Koninklijke Marine










                                                                                                                                 NOordwijk RAdio / PBC


26 APRIL 1959 - 26 JANUARI 1961

    In tegenstelling tot heden ten dage was het in de vijftiger jaren normaal dat jongens van 18 jaar de algemene keuring voor militaire dienst ondergingen. Dus werd ook ik in 1958 uitgenodigd voor een keuring in de Cavalerie Kazerne in de Sarphatistraat. Veel is me hiervan niet bijgebleven; slechts het met de onderbroek op de enkels voorover gebukt staan, is me bijgebleven. Een in een witte jas vermomd persoon (een arts in opleiding of een ziekenbroeder) liep van achterwerk naar achterwerk om een blik te werpen op de getoonde uitgangen. Hier leerde ik voor het eerst de uitdrukkingen homo, poot en ruigridder kennen.

De Nederlandse krijgsmacht was toen nl. niet gediend van homosexuelen en dit was één van de redenen om te worden afgekeurd voor militaire dienst. Algemeen bekend was ook S5 als reden voor afkeuring. De term S5 is onderdeel van de afkorting ABOHZIS, wat de gezondheidsclassificatie voor dienstplichtige militairen in Nederland was. Alle onderdelen van ABOHZIS (zie onder) werden gekeurd op een schaal van één tot vijf. Eén betekende niks aan de hand, vijf was het slechtst. Als er op één van de onderdelen een 5 werd gescoord dan was de dienstplichtige ongeschikt voor militaire dienst. De letters staan voor: 

Algemeen,  Bovenste ledematen (armen en handen), Onderste ledematen (benen en voeten), Horen, Zien, Intelligentie en Stabiliteit.  

    Vooral de S5 was bekend bij te keuren dienstplichtigen. S5 wil zeggen dat er voor (geestelijke) stabiliteit een 5 wordt gescoord. Voor een heleboel dienstplichtigen was dit populair. De keurende artsen zagen in dat een volstrekt niet gemotiveerd persoon in het leger geen nut had en keurden veel mensen op grond van S5 af, al is nooit bewezen dat het zo werkte. Veel mensen houden hun afkeuring op basis voor S5 verborgen, omdat dat betekent dat je instabiel bent en dat vinden werkgevers meestal geen pre bij een sollicitatie. Daar ik werd goedgekeurd, kwam ik tot de conclusie dat ik noch homo noch instabiel was. Als voorkeur voor plaatsing gaf ik uiteraard de Koninklijke Marine op. Niet dat dit een uitgemaakte zaak was, want de wegen van de krijgsmacht waren ondoorgrondelijk. Stukadoors of stratenmakers kwamen bij de marine terecht en personeel op de binnenvaart bij de landmacht.

    Een extra mogelijkheid om aan de dienstplicht te ontsnappen was het met goed gevolg afronden van een opleiding tot stuurman, scheepswerktuigkundige of radio-officier. Men moest dan blijven varen tot in het jaar dat men 27 jaar werd. Daarna verviel de opkomstplicht.  Toen wist ik nog niet, dat er een “maar” aan deze regeling zat. Van alle personen die opgingen voor het examen van radio-officier ter koopvaardij moest 10% tòch nog de dienstplicht vervullen. De kans dat ik niet in militaire dienst hoefde, was dus 90%.

    Na mijn met goed gevolg afgelegd examen deelde het hoofd van de examencommissie te Den Haag mij mee, dat ik was “uitverkoren” om bij de Koninklijke Marine te mogen dienen. Van de 130 examenkandidaten van maart 1959 moesten er dus 13 de dienst in en ik was ook de klos. Niet lang daarna werd ik uitgenodigd wederom een keuring te ondergaan, ditmaal specifiek voor de marine. Waar dat gebeurde kan ik mij niet meer herinneren; wèl dat ik moest meedoen aan een test met morsetekens. Het feit dat ik kort geleden het rijks certificaat had behaald, was niet van belang. Ik zat dus verveeld te kijken naar de anderen, die zwetend probeerden de punten en strepen tot een letter te herleiden. Dit ging met een dusdanige traagheid, dat ik bijna tòch nog een fout maakte.

    Dat ook de Koninklijke Marine mij geschikt vond werd bewaarheid door een oproep, waarin ik werd verzocht op 27 april op een bepaald tijdstip op station Hollandsche Rading te zijn, om vandaar te worden vervoerd naar het Marine Opleidingskamp Hilversum, oftewel het MOKH. Bij de oproep zat een z.g. vrij-vervoer bewijs Amsterdam-Hollandsche Rading, een bewijs dat ik later nog vele malen kreeg uitgereikt om eens in de zoveel tijd naar huis te kunnen gaan.

  Hollandsche Rading C.S.

     Tevens werd mij medegedeeld, dat ik de eerste zes weken de buitenwereld niet zou zien vanwege een onafgebroken militaire basisopleiding, oftewel de Eerste Militaire Vorming (E.M.V.). Met twaalf lotgenoten zou ik KTC13  (Korporaal Telegrafist Certificaat) gaan vormen, een deel van een kaderklas. Van het 12-tal mede-telegrafisten staan me er nog negen van bij, nl. Faes, Fortuin, Hajo Honderd, Pit Jongman, Bas Leeuwenburg, Theo Rave (RIP), Hans Valk, Ronnie Verschoor en Rick  IJsseldijk. De kaderklas bestond naast KTC13 uit nog een aantal ongeregelde personen, die – bij gebleken geschiktheid – korporaal-mijnenwachter zouden worden, iets wat normaliter was voorbestemd aan beroepspersoneel.

In de militaire truck die ons vanaf Hollandsche Rading vervoerde, ontmoette ik Hajo Honderd, een vriend van mijn vriend en klasgenoot Bertus de Jong en onder het motto “een vriend van mijn vriend is óók mijn vriend” trokken wij vanaf dat moment gezamenlijk op. Naar later zou blijken niet alleen tijdens onze militaire diensttijd, maar ook later tijdens een groot gedeelte van onze tijd bij de koopvaardij, als wij gelijktijdig verlof hadden.

A  Toegangspoort aan de NoodwegB  Gebouw van de wachtC  SportterreinD  Excercitie-terreinE  Opstelling van enkele kanonnenF  Bordes met wapenschild MOK1  Slaapgebouw L12  Vlootpredikant, fotograaf, timmerman, schoenmaker en perskamer3 t/m 15  slaapgebouwen L3 t/m L1516  Kantoorgebouw KG17  Sportzaal, sportmagazijn, bur. sport, bottelarij en filmcabine18  Postkantoor, tel. centrale, vlootaalmoezenier en reisbureau19  Garage, techn. dienst, transportbureau20  Tandarts en muziekzolder21  Schoolgebouw22  Fietsenloods23  Cafetaria, kombuis en kapper24  Opleidingsschip Noord-Brabant25  Slaapverblijf korporaals, kamppolitie en marid.26  Slaapverblijf onderofficieren27  Kledingmagazijn28  Ziekenboeg29  Centraal magazijn, kleermaker en monteurs werkplaats30  Longroom31 Verblijf onderofficieren, wapenkamer, bureau detachementscomm.     mariniers en bureau mutatie32  Kantine manschappen en OS&O kiosk33  Badhuis34  Slaapverblijf officieren35  Excercitieloods en schietbaan klein kaliber36  Schietbaan37  Waterzuiveringsinstallatie

     Men had ons ondergebracht in een barak met op