STM  en HWTK; bij de K.N.S.M. kon je de hofmeester er ook bij rekenen, hoewel dat een onderofficier was. Dit was tekenend voor de invloed die deze personen aan boord hadden. Sommigen waren oppermachtig; je had soms het idee dat ze handjeklap met de stafofficieren deden (inkopen van proviand, smokkelen, het verkopen van bonded-store artikelen?). De staf at met de passagiers apart van de rest van de officieren. Vóór het eten nuttigden ze een door het kombuispersoneel vervaardigde borrel hap en het eten was uitgebreider en beter dan dat van ons.

    De 2e STM fungeerde als hoofd van de messroom, waar de overige officieren aten. Tijdens die eerste slinger was de 2e STM een Indische jongen, die op aandringen van de rest naar boven werd gestuurd om te klagen over de versheid van de opsnit. Op tafel kregen we nl. tongenworst, die op sommige plaatsen groen was uitgeslagen. Het overige eten blonk niet uit door kwaliteit, maar was (vooral na vertrek uit Amsterdam) voldoende vers. Dit inferieure broodbeleg kon helaas ècht niet en de “second” trok de stoute schoenen aan. Toen hij met het schaaltje opsnit zijn ongenoegen kwam uiten tijdens de borrelhap van de staf, nam kapitein v. K.  een plak worst, at het op en beet de ongelukkige toe: “Als ìk het vreet, vreten jullie dat óók”.

    Geheel nieuw voor mij waren de maaltijden boston baked beans, irish stew, jachtschotel, nierbroodjes, american hash en labskous. Oók nieuw voor mij was dat er een uur na pikheet* ‘s morgens, dus om ca. 11.00 uur, door de bediende een bekertje hete bouillon naar de radiohut werd gebracht. In warme streken werd dat vruchtensap met ijsblokjes; dit werd al snel vervangen door wat limonade met ijsblokjes. Ik weet haast zeker, dat de hofmeesters de fruitjuice verpatsten en ons de veel goedkopere limonadesiroop gaven.

Wat zei de kok, Sparks .....?   

    *Pikheet!', 

Deze uitroep is voor de walslurp een onbekend fenomeen. Voor wie langer dan een etmaal dienst deed aan boord van een Nederlands   koopvaardijschip  of bij de Koninklijke Marine diende, is het echter een begrip. Oorspronkelijk was het de zeemansuitdrukking voor hete koffie. Sinds vele decennia is de roep 'Pikheet!' een constante, zowel op zee als in een haven. Het betekent tweemaal daags even rust. De bikhamer en de verfkwast worden  neergelegd. De stuurman op de brug gaat even verzitten en ook de machinist beneden neemt zittende op z'n bankje dankbaar zijn bakkie in  ontvangst.   De marconist - indien op wacht zittend - voelt de opkomende slaap verdwijnen door de hete koffie of thee. 
In de ochtend  om 10.00 uur slobbert  men de koffie met een bijsmaak op en in de middag om 15.00 uur volgt de bak thee
met een chloorsmaak. Zij die geen wacht hebben en geen  tukkie doen, verzamelen zich voor dit gebeuren in de messroom. Op schepen zonder airconditioning kwam men tezamen op een schaduwrijk plekje aan dek.  

    Tijdens pikheet werd wat afgeouwehoerd over collega’s op andere schepen, aan te lopen of al  aangelopen havens met hun kroegen en vrouwen. Daar ik nog niet veel had gezien en meegemaakt, volstond ik maar met luisteren en nuttige dingen onthouden. Zodoende wist ik halverwege de oversteek al behoorlijk wat van de havens in de Caribbean en de Amerikaanse oostkust. Helaas gingen we deze reis niet door het Panamakanaal naar Chili en Peru, maar bleef het bij Venezuela, Colombia, Suriname, veel Caraïbische eilanden en de Amerikaanse oostkust van Miami tot en met New York.

Na zo’n dag of tien, elf passeerden we de eerste eilanden van het Caraïbisch gebied en voeren we de Caraïbische Zee in, om ruim een dag later de eerste haven aan te doen. Dit was op deze slingerreizen altijd Willemstad.

    Voor het eerst vroeg ik EU aan bij PCH. De letters EU staan voor Eenzijdige Uitzending, door middel waarvan PCH telegrammen “blind” kon uitzenden voor schepen die in havens lagen. In een haven mag nl. geen gebruik van zenders gemaakt worden. Na het verlaten van de haven, tijdens het eerste kontakt met PCH, gaf je tegelijkertijd met QTO/TR te kennen, dat je de telegrammen had ontvangen (of gedeeltelijk, waarna je het gemiste navroeg). QTO PJC betekent: Ik verlaat Willemstad.

PCH zond om 0100, 0500, 0900, 1300, 1700 en 2100 GMT “in the blind” telegrammen uit voor schepen in havens op de 4250, 8622, 12768, 17103 en 22575 kHz. Afhankelijk van de plaats op aarde koos je de best te ontvangen zender uit; als het enigszins mogelijk was, koos ik een EU-uitzending, die in de ochtenduren door mij kon worden genomen. De rest van de dag kon ik zodoende naar eigen inzicht inrichten! 

    Na QTP aan PJC te hebben gegeven, (QTP PJC betekent: Ik loop Willemstad binnen) voeren we ‘s morgens rond 08.00 uur plaatselijke tijd door de geopende bootjesbrug Willemstad binnen. Links en rechts waren oud-Hollandse geveltjes te zien, wat aanvankelijk vreemd aandeed zo ver van huis. Wat ook opviel, was de variëteit aan kleuren van de huizen! Het was enigszins te vergelijken met de “art-deco-kleuren” van vele gebouwen in Miami Beach.

 De Koningin Emma Brug (bootjesbrug) tussen Punda en Otrabanda     

    We meerden af aan de KNSM-kade op Otrabanda, dàt deel van Willemstad dat aan bakboord ligt bij het binnenvaren. Rechts ligt Punda, waar “het hart” van de stad klopt. Hier bevinden zich de banken, de duurdere winkels, hotels en de residentie van de gouverneur, kortom alles wat “op stand” wordt beschouwd. Aangezien ik tijdens de reis een vreemde uitslag op m’n dijbeen had gekregen, werd ik door de 1e STM naar een dokter op Otrabanda gestuurd. Een vreemde oude snuiter, die volgens mij op jongetjes viel, want hij vroeg me wel vier keer waar ik geboren was, terwijl hij verdacht dicht bij mijn kruis met mijn dijbenen bezig was. Ik was opgelucht weer snel buiten te staan en zalf kon halen bij de apotheek. Ook op Otrabanda lag het Nederlandse zeemanshuis, waar je diverse spullen kon kopen, zoals zeep, aftershave, ondergoed, briefpapier, postzegels enz. De aftershave was onveranderd Old Spice en de zeep was van het merk Lifebuoy, een naar lysol stinkend, roodachtig brok zeep. Het zou een ontsmettende werking hebben, zei men. Wat er bij ons anno 1962 ontsmet zou moeten worden, is me nog steeds niet duidelijk. Deze zeep was ons aangeraden tijdens de praktijkcursus; waarschijnlijk was dit een overlevering uit de vooroorlogse tijd, toen er nogal wat ontsmet moest worden. Pas toen vrouwen met afgewend hoofd om ons heen liepen, besloten we om toch maar iets welriekender zeep aan te schaffen.

    ‘s Avonds om 23.00 uur werd de bootjesbrug tot de volgende morgen opengedraaid, zodat schepen ook ’s nachts ongehinderd de haven konden binnenlopen en moest men met de pont naar de andere oever varen. Dit kostte niets en de afvaart frequentie was vrij hoog. Veel was er voor ons nieuwelingen eigenlijk niet te beleven in Willemstad; alleen in Campo Alegre was alles voorhanden, zoals drank, vrouwen, muziek enz. Daar je bijna 2 gulden moest betalen voor de Antilliaanse gulden, was het hier voor ons een dure aangelegenheid. Het was verstandiger je geld te bewaren voor eilanden waar het goedkoper was, maar dat viel niet altijd mee. Als ‘s avonds de lichtjes van de stad gingen branden en het werk zat erop, dan begon het bij menigeen te kriebelen en ging men toch maar even op de wal kijken. 

Stuurmansleerling  en ik op het strand   van La Guaira als "twee vriendjes".
Elek Roel Koops

    In Willemstad gingen negen van de twaalf passagiers – waaronder een admiraal van de marine – van boord, twee gingen nog verder mee naar Aruba en een pater was bestemd voor Puerto Cabello. Kort na binnenkomst kreeg ik bezoek van een inspecteur van Radio-Holland, maar omdat we net uit Amsterdam kwamen, was er niet veel loos op de Parthenon en nam hij alleen de maandafsluiting mee om dat zo snel mogelijk met een andere KNSM-er naar Holland te zenden.

In Europa was stukgoed geladen voor de Caribbean en de U.S.A. Het gedeelte voor Willemstad was snel gelost en gedeeltelijk vervangen door wat lading voor de diverse eilanden, Venezuela en de U.S.A. We voeren dus al weer snel uit om aan de eerste slinger te beginnen. In Oranjestad lagen we zó kort binnen, dat het niet de moeite was om de wal op te gaan. De RH-inspectie liet zich ook niet zien, want er was op Curaçao al iemand aan boord geweest. Van Aruba ging de reis naar La Guaira in Venezuela, een kwestie van uren. Bij nader inzien ben ik dat jaar meer in deze stad geweest dan in welke andere plaats dan ook. La Guaira Radio/ YVG beschouwde mij op het laatst als een oude bekende. Ik werkte altijd prettig met dit kuststation.

   In Venezuela maakte ik kennis met het fenomeen “Guardia Civil”, de zéér militaristische politie. Om te beginnen kwamen ze al met de douane en andere autoriteiten aan boord, altijd voorzien van grote (lege) tassen, die altijd goed gevuld met sigaretten en drank weer van boord gingen. Deed een kapitein hier niet aan mee, dan doken er op allerlei gebied diverse moeilijkheden op, die het schip een dusdanige vertraging gaven, dat van maatschappijwege de raad werd gegeven aan alle eisen te voldoen.  Een tamelijk kleine hoeveelheid drank en sigaretten verstrekken was aanmerkelijk goedkoper dan een eventuele boete te moeten betalen of een door ambtelijke tegenwerking fikse vertraging oplopen.  Ook had ik zo het idee, dat als een schip bv. in La Guaira niet aan de eisen van de heren voldeed, er in Puerto Cabello moeilijkheden kon worden verwacht.

De Parthenon afgemeerd in La Guaira

In elke Venezolaanse haven kregen opvarenden een “permiso temporal” (walpasje), uitgegeven door República de Venezuela, Ministerio de Comunicaciones, Dirección de Marina Mercante en Capitanía de Puerto La Guaira, dit alles voorzien van naam, nationaliteit, naam van het schip en de datum, getekend door de Capitán de Puerto en een knots van een stempel. Ging je de wal op, dan werd je walpasje (en jezelf soms ook) weer door de Guardia Civil gecontroleerd. Jongens van 17, 18 jaar stonden dan nonchalant met halfautomatische wapens te spelen en deden quasi-gewichtig. In La Guaira zelf was weinig meer te doen dan in een bar ontelbare flessen cerveza Polar te drinken, die maar enkele bolivars kostten. Het was de sport om met enkele personen de tafel vol te krijgen met flessen en glazen. Sommige mooie glazen nam ik mee naar huis. 

    Dat er met de Guardia Civil niet te spotten viel, ontdekte een nogal jonge bediende. Overmoedig door de drank sprak hij, weliswaar in het Nederlands, op nogal felle toon tegen een patrouille, die hem gelijk in elkaar ramde, nadat hij enigszins in hun richting had gespuugd. Bebloed door zijn in duigen geslagen bril en gepikte glazen werd hij de volgende morgen voor de haveningang gedumpt. Die ging dus nooit meer de wal op in Venezuela!

Tijdens één van de ligdagen in La Guaira ging ik met de leerling-stuurman, een 4e WTK en de electriciën per taxi naar Caracas, waar we gedurende de middag en avond wat rondliepen om deze moderne stad te bezichtigen. Mijn “dinkey-toy fototoestelletje” – want zo kon je dat op de kermis gewonnen ding wel noemen – had ik weer eens niet bij me.

In Puerto Cabello raakte ik op een terras in gesprek met een Noor, die als radio-officier op een Amerikaans schip voer. Ik zou daar ogenblikkelijk kunnen beginnen tegen een aanmerkelijk beter salaris dan wat ik bij Radio Holland verdiende. Omdat ik voor 18 maanden bij Radio Holland had getekend, zei ik hem het in beraad te houden. Ik noteerde enkele adressen in de States, maar het is er later toch niet van gekomen.

    Op de dag dat we Puerto Sucre (de haven van Cumana) zouden aandoen, werden we door de agent aldaar verzocht op de rede ten anker te gaan, aangezien er door onvoorziene omstandigheden niet dadelijk gelost kon worden. De oorzaak hiervan konden we duidelijk horen; er klonk namelijk geweer- en mitrailleurvuur vanuit het binnenland, omdat er weer eens een opstand was uitgebroken tegen het toenmalige bewind.

 .. als je mee gaat knokken en je wint toevallig, maken ze je president ... hebbie zó weer revolutie.

    Van Puerto Sucre gingen we op weg naar Port of Spain, Trinidad. Op deze dag maakte ik me niet erg geliefd bij de 1e stuurman, daar ik de sloepzender testte in de kaartenkamer en daarbij een pit maakte in de kaartentafel. De sloepzender zou na Trinidad worden beproefd zoals het hoorde, zodra we ergens ten anker zouden liggen en een sloep gestreken zou kunnen worden. Een avond in Port of Spain betekende een bezoek brengen aan de bekende nachtclub Miramar. 

   Elke avond werden hier miss-verkiezingen gehouden; de jury werd gevormd door bezoekers, die hiervoor werden uitgenodigd. En ja hoor, de eerste avond was ik de gelukkige. Mijn keuze viel op miss U.S.A., die prompt nummer 1 werd. Ter afsluiting maakte je dan een dansje met je favoriete miss; ter plekke werd er soms een nieuw soort dans uitgevonden! Nadat ik mij aan dat geweld had ontworsteld, werd mij aan de bar door een negerjongetje gevraagd of ik op verzoek van miss U.S.A. iets in haar kleedkamer kwam drinken.

 Een naast mij aan de bar zittende enorme Deen tilde mij half op en zei me fijntjes, dat al die mooie meiden helaas mannen waren. Wat kan iemand snel nuchter worden! Bij nadere controle bleken alle “dames” voorzien te zijn van grotere of kleinere adamsappels. Vooral miss China had een kanjer! De volgende avond bedankte ik uiteraard voor de eer om in de jury te gaan zitten en hield het maar bij het nuttigen van Cuba Libres en het kijken naar hoe Hollanders als houten Klazen probeerden het limbo-dansen te beoefenen. De lenige eilandbewo(o)n(st)ers deden het eerst voor door vrijwel horizontaal onder de steeds lagere lat door de bewegen. Jan de Hollander, Heinrich der Deutscher, Boudewijn de Belg en Brian the Brit startten vol overgave met de lat op zo'n 70 cm hoogte, maar belandden ruggelings onder de lat toen deze 10 cm lager werd gelegd. Overvloedige alcohol consumptie gepaard gaande met het gebruik van gewrichten, die genetisch bepaald altijd op slot zaten, leverden een hilarische aanblik op van zwetende, rood aangelopen, op de rug liggende blanke zeelui. 

      De vaste stapploeg (leerling, elek, 4e WTK en ik) had gelijktijdig een vrije dag versierd (voor mij niet zo moeilijk) en we gingen vanuit Port of Spain  per taxi naar Corozul Point, waar we zwommen en uitgebreid in de zon lagen, terwijl we de door ons ingeslagen flessen rum ledigden. Op het strand ontmoetten we een Noorse WTK, die op een zeker moment van de door de zon verwarmde rum buiten kennis raakte, terwijl hij in het water lag. We konden hem ternauwernood redden door hem van de bodem op te pikken en het strand op te slepen, waar hij weer enigszins bij bewustzijn kwam. Voor de zekerheid namen we hem maar mee naar ons schip, waar hij weer boven Jan kwam, nadat hij wat te eten (en te drinken) had gekregen. Dit was mijn eerste kennismaking met Scandinavische zeelui in vreemde havens. Ik zou in de toekomst nog vele van deze gevallen meemaken; zich aan de wal half – of soms helemaal – bewusteloos drinkende Vikingen, die op hun schip droog stonden door een streng alcoholverbod.

    Van Trinidad ging de reis naar Ciudad Bolivar; dit betekende de Orinoco rivier op. We zouden echter direct hierna nogmaals naar Port of Spain gaan om nog wat vracht op te pikken voor de U.S.A. Omdat VHF-verkeer nog niet zo was ingeburgerd, moest ik de verbinding tussen het controlestation halverwege de rivier (Puerto Ordaz Radio/YVP) en de loods onderhouden. Dit betekende wel, dat ik vanaf de riviermonding tot aan Ciudad Bolivar het radiostation niet mocht verlaten. Dat werd dus een lange zit van ‘s morgens 06.00 tot ‘s avonds 20.00 uur. Vanuit de zijdeur van m’n radiostation kon ik de prachtige natuur van de Venezolaanse binnenlanden bewonderen. De vochtige hitte en de afwezigheid van airconditioning deden de op Trinidad zo overvloedig ingenomen glazen bier en Cuba Libre snel uit het lichaam ontsnappen.

    Halverwege de Orinico deed het gebrek aan slaap door de festiviteiten op Trinidad zich gelden en ik nam mij voor in Ciudad Bolivar na aankomst direkt te gaan slapen tot vertrek. Nadat we waren afgemeerd ontstond er dus spontaan een feest in de hut van de tweede WTK, waarbij vele flessen bruine rum werden soldaat gemaakt. Deze flessen rum waren door sommigen op Trinidad gekocht om in de States te verkopen, maar kwamen dus niet verder dan Ciudad Bolivar. Misschien maar goed ook, want de rum was van een dusdanige inferieure kwaliteit, dat we het idee hadden dat binnenlandse vluchten in Venezuela op deze rum vlogen.

    In Ciudad Bolivar werd erts geladen en ondanks dat alle patrijspoorten en deuren hermetisch waren afgesloten (mede in verband met te verwachten diefstal uit de hutten), was alles in de hutten bedekt met een laag stof. De tweede STM sloeg de goede raad in de wind en via een niet goed afgesloten patrijspoort werden verscheidene waardevolle spullen uit zijn hut gestolen. Met een punthoofd van de rum en veel te weinig nachtrust begonnen we aan de terugtocht over de Orinoco. Dit werd voor mij weer een zit van 12 á 14 uur, zodat ik alle tijd had om m’n radiostation te reinigen. Met Puerto Ordaz Radio had ik nog onenigheid ook. Dit station had maar twee frequenties; één in de middengolf en één in de korte golf (8 MHz). Lag je nu in de riviermonding, dan kon je haast geen verbinding krijgen omdat de afstand te groot was voor de middengolf (o.a. door luchtstoringen) en te klein voor de korte golf. De radiogolven gingen als het ware over je heen; een paar honderd mijl verderop in de Caribbean was het station waarschijnlijk best te ontvangen, maar tussen de riviermonding en een uur of zes stroomopwaarts was het waardeloos. Een eind rivier opwaarts kon je gewoon werken in de middengolf. Dit was het radiostation niet uit te leggen; ze waren nog wel zó trots op hun kortegolfzender, dat ze dachten dat  hiermee elke verbinding gemaakt kon worden.

     Nadat we de Orinoco hadden verlaten en ik de MSG van de kapitein aan Port of Spain had verzonden, sliep ik 12 uur achter elkaar om me voor te bereiden op slechts één avondje Port of  Spain, want we zouden deze keer vrij kort binnen liggen. Eigenlijk was er maar tijd voor een laatste bezoek aan de Miramar, waar we als “oude bekenden” hartelijk werden onthaald door de Maria’s, Juanita’s, Carmen’s en Esmeralda’s; het vrouwenbestand was dus echt niet alleen maar uit optredende travestieten samengesteld! Integendeel, sommigen zagen er zeer appetijtelijk uit en waren 100% vrouw, zoals ik zelf heb mogen vaststellen.  

    Tot nu was het steeds haventje in haventje uit geweest, maar nu kregen we een “oversteek” naar de States. Deze tocht zal me altijd bijblijven, want we kwamen terecht in de hurricane Esther. Al in Port of Spain had ik de hurricane warnings gehoord en bij de kapitein afgeleverd. Volgens de te verwachten koers en snelheid van Esther zouden wij er net van gevrijwaard blijven. Ik luisterde onafgebroken naar de hurricane warnings van de Coastguard stations San Juan/NMR en Miama/NMA. Het weerbericht van NSS (de Atlantische Oceaan vanaf 10°W tot het midden van het continent) nam ik nu meerdere malen per dag en verstuurde mijn OBS’en zo snel mogelijk naar de Coastguard stations NMR, NMA of NMY (toelichting CG-stations later). Ondanks Esther besloot de kapitein de normale koers te volgen in de hoop dat ze geen kuren zou gaan vertonen. Zijn gok viel goed uit, want haar koers en snelheid veranderden; ze nam nl. een meer noordelijke koers, zodat we in de staart van de hurricane terechtkwamen. Het oog van de orkaan (ca. 14 km in omtrek) trok met een snelheid van zo’n 12 knopen aanvankelijk WNW, maar op ca. 25°NB veranderde dit in NW, zodat ze meer van ons weg trok. Huizenhoge golven kwamen op ons af en immense watermassa’s overspoelden het schip. Het wachtlopen in deze heksenketel viel niet mee en ik lag buiten m’n wacht en de maaltijden constant in mijn kooi. 

    Door een meer westelijke koers aan te houden en zodoende enigszins  van de hurricane weg te varen werd het weer iets beter en vervolgden we met enige vertraging onze weg. Ik was blij eindelijk een radiopeiling van Ambrose Lightvessel te kunnen nemen, want dat betekende dat we New York naderden. Nadat we Sandy Hook gerond hadden en we in Ambrose Channel voeren, kon je in de verte de stad zien liggen, want eerst nadat we onder de Verrazano Narrows Bridge (tussen Brooklyn en Staten Island) door waren gevaren, kwamen Brooklyn en Manhattan pas goed in zicht. Tussen deze drie “stadsdelen” hadden we een prima uitzicht op drie eilandjes, nl. Governor’s Island, Ellis Island (de plaats van aankomst van miljoenen emigranten) en Liberty Island met daarop de beroemde Statue of Liberty.

    De K.N.S.M. had een eigen pier aan First 31st Street (First Avenue/31st Street) in Brooklyn, waar wij steeds lagen als we New York aandeden. We hoefden slechts naar Second Avenue te lopen om de subway te kunnen nemen naar de rest van New York. Southbound naar Coney Island en northbound naar Manhattan, Queens of Bronx. Bij elke aankomst werd de bemanning eerst “gescreend” door een immigration officer; degene die bij ons aan boord kwam, scheen een hekel te hebben aan Fidel Castro (niet ongewoon in 1962!) en vroeg quasi-nonchalant aan enkele Spaanse matrozen of ze Fidel een aardige vent vonden. Eén van hen antwoordde daar in z’n onschuld “yes” op; “No shore leave”, luidde hierop het antwoord en de man kon aan boord blijven. Reclameren hielp niet; de immigratie ambtenaar gedroeg zich nog erger dan de man waaraan hij zo’n hekel had.

Omdat ik voor de eerste keer in de States kwam, zou er van mij een foto gemaakt worden voor een “identification card”, een pasje voor buitenlandse zeelui. Dit moest ‘s morgens ca. 09.00 uur gebeuren, terwijl ik om halfzes naar bed was gegaan. Dit is op de foto dan ook goed te zien!                                              

    Omdat ik binnengaats toch vrijwel niets te doen had, moest ik in New York tallyen in de ruimen ofwel toezicht houden op het lossen. Je bevond je dan op één der tussendekken in een ruim en moest tallyen (tellen) wat er gelost werd; tevens moest je opletten dat er niets gestolen werd. Vooral in de lockers (ruimten tussendeks die afgesloten kunnen worden) zat “diefstalgevoelige lading” zoals kauwgom, radio’s, fototoestellen, cosmeticaspullen enz. Wat een 21-jarig jongetje moet uitrichten tegen een verzameling bootwerkers als klerenkasten is me nooit duidelijk geworden. Ik was natuurlijk geen partij voor de door de wol geverfde bootwerkers, die soms meer werk hadden aan het achterover drukken van spullen dan het lossen van die spullen. Niettemin probeerden ze me om te kopen met door hen gestolen kauwgom, maar daar trapte ik niet in. Dit werken in de ruimen was de enige manier voor mij om wat overwerk te maken, want binnengaats had een R/O natuurlijk weinig te doen.

Maakte ik op zee per ongeluk meer dan acht uur en ik vulde mijn overwerkstaat in, dan weigerde van Keulen het te tekenen onder het motto: Binnengaats doe je toch niets, dus dat is mooi gecompenseerd”. De lui van de praktijkcursus in Amsterdam kregen klaarblijkelijk gelijk met hun bewering, dat de overwerkstaat niet behandeld hoefde te worden.

     Radio-Holland had in New York een inspectie, waar je terecht kon als je eventueel een reparatie aan de apparatuur had of als je wat reserve onderdelen nodig had. Ook kon je hier je naar Nederland op te sturen bescheiden kwijt. De Inspectie liep ook alles in het radiostation even na, als je toe was aan de wettelijk voorgeschreven jaarlijkse inspectie van het radiostation. Omdat voor ons Nederlanders alles in de States aan de dure kant was (1$ = ƒ3,85), waren ook spullen die men voor de uitoefening van de radiodienst nodig had vrij duur. Zo werd er vanuit het hoofdkantoor te Amsterdam een circulaire naar alle schepen verstuurd, waarin men werd opgeroepen géén gedestilleerd water in de States te bestellen. Dit diende elders te geschieden, maar mocht men dit toch onverhoopt in New York nodig hebben, dan was gebleken dat het leidingwater van Brooklyn óók geschikt was om de accu’s te vullen!

Tijdens mijn drie bezoeken aan New York gedurende deze reis ging ik als nieuwkomer tamelijk veel de stad in om zoveel mogelijk te bezichtigen. Zo ging ik ‘s middags vaak in m’n eentje naar Madison Square Garden, Wallstreet, Empire State Building (toentertijd nog het hoogste gebouw ter wereld), het gebouw van de V.N., Central Park of reed voor een dime (10 dollarcent) urenlang in de subway van Coney Island via Yonkers naar Flushing. Eénmaal ben ik in 33rd Street, schuin tegenover de Empire State Building,  Jack Dempsey's bar binnengestapt om er een biertje te halen. De voormalig wereldkampioen zwaargewicht was er dus niet, maar dat had ik ook niet verwacht. 

    Voordat we op 2nd Avenue Brooklyn de subway pakten, gingen we altijd een pintje pakken in ons stamcafé, Pete’s Bar, op de hoek van 2nd  Ave en 32nd Street. Dit café behoorde toe aan twee Schotse broers, Steve en Pete, en kon qua gezelligheid doorgaan voor een bruin Amsterdams café. Nergens ben ik zo’n goede, attente barkeeper tegengekomen als Pete. Steeds net op tijd een vers pilsje, net op tijd met z’n aansteker, altijd een praatje met iedereen ook al was het nog zo druk, altijd correct afrekenen enz. Dat afrekenen ging anders dan bij ons. Je had wat geld voor je op de bar liggen en na elk ingeschonken biertje haalde Pete er een dime vanaf. Na drie dimes te hebben geïnd, was het vierde (draft) biertje van het huis. Van alle aan de tap zittende klanten hield hij dit op onnavolgbare wijze bij. In tegenstelling tot het tegenwoordige Nederland kon je je muntgeld rustig op de bar laten liggen als je naar het toilet moest. Niemand haalde het in zijn hoofd andermans geld te pikken; misschien was de oplettendheid van Pete hier ook wel credit aan. Nieuw voor mij was het bakje gratis chips op de bar. Begin jaren zestig kenden wij deze “versnapering” nog niet, dus dat was smullen geblazen. Was het maar nooit uitgevonden, denk je nu! Eten en drinken aan de wal beperkte zich in die tijd nog tot een hamburger (1 quarter = 25 cents), een biertje (1 dime = 10 cents), een rye-sandwich met salami of iets dergelijks. De subway kostte maar 1 dime en een yellow cab was zelfs voor ons nog te betalen. Inkopen deed ik vaak bij Sears of Macey’s, het grootste warenhuis ter wereld. Omdat je kon aantonen dat je als buitenlander op bezoek was, kreeg je vaak de tax terug die normaal op alle artikelen moest worden betaald. Vanuit New York, waar we na gelost te zijn weer lading voor Europa kregen, ging de tocht naar de haven Brighton op Trinidad om teer te laden.  

 Mona Lighthouse 
Mona Passage met Isla Mona

 Schepen die vanuit New York en omgeving de Caribbean in gingen, deden dat vaak via een bepaalde route, nl. via de Mona Passage. Deze ligt tussen de Dominicaanse Republiek en Puerto Rico. Omdat de reis zo voorspoedig was verlopen en we vóór op schema lagen, werd door de eerste stuurman geopperd de richtingzoeker te kalibreren door een rondje om Mona Island te maken.   Dit eiland ligt (uiteraard) in de Mona Passage en hierop staat een radiobaken, dat dan door de stuurman met het oog en door mij met de richtingzoeker gelijktijdig gepeild kon worden. Er kon bv. door ons beiden om de 30 graden gepeild worden. De verschillen  tussen onze peilingen (die van de stuurman waren correct) werden dan als correctie-kromme in een grafiek gezet, zodat bij latere peilingen met de bekende, opgetreden fouten rekening kon worden gehouden. Daar de uitkomsten van peilingen sterk afhankelijk zijn van de op het schip aanwezige opbouw, waaronder ook de antennes gerekend dienen te worden, moet die opbouw tijdens het nemen van peilingen zoveel mogelijk overeenkomen met die van tijdens het kalibreren. Particuliere antennes waren dan ook verboden, want die hebben een storende invloed op de uitkomst van de peilingen.   Voor privé radio-ontvangst bezitten de schepen daartoe een C.A.S. (centraal antenne systeem), waarop alle hutten zijn aangesloten. Mijn eigen (grote) antennes moest ik tijdens het kalibreren van de richtingzoeker aarden.

In onze voorlaatste haven van deze slinger, Brighton  op Trinidad, zouden wij teer gaan laden. Er bevindt zich hier een teermeer (Pitch Lake), waar de teer opborrelt. Na enkele honderden tonnen   teer (in vaten) te hebben geladen, gingen we richting Ciudad Trujillo in de Dominicaanse Republiek. Dit zou de laatste Caraïbische haven zijn van deze reis. We arriveerden vrijdagmorgen de 17e november in de haven van Ciudad Trujillo, gelegen aan de Rio Ozama. Het laden zou ca. twee dagen duren en in de loop van zondag of uiterlijk maandag zouden we uitvaren voor de oversteek naar Europa. Na een uiterst gezellig avondje in Ciudad Trujillo zou dit dus de afsluiting worden van de eerste slinger; ik wist toen nog niet dat er nog twee zouden volgen. 

  De 18e november was een zaterdag, wat betekende onderhoud accu’s. Eens per week moest nl. het accurapport (RH38) worden ingevuld, waarin van alle cellen de zuurdichtheid en klemspanning moest worden genoteerd. Eventueel moest gedestilleerd water worden bijgevuld en de accu’s moesten worden schoon gehouden. Op de Parthenon bevond de accukast zich naast de radiohut aan SB. Daar wij ter hoogte van het Fortaleza Ozama (door Trujillo tot "Fort van de 18e december" hernoemd) met BB langs de kant lagen, had ik die zondagochtend een mooi uitzicht over de brede Rio Ozama. Het viel mij op dat er ver weg aan de overkant van de rivier een tweetal jachtvliegtuigen elkaar achterna zat. Plotseling werd ik opgeschrikt door één van de twee vliegtuigen, die rakelings over ons heen scherend het fort beschoot, dat zich niet ver van  de havenkant bevond en waar wij pal vóór lagen.

   Op deze 18e november brak nl. "rebellie der piloten" uit, een opstand tegen Ramfiz Trujillo, de zoon van de op 30 mei van dat jaar door zijn lijfwacht vermoorde dictator Rafael Leonidas Trujillo Molina. Deze Ramfiz oefende de eigenlijke macht uit in plaats van de in 1960 door Trujillo aangestelde president Joaquin Balaguer.  

Tot driemaal toe vloog het schietende toestel over ons schip en bestookte het fort. Na de eerste keer was ik uiteraard als een speer naar binnen gevlucht om via de patrijspoort de strijd te volgen. Van wat er landinwaarts gebeurde, had ik uiteraard geen idee. 

   Het uitvaren van schepen werd verboden, zodat we voorlopig in deze heksenketel zouden moeten blijven liggen. Er werd ons aangeraden die zaterdagavond niet de wal op te gaan, maar vreemd genoeg mocht dat de daaropvolgende dagen weer wel. Voorlopig werkten de havenarbeiders niet, zodat we rekening konden houden met een paar dagen binnen liggen. Dus leende ik van iemand maar weer 5 dollar en vermaakte me de volgende vier dagen kostelijk met deze ƒ 19,00! Dat waren me nog eens tijden! Vier dagen “feestvieren” voor nog geen twintig gulden!! 

   De volgende dagen vlogen er Amerikaanse straaljagers boven de stad en aan de horizon kon men de Amerikaanse vloot zien liggen, maar het leven ging “normaal” door en ‘s avonds was er al helemaal niets van de opstand te merken. Het Dominicaanse fregat "Angelita" dat vóór ons aan de kade lag, bleek maandagochtend te zijn vertrokken. Dit fregat was de voormalige "Sea Cloud", tot 1955 door de U.S. Coastguard gebruikt als weerschip en in dat jaar door de familie Trujillo aangekocht.

Twee broers van Trujillo, zijn zoon Ramfiz Trujillo en de rest van de familie waren met dit jacht gevlucht met aan boord het lijk van de vermoorde Trujillo,  miljoenen dollars, een lading juwelen en belangrijke waardepapieren, maar werden door president Balaguer gedwongen terug te keren. Trujillo werd daarna begraven in zijn geboorteplaats San Cristóbal. Balaguer gaf Ramfiz later toestemming het land te verlaten om zijn vader te laten herbegraven op Père-Lachaise te Parijs. Zes jaar later werd Trujillo nogmaals herbegraven, ditmaal op de El Prado begraafplaats te Madrid.

   Op donderdag 23 november werd de naam van de hoofdstad weer veranderd in de oorspronkelijke naam Santo Domingo en kregen we toestemming om te vertrekken en sloten we een hectische, maar fantastische week af. Tijdens overtocht naar Europa maakte ik voor het eerst kennis met het AMVER-system; dit stond voor Atlantic Merchant VEssel Reporting system. In 1967 werd de benaming vanwege de voortschrijdende automatisering veranderd in Automated Merchant VEssel Reporting system en in 1971 weer in Automated Mutual-assistance VEssel Rescue system. 

   Alle schepen (toen niet behorend tot een oostblok land) gaven aan de Amerikaanse Coastguard, zodra ze aan de oversteek van de Atlantische of  Indische Oceaan begonnen, hun beginpositie, koers, snelheid en bestemming door. Hierdoor had de Coastguard een volledig beeld van wat er zoal op de Atlantische Oceaan, maar ook in de Stille Oceaan aan schepen voer. Uiteraard in de eerste plaats om overal een vinger aan de pols te hebben, maar toch ook in verband met eventuele noodsituaties. Door dit volledige overzicht kon de Coastguard bij calamiteiten ogenblikkelijk de dichtstbijzijnde schepen naar een noodgeval dirigeren. Mocht de opgegeven koers of snelheid duidelijk gaan afwijken van hetgeen was opgegeven of veranderde de bestemming, dan gaf men deze correctie ogenblikkelijk door aan één der Coastguard stations.

    De thuisreis vanuit Ciudad Trujillo/Santo Domingo verliep verder zonder problemen en op 10 december meerden af aan de Surinamekade in Amsterdam. Op de RH-inspectie, aan het begin van de Levantkade, werd me door inspecteur De Bock meegedeeld, dat ik zowel de kustreis als de eerstvolgende grote reis mocht maken. Ik kon dus mijn wasgoed snel naar huis brengen, één nachtje thuis slapen om de volgende dag aan de kustreis te beginnen. 

    Veel herinner ik me niet van deze kustreis; alleen wat er in Hamburg gebeurde, staat mij nog goed bij. Tijdens ons verblijf aldaar vroeg de kapitein mij of ik zin had met hem naar een wedstrijd van Hamburger SV te gaan.  We waren tenslotte beiden voetballiefhebbers. Hij zou tracteren! Bij het Waldstadion aangekomen bleek hij geen kaartjes te hebben en we sloten aan in een rij voor de houten loketten. Nog voor we aan de beurt waren, werden de loketten gesloten. Uitverkocht! Dan per taxi de stad maar in, waar je onvermijdelijk belandde op de Rehperbahn of Grosze Freiheit. met zijn nachtclubs met portiers uitgedost als admiraals voor de deur. Zelfs een groentje als ik trapte niet in de verhalen van deze zeven-strepen portiers, maar el Capitano liet zich een tent binnen sleuren met mij in zijn kielzog. Hij zou immers trakteren!

In no time zaten er twee zussen bij ons, die beiden champagne (dus sekt) dronken en elk een pakje Stuyvesant wilden. Wij tweeën bestelden een biertje en na wat slap geklets en  ledigen der glazen waren de dames verdwenen en betaalde van Keulen ƒ 75,=. Nu misschien normaal, maar toen erg veel geld. Ik mocht dat absoluut aan niemand aan boord vertellen; de oude rot in het vak schaamde zich voor deze stommiteit. Twee biertjes voor ƒ 75,= !!

    Ik zal ook tijdens deze negendaagse kustreis wel hebben moeten talliën in een ruim; ik kan het me echter niet meer herinneren. Op 19 december waren we dus weer terug in Amsterdam en kon ik vliegensvlug m'n ouders en broers gedag zeggen en de schone was meenemen. Diezelfde dag vertrokken wij richting Willemstad voor mijn tweede slinger, deze keer onder het commando van kapitein Stuit. Dit was niet zo'n opvallend figuur als van Keulen; het enige wat ik me van hem kan herinneren is het feit dat hij met een Amerikaanse was getrouwd en zijn domicilie in de States had.

       De reis op gaan in een bekend radiostation vond ik wel een pluspunt. Je hoefde niet gelijk allerlei nieuwe dingen te bestuderen en eventueel na te kijken hoe andere toestellen aan de praat gebracht konden worden. Dat bij de K.N.S.M. het radaronderhoud onder de tweed stuurman viel, was voor mij qua werk rustiger, maar zodoende ontbrak het mij wel een vol jaar aan ervaring in reparaties en onderhoud. Bij sommige problemen werd ik uiteraard wel eens geraadpleegd, maar de allesoverheersende opvatting onder KNSM-stuurlui was dat een stuurman meer van radar wist dan een marconist. Ik deed dan ook geen enkele moeite hen van het tegendeel te overtuigen; ik hield van mijn rust. Nog geen week na vertrek uit Amsterdam maakte ik de eerste kerst viering op Zee mee. Buiten het ongetwijfeld verstrekte kerstdiner is mij er niets van bijgebleven. 

Een kerstkist van het "Comité Kerstfeest op Zee" met kleine presentjes maakte ik voor het eerst mee op de Ampenan, dus dat zal er deze reis niet hebben ingezeten. Alleen de door mij ontvangen kersttelegrammen hebben waarschijnlijk de kerstsfeer enigszins verhoogd.  

    Hadden we de eerste reis een admiraal als bijzondere passagier aan boord, de tweede reis was dat de Poolse gravin P……ski. Een elegante dame van wel rond de 50.  Als je 21 jaren jong bent, is 50 jaar tamelijk oud! Ze kwam wel eens een praatje maken als ik bij mooi weer en ondergaande zon op dek bij m’n open deur “wacht liep”. Onze conversatie verliep in het Duits, een taal die wij beiden tamelijk goed spraken. Contact met passagiers bleef meestal beperkt tot het opgeven van een telegram of een praatje maken zoals de gravin deed. Aan tafel zag je ze ook niet, want ze aten op een later tijdstip in de salon bij de staf aan tafel. 

Zodra Radio Hoyer 2 (een omroepstation) op de middengolf te horen was, wist je dat Willemstad niet ver weg meer kon zijn en zat de oversteek er bijna op. In de Caribbean luisterde ik vaak ‘s middags naar dit radiostation op Curaçao, vooral naar de toenmalige hits van Helen Shapiro, Paul Anka, Neil Sedaka enz.; Gerry Mulligan, Chet Baker, Art Blakey, Lee Morgan, Oscar Petersen e.a. werden (tijdelijk) naar het tweede plan verwezen.

    Oud en Nieuw werd gevierd in Willemstad en was weer des KNSM's; nogal schraaltjes wat betreft de inwendige mens. Na het verplichte samenzijn en de goede-wensen-ronde lag ik vóór 01.00 uur in bed. 

Na Willemstad, La Guaira, Puerto Cabello en Punta Cardon arriveerden we op elf januari 's morgens in alle vroegte in Santa Marta, Colombia. Dit zou dus mijn eerste verjaardag zijn, die ik niet thuis zou vieren. Na toestemming van de kapitein had ik via de chef-hofmeester geregeld, dat mijn verjaardag vanaf 11.00 uur in de passagiers-lounge zou worden gevierd. Alle officieren kwamen zo'n twee uur lang borrelen. De chef-kok had wat schalen met snacks verzorgd en het drinken was onbeperkt en uiteraard voor mijn rekening. 

  Niet de kapitein, maar de chef-hofmeester maakte een eind aan de festiviteiten door geen drank meer te schenken en de schalen weg te halen. Er moest tenslotte op tijd geluncht worden. Passagiers hadden we niet aan boord, maar toch! Net na die lunch kreeg ons schip bezoek van enkele Colombiaanse bedelnonnen. Tot op de dag van vandaag heb ik geen mooiere vrouw gezien als één van deze nonnen. Uiteraard was alleen maar haar gezicht te zien, maar deze was van een unieke schoonheid.                                                     

Zo ongeveer zag ze er uit! 

 De bedelnonnen kwamen uiteraard om geld bedelen voor de vele minder bedeelden in dit arme land, maar ook zeep, kleding, melk enz. was van harte welkom. Ik kon haar slechts helpen aan een stuk zeep, een blik melkpoeder en mijn charmantste glimlach. Ook in de Colombiaanse havens Santa Marta, Cartagena en Barranquilla loonde het de moeite sigaretten te smokkelen om wat stapgeld bijeen te sprokkelen. Omdat de Guardia Civil in sommige landen zo ver ging de zeelieden te fouilleren, moest ik een list verzinnen. Ik had destijds onderbroeken met een soort dubbele bodem in het kruis. Hierin pasten drie á vier pakjes sigaretten. Ik had nog nooit gezien dat er iemand in z’n kruis werd gefouilleerd, zodat ik deze methode in vele havens met succes heb toegepast. Een pakje Marloboro bracht toch gauw tien cerveza op.

    Na Colombia deden we de Venezolaanse havens Maracaibo, Puerto Miranda, Puerto Cabello en La Guaira weer aan vóór we de eilanden ten noorden van Trinidad (Grenada, Barbados, Martinique en Guadeloupe) met een bezoek vereerden. Nadat we Guadeloupe hadden verlaten, hoorde ik een Nederlands schip werken met NMR. Het bleek de Bintang/PDDG te zijn en aan de manier waarop de letter C werd geseind, wist ik dat mijn vriend Bert de Jong daar aan boord moest zitten. Hij maakte van de C (-.-.) nl. een T en een R (-  .-.). Even snel QSO (verbinding) gemaakt op de 500 kHz en we switchten naar een MG-telefoniefrequentie om wat bij te praten. We ouwehoerden de twee uur tussen de zonewachten vol en ik sprak af hem in New York te komen opzoeken, want we zouden vrijwel gelijktijdig binnen liggen. 









Mijn "spaarzame" vrije tijd benutte ik om van het prachtige CaraÏbisch gebied te genieten 

  De HWTK kon me ‘s avonds precies vertellen wat ik allemaal had gezegd die middag. Zoals bekend is elk schip uitgerust met een C.A.S. dat zorgt voor de radio ontvangst in de hutten. Om nu te voorkomen dat er meegeluisterd kan worden tijdens een telefoniegesprek heeft men een antenne break system aangebracht, een systeem dat de ontvangst via het C.A.S. onderdrukt zodra de telefoniezender in de lucht is. Uiteraard gebeurt dit ook met de telegrafiezender, maar daarbij wordt het C.A.S. slechts uitgeschakeld als de sleutel wordt ingedrukt. Bij een telegrafieverbinding ratelde het dus in de hutten en zette men zijn radio maar af. Theoretisch zou er dus van een telefoniegesprek niets kunnen worden ontvangen, maar in de praktijk lag dat anders. Elke frequentie heeft zijn resonante, wat wil zeggen dat bv. de 2600 kHz ook te horen is op de 5200 kHz, maar ook op de 1300, 650 en 325 kHz. Door op deze laatste frequentie af te stemmen, kon gevolgd worden wat er in het radiostation werd gezegd. Men moest er dus wel speciaal op afstemmen, dus met andere woorden men moest wel erg nieuwsgierig zijn naar wat er allemaal werd gezegd.  In dit geval was het niet zó erg, maar bij echte privé telefoniegesprekken gebeurde het ook en dat is laakbaar. Mijn gewoonte om door mij beschreven papieren te versnipperen vóór ze in de prullenbak te gooien stamt uit die periode, want zodra er iemand in het radiostation kwam gingen de ogen over de paperassen. Veelal was men nieuwsgierig naar de nieuwe bestemming van het schip; dit speelde vooral op tankers waarop ik later voer. 

    Deze keer gingen we niet direct naar New York, maar vanaf Miami volgden we de kust naar het noorden. In Miami gingen we liften naar Miami Beach; dat ging sneller dan met de bus. In no time hadden we een lift van twee Cubaanse vrouwen, die ons van downtown Miami via de MacArthur Causeway naar de Ocean Drive reden. Daar lagen we de hele dag aan het prachtige brede strand, waarna we laat in de middag weer een lift terugkregen naar downtown Miami, waar de haven vlakbij ligt. Met we bedoel ik de “leraar” , een vierde WTK en ik. Meestal gingen wij overdag gedrieën stappen, ‘s avonds voegde de elek zich vaak bij ons.

    Van Miami ging de reis naar Fort Lauderdale, een uurtje of twee varen. De dag daarop (20 februari 1962) zou John Glenn als eerste Amerikaan de ruimte worden ingeschoten vanaf Cape Canaveral. Omdat deze lanceerplaats pal noord en niet zo ver van Fort Lauderdale afligt, wilde ik proberen met mijn Agfa-Clack er een foto van te nemen. De countdown werd via de radio uitgezonden, zodat ik met de radio in het radiostation keihard aan op het antennedek boven de radiohut met mijn toestelletje in de aanslag zat. Meer dan een soort van rookpluim kreeg ik niet te zien; ook de foto vertoonde een uiterst miniem pluimpje.

Van hier ging het via Jacksonville naar Baltimore, dat werd bereikt door na het ronden van Cape Henry de Chesapeake Bay in te draaien. In Baltimore was het koud en guur, dus een nachttent was de aangewezen plaats om wat op verhaal te komen. Hier zag ik voor het eerst go-go girls op verhogingen en soms op de bar dansen.

Die ouwe van ons kan soms zó snoteigenwijs zijn ...! 
Humor !

   De tocht Baltimore-Philadelphia werd binnendoor gemaakt via de Chesapeake-Delaware Channel met de eerste stuurman als gezagvoerder, daar kapitein S. zich na aankomst te Baltimore naar huis spoedde om pas vlak voor vertrek vanuit  Philadelphia weer aan boord te komen. Na Philadelphia werd New York weer aangedaan en ging ik de dag na binnenkomst vanaf 33rd  Street Bert de Jong bezoeken op de Bintang, die aan de Mij. Nederland-pier ter hoogte van  44th  Street in Brooklyn lag. De heer De Jong was echter afwezig; hij was op bezoek bij kennissen. Hij was blijkbaar in allerijl vertrokken, want de nieuwsberichten van Scheveningen Radio lagen nog onuitgewerkt op zijn werktafel.

Tijdens deze binnenlig periode in New York bracht ik eens mijn maandafsluiting bij deze RH-inspectie ter verzending naar Nederland. De inspectie was die dag bezet door de inspecteur en zijn secretaresse. Mij werd door die secretaresse gevraagd of ik die dag iets speciaals te doen had. Na mijn ontkennende antwoord werd mij verzocht bij diverse elektriciteitswinkels in de buurt van de inspectie te gaan informeren naar de prijs van een bepaald merk radio. Ik vond het een nogal vreemd verzoek, maar deed het toch. Na mijn terugkeer had ik het idee, dat de resultaten van mijn onderzoek voor kennisgeving werden aangenomen. Tot op de dag van vandaag heb ik er zo het mijne van gedacht. 

    Vanaf New York ging de reis naar San Juan, Puerto Rico. Hier lagen behoorlijk wat cruise schepen op de rede met voornamelijk scheppen geld uitgevende (vooral) Amerikaanse toeristen. Na wat lading voor Europa te hebben ingenomen, vertrokken we naar Willemstad om daar de laatste gaatjes in de ruimen te vullen, alvorens de thuisreis te aanvaarden. Na aankomst in Amsterdam op 9 april 1962 mocht ik zowaar de kustreis achterblijven, zodat ik eindelijk eens ruim een week thuis kon zijn. Op 18 april was het weer varen geblazen, zodat ik in mijn eerste jaar bij de koopvaardij precies 10 dagen thuis was geweest. 

Mijn derde reis ging weer onder commando van kapitein Stuit. De vaste werkzaamheden vóór vertrek werden al routinematig uitgevoerd. Een tijdsein en het weerbericht van PCH nemen, gelijktijdig met dat van Niton Radio/GNI, want beide stations zonden om 08.30z uit. Hierna die van Land's End Radio/GLD om 08.48z en het grote weerbericht van Portishead  om 09.30z. De aangevraagde reserveonderdelen en papieren opbergen, de accu’s onder lading zetten, een doos bier, een fles jenever en 10 pakjes Van Nelle bestellen. De reis kan beginnen!

    Dit zou “de reis van de problemen” worden, hoewel niets in die richting wees, toen we met een voorjaarszonnetje en weinig wind na het verlaten van IJmuiden ZZW koersten. Iedere wacht begon met het uitluisteren naar de verkeerslijst van Scheveningen Radio, tijdens de 0800-1000 wacht gevolgd door een weerbericht en tijdsein voor de chronometers. Zolang we onder de kust voeren, was het nemen van een radiopeiling per dag verplicht. Na enkele dagen begon ik de verkeerslijsten van het kuststation van bestemming te nemen. Tussendoor konden er altijd privégesprekken of –telegrammen van opvarenden komen. In deze bloeitijd van de telegrafie waren er verschillende mogelijkheden tot het versturen van groeten en/of cadeau’s per telegram. De overbekende GTG (Groeten TeleGram) met vaste tekst, CTV (Cadeau Telegram Vaste tekst) of GST (Groeten Surprise Telegram). Telegrammen konden worden afgeleverd op een normaal telegramformulier, maar voor ƒ 0,50 méér kon dit ook op luxere formulieren voorzien van bloemmotieven e.d. Hiertoe had men de keus uit twee varianten, genaamd LX1 en LX2. Voor een 25-jarig huwelijksfeest was er LX3 en voor sterfgevallen LXdeuil. Verrekening van kosten voor telegrammen verzonden via Scheveningen Radio gebeurde natuurlijk in guldens, maar in verkeer met buitenlandse stations gebeurde dat in goudfrancs. De kust- en landlijntaksen stonden in de List of Coast Stations vermeld in (centimen van) goudfrancs, zodat dit moest worden omgerekend in guldens. Een goudfranc had als tegenwaarde ƒ 1,25.

    Zodra Het Kanaal verlaten werd, verzond ik een AMVER-bericht naar NMR (Puerto Rico) of NMY (New York).

                                                                         U.S. COASTGUARD

De U.S. Coastguard heeft een netwerk van kuststations, waarmee kan worden gewerkt in de MG en KG. San Francisco Radio/NMC, Miami Radio/NMA, Boston Radio/NMF, New Orleans Radio/NMG, New York Radio/NMY, Portsmouth Va. Radio/NMN, San Juan P.R. Radio/NMR en Kodiak Radio/NOJ hebben alle dezelfde werkfrequenties en als bv. NMF je niet hoorde, dan gaf NMY of NMN wel antwoord, zodat je je bericht zonder veel vertraging kwijt kon. Deze stations zenden weerberichten en dringende navigatieberichten uit, nemen OBS-en (weerobservaties van schepen) en AMVER-berichten (uitleg volgt later) aan en geven op verzoek radio medisch advies. Uiteraard geven zij in voorkomende gevallen leiding aan noodverkeer. Dit netwerk aan de wal wordt gecompleteerd door vijf Ocean Station Vessels, die in een bepaalde positie vóór de kust van de U.S.A. liggen. Ocean Station Vessel 4YA ligt op 62.00N 33.00W, 4YB op 56.30N 51.00W, 4YC op 52.45N 35.30W, 4YD op 44.00N 41.00W en 4YE op35.00N 48.00W.

De roepletters 4YA, 4YB enz. behoren tot de serie 4YA-4YZ, die is toegewezen aan de International Civil Aviation Organization en mobiele stations met die roepletters verzorgden tot in de zeventiger jaren berichtgeving en plaatsbepaling van vliegtuigen, die de Atlantische Oceaan overstaken. Zo lag er voor de kust van Europa ook een aantal van deze schepen. Ten westen van Groot-Brittannië en Ierland lagen 4YI op 59.00N 19.00W en 4YJ op 42.30N 20.00W, dwars van Portugal lag 4YK op 45.00N 16.00W en voor de Noorse kust ligt (nog steeds) 4YM op 66.00N 02.00E.

Station 4YA (tussen IJsland en Groenland) werd beurtelings bemand door de Noren en de Nederlanders. 4YI en 4YJ door Britten en Nederlanders, 4YK door Fransen en Nederlanders en 4YM door Noren en Nederlanders. Hiertoe had de Nederlandse Rijksluchtvaartdienst de beschikking over een tweetal oude, omgebouwde Amerikaanse fregatten uit WO2, nl. de Cirrus en de Cumulus (resp. 1930 en 1819 BRT), waarop naast aeronautische werkzaamheden ook weerwaarnemingen werden gedaan. De Cumulus werd in 1963 vervangen door een speciaal voor dit doel gebouwd schip, wederom Cumulus (1974 BRT) genaamd. De Cirrus (met een triple expansie stoommachine, voor ingewijden) werd in 1971 gesloopt.

   Waren er bv. Amerikaanse passagiers aan boord, dan luisterde ik ook uit naar Chatham, Mass. Radio/WCC en/of New York Radio/WNY. Dit waren elkaar beconcurrerende  stations; WCC was van RCA en WNY was van Mackay, beide telegraaf-maatschappijen. Persoonlijk werkte ik het liefst met WCC, dat accuraat werkte. Tuckerton, New Yersey Radio/WSC (Global Marine Comm. Inc.) was eveneens een station waarmee ik altijd lekker werkte. Tijdens de 1200-1400 wacht kwam het weerbericht van NSS (1235z) en tijdens de 1600-1800 wacht de persberichten van PCH (1620z). Gedurende de 2000-2200 wacht soms nog een weerbericht en indien door het tijdsverschil ook de 0000-0200 wacht gelopen werd, nogmaals het NSS weerbericht van 0035z. Gedurende de vier wachten van twee uur, dus óók tijdens het nemen van weerberichten of verzenden van berichten, werd constant uitgeluisterd op de internationale noodfrequentie 500 kHz. Dit uitluisteren gebeurde natuurlijk per luidspreker. Eigenlijk ontving ik alles per luidspreker, een koptelefoon deed ik alleen op als de verbinding slecht was of als je een radiopeiling nam, maar dat gebeurde altijd in de kaartenkamer waar de richtingzoeker meestal was geplaatst. Je kon desnoods bij iemand anders in de hut gaan zitten, als je de morseseinen nog maar kon horen en ontcijferen; zelfs met muziek aan en tijdens drukke gesprekken lukte dit probleemloos.

Uitluisteren op de noodfrequenties bij de deur van de radiohut   
Post van thuis of van Sigrid ??

 Voor sommige passagiers aan boord was het van groot belang de koersen van de Amsterdamse Beurs tijdens de reis bij te houden. Hiertoe zond Scheveningen Radio aan het eind van de persberichten een lijst met slotkoersen uit, bestaande uit een reeks van zeventien cijfergroepen met de volgende betekenis:

1. 3½ % staatslening, 2. Koninklijke Petroleum, 3. Unilever, 4. Philips, 5. A.K.U., 6. N.S.U., 7. Handelsvereniging, 8. Deli, 9. Amsterdam Rubber, 10. Rotterdamsche Bank, 11. Amsterdamsche Bank, 12. H.A.L., 13. Van Ommeren, 14. K.N.S.M.,
15. Billiton, 16. U.S. Steel, 17. Anaconda.

Ondanks het bestaan van een officiële “relay-dienst” (het kosteloos overnemen van telegrammen van en naar schepen, hierover later meer) via Scheveningen Radio nam je natuurlijk berichten over voor schepen, die geen verbinding met PCH hadden. Er waren hiervoor speciale RH-periodes in de 8 MHz van 2130 tot 2145z, in de 12 MHz van 1330 tot 1345z en in de 16 MHz van 0530 tot 0545z. Men was verplicht tijdens deze periodes in de roepband te luisteren en (minstens twee) roepletters van roepende Nederlandse schepen in het dagboek te vermelden, ten teken dat was uitgeluisterd.   

Sloepzender getest en in orde bevonden 

  Wilde men een RH-schip vragen iets voor Scheveningen Radio over te nemen, dan riep men b.v. PDRH PDRH PDRH de PCCM QSP PCH?, hetgeen betekende: Radio-Holland schepen hier de Acila, kunt u kostenloos berichten overnemen voor Scheveningen Radio?

Vooral rond Kerst en Oud en Nieuw werd op deze wijze vaak de helpende hand geboden aan collegae die geen verbinding met PCH konden krijgen. Het door bemanningsleden aanbieden van vooral cadeau- of gelukstelegrammen leidde soms tot gesprekken die wat dieper gingen dan normaal. Zo was er een 20-jarige matroos die een telegram aan een vrouwtje verzond en gelijktijdig zijn problemen bij mij als 22-jarig knulletje kwam deponeren. Zo had hij een meisje leren kennen in Amsterdam, dat hem op een gegeven moment mee naar huis nam, waar hij pardoes stapelverliefd werd op de moeder. Deze gevoelens waren wederzijds en dus had hij een probleem. Tijdens het laatste verlof had hij ze nog allebei kunnen aanhouden, maar in de toekomst voorzag hij grote problemen. Hij vroeg wat ik er van dacht. Wat moet je als net volwassen geworden puber nu hierop antwoorden? Ik had nog nooit zulke problemen gehad, dus mijn antwoord zal wel totaal nietszeggend zijn geweest. Een jaar later ontmoette ik hem bij het Muiderpoortstation in Amsterdam-oost en hij stelde me toen voor aan “de moeder”, want daar had hij tenslotte maar voor gekozen.

    Het volgende probleem was van ernstiger aard. Een Spaanse matroos werd om voor mij onduidelijke reden door de andere Spanjaarden aan boord doodgezwegen. De man liep met bloeddoorlopen ogen en half waanzinnig rond, want tijdens zo’n oversteek kon je ook niet even de wal op om ergens een praatje te maken. De man lulde honderd uit tegen de Nederlanders en was als een kind zo blij als er iets tegen hem in het Spaans werd gezegd. Enige kennis van de Engelse taal had hij niet. Mijn Spaans was na twee slingers Caribbean niet onaardig, zodat ik zo nu en dan iets tegen hem kon terugzeggen. Doodzwijgen aan boord van een schip is een verschrikkelijke straf en heb ik daarna nooit meer meegemaakt.

     De Caribbean lag er weer als een spiegel bij toen wij voor de derde keer dit gebied binnenvoeren en weer was Willemstad de eerste haven die we aandeden, gevolgd door enkele Venezolaanse havens, waarna we de Caribbean verlieten om naar Georgetown, British Guyana te varen. In een bar in Georgetown kwam op een gegeven moment een hoertje uit Paramaribo bij ons aan tafel zitten, die bij een door ons geoffreerde Cuba Libre de overgetelijke woorden sprak: “Vrouwen wie drinken alleen maar Cola, niet goed van onderen”. Wijze woorden dus!  Onthouden !!

De K.N.S.M. pier te Paramaribo

Pak 1 ofwel Pakean blauw 

  Het volgende probleem kondigde zich na Paramaribo aan. Een jonge bediende vertelde mij aarzelend en in tranen, dat hij met een groot probleem worstelde. “Oh jee”, dacht ik, “hier is weer iemand die anders is dan hij aanvankelijk dacht”. Maar nee, het was een “normaal” probleem, want deze bebrilde jongeman met wimpers en haren als Boris Becker durfde op het moment suprème niet met een vrouw mee te gaan om haar postzegelverzameling te bekijken. Onnodig te zeggen dat hij “het” nog nooit gedaan had en hij wilde zo graag, maar wist niet hoe! Ik nam hierover contact op met de elek, leerling-STM en derde STM en wij kwamen overeen de knaap in Port of Spain de helpende hand te reiken; figuurlijk gesproken dan.

Omdat wij intussen in de Miramar aardig bekend waren, legden wij dit probleem voor aan Carmen, een mooie chocoladebruine dame van verdachte zeden. Deze ca. 21-jarige beroeps had geen enkel bezwaar en na haar het gevraagde bedrag te hebben overhandigd, beloofde zij deze jongeman in de loop van de avond in de watten te leggen. Van een afstand observeerden wij de gang van zaken en het duurde niet lang of de kordate schoonheid had hem aan de haak  geslagen en waren ze in druk gesprek gewikkeld. Kort daarop sleepte zij haar slachtoffer mee, waarna wij  boven een Cuba Libre* onze fantasie de vrije loop lieten over hoe het er aan toe zou gaan. Wij hebben hem die avond niet meer gezien. De volgende morgen, terwijl hij mijn hut schoonmaakte, vernam ik van een zeer opgeruimde bediende hoe hij de avond tevoren het mooiste meisje van de wereld had versierd. In geuren en kleuren vertelde hij zijn avontuur. Nooit heb ik hem verteld hoe de vork in de steel zat. Van enige moeilijkheid op het gebied van vrouwen heb ik daarna van hem niet meer gehoord.

* Een Cuba Libre bestaat uit een voor de helft met ijsblokjes gevuld glas, twee delen Bacardi rum, aangevuld met Coca Cola en            een schijfje limoen. Zonder limoen is het een eenvoudige "Baco", Bacardi rum met Cola.

    Van Trinidad ging de reis naar Haïti, het armste land van Amerika. Scheepsladingen (voornamelijk) Amerikaanse toeristen kwamen zich in Port au Prince vergapen aan de ontstellende armoede. Meisjes van 13 jaar boden zich aan voor omgerekend ƒ 1,50. De geheime politie van de familie Duvalier – Tonton Macoute – zorgde er wel voor, dat er niet hardop werd gekankerd op het dictatoriale bewind van Papa Doc en Baby Doc (Duvalier). Na de schrijnende armoede van de hoofdstad gingen we naar het “rijke leven” van een Hollandse familie in Fort Liberté aan de noordkust van het eiland. Hier werd nog wat lading ingenomen voor Europa, maar omdat alles hier op z’n elf-en-dertigst ging, lagen we een nacht over en werden we door de Hollander uitgenodigd voor een avondje in de club van Amerikanen en Europeanen. Er waren óók Haïtianen, maar die waren zo’n jaar of acht en moesten de kegels weer op de baan zetten als wij ze hadden omgekegeld. 

    Als wij ergens ten anker lagen en ik had even de tijd, ging ik altijd vissen op de poop (achterdek). Met een lijntje in de hand en een stuk vlees uit het kombuis aan de haak ving ik soms aardig wat. Zo ook op de rede van Kingston, Jamaica. We waren hier 's ochtends gearriveerd en moesten ten anker om te wachten op een ligplaats; deze zou de volgende ochtend vrij komen. 's Middags ging er een sloep naar de wal, maar ik besloot de sloep in de avond te nemen en nog wat te gaan vissen, alvorens te gaan eten en me op te knappen. Op de poop zat ik op een kabeltros van zo'n meter hoog, bezweet in een T-shirt en in de (warme) wind. Tegen etenstijd sprong ik van de tros af en ging door m'n rug! Ik belandde met gebogen knieën op dek en kon niet meer overeind komen. Als een oud mannetje ging in naar de 1e stuurman, die aan boord als "dokter" optrad. Op mijn weg daarheen ontmoette ik in de gang de ouwe, die naar zijn kromgetrokken marconist staarde en ironisch opmerkte: "Zo sparks, moest je zo nodig weer flink tekeer gaan aan de wal?  Ik had wel gewild dat die ouwe het bij het rechte eind had gehad, maar ik moest potverdorie nog de wal op! Nadat de eerste stuurman mij in de vette watten had gewikkeld en mij op bed had gelegd, kon ik Kingston wel vergeten. Uitgerekend Kingston is één van de weinige havens geweest, waar ik niet de wal op ben gegaan. Na een wonderbaarlijke snelle genezing ging het vanaf Jamaica richting de States, waar we achtereenvolgens Savannah, Charleston, Wilmington, Norfolk, Newport News en Hampton Roads aandeden alvorens weer in New York te belanden. 

  Van Georgetown naar Paramaribo was zo’n 14 uur varen. Naast Radio Hoyer op Curaçao is Radio Apinti in Suriname het tweede radiostation in dit gedeelte van de wereld waar de uitzending in het Nederlands wordt verzorgd. Radio Apinti heeft daarnaast ook nog een zender, waarop in Sranan tongo wordt uitgezonden. De gemoedelijkheid van Paramaribo bleek uit het feit, dat elk schip dat deze haven aandeed op de radio werd aangekondigd, zowel binnenlopend als vertrekkend. Na een uurtje varen op de Surinamerivier meerden we af in Paramaribo en daar er om onduidelijke redenen niet gelijk werd begonnen met lossen en laden, kregen vele opvarenden de kans in groten getale de wal op te gaan. Overdag de wal opgaan was normaliter alleen weggelegd voor de kapitein en de marconist!

    Evenals in Willemstad ook hier natuurlijk veel huizen in Hollandse stijl en straten met bekende namen zoals Gravenstraat, Waterkant, Watermolenstraat en Domineestraat. Aan de Waterkant bevond zich de markt van Paramaribo met vis, fruit, kleding, levensmiddelen enz.  Aan de Domineestraat bevond zich Kersten, het grootste warenhuis van Suriname en voor de hoertjes moest je in de Watermolenstraat zijn. Grappig blijft natuurlijk dat je zo ver van huis plotseling een bord ziet met Wageningen 91 km, Nieuw-Amsterdam 32 km, Groningen 57 km. Na het gebruikelijke afdingen kocht ik op de markt wat vers fruit, want daaraan overat je je ècht niet bij de KNSM. ‘s Avonds was het Parbo bier nuttigen bij Brown Betty’s, een gezellige tent met op de eerste verdieping een veranda om eens lekker verkoeling te zoeken in de koele avondbries. In de avonduren werd begonnen met lossen en de volgende middag, nadat er nog wat geladen was, vertrokken we weer naar Trinidad en via enkele eilanden weer naar de States. 

 Vrijwel elke Spaanse matroos was kapper.....!

  Deze keer richtten wij onze aandacht op de Duitse buurt rond  86th  Street in Manhattan. Als je niet beter wist, waande je je in Duitsland. Bierkneipen, Festhallen, Imbissen, Konditoreien in het hartje van New York met een overvloed aan Duits bier, Bratwurst, Sauerkraut, Duitse kranten enz. Al met al toch wel een gezellige boel, die Deutsche Gemütlichkeit tussen al dat zakelijke van de Amerikanen. Gedurende deze binnenlig in New York was er nog een actie van havenarbeiders, zodat het laden zo’n anderhalve dag vertraging opliep. Deze keer werden er veel auto’s geladen, die, nadat ze voorzichtig in een net in het ruim waren gehesen, door de bootwerkers op hun plaats werden gereden, waarna ze zeevast werden geschoord. Dat er niet al te zachtzinnig mee werd omgesprongen behoeft geen betoog, maar dat was met alle lading het geval.

 Bij het verlaten van New York had ik het idee, dat ik hier (als zeevarende) niet meer zou terugkeren, want door verschillende oorzaken (zowel het leven aan boord als de houding van mijn toenmalig vriendinnetje ten opzichte van het varen) was bij mij de mening ontstaan, dat ik maar beter kon stoppen met varen.

Via de Mona Passage voeren we de Caribbean weer in en kort daarop kwamen we in Willemstad aan. Een laatste bezoek aan Punda en wat rondlopen in Otrabanda bracht mij, evenals bij het vertrek vanuit New York, weer aan het twijfelen of ik nu wel of niet moest stoppen met varen. Tussen twee hurricanes door maakten we de thuisreis vanuit Willemstad, waarna we begin augustus in Amsterdam terugkeerden. Uiteraard mocht ik de kustreis weer meemaken, zodat ik in één jaar drie maal Amsterdam-Bremen-Hamburg-Antwerpen-Rotterdam-Amsterdam voer. Tijdens het ‘s middags winkelen in Hamburg werd ik tijdens het oversteken van een drukke straat bijna geschept door een luid toeterende open Mercedes. Achter het stuur zat een bekende van mij uit mijn Amsterdamse stamkroeg met naast zich zijn vrouw, die door hem naar Hamburg was gemanoeuvreerd omdat daar de verdiensten aanzienlijk hoger zouden zijn dan in Amsterdam. Hij was nl. de “beschermer” van zijn vrouw, die zich horizontaal staande probeerde te houden in het leven. Zich niets aantrekkend van de zich achter hem vormende file bleef hij enige tijd met mij praten en na afgesproken te hebben elkaar de volgende week in ons stamcafé weer te zien, vertrok hij om zijn vrouw naar haar werk te brengen. 

    ‘s Avonds had ik nòg een ontmoeting met een oude bekende. Op de Grosze Freiheit liep ik een oud RH-leerling op de Keizersgracht tegen het lijf. Hij had nooit zijn examen had gehaald en was daarna dus hofmeester geworden om toch maar te kunnen gaan varen. Ik was ooit eens bij hem thuis geweest om zijn overbodig geworden boeken van de radarcursus over te nemen. Op zijn kosten (want hij was tenslotte de man in bonus als chef-hofmeester en ik was doorgaans blut) hebben we die avond hier en daar wat gedronken en eindigden we in een tent waar "vrouwenworstelen" (in de modder) werd getoond; een unieke ervaring! Van de financiële kant bekeken had hij het er natuurlijk beter afgebracht dan ik, ondanks dat ik was geslaagd en hij  was gezakt. Een beetje linke (chef)hofmeester - en dat waren de meesten - lachte iedereen uit.

Na Hamburg werd deze kustreis vervolgd met het aandoen van Antwerpen. In deze voorlaatste haven lagen KNSM-schepen altijd aan de Scheldekaai, waar erg oude hijskraantjes de schepen laadden en losten. Een bezoek ‘s avonds aan de Papenkelder, een club in het hart van de stad met heel veel mooie vrouwen, besloot een jaar varen op de Parthenon. Een tijd met veel leuke momenten, maar helaas ook met veel minder leuke momenten, die ongeschreven bleven omdat men doorgaans de leuke dingen onthoudt.

 

Startpagina          Vrachtschepen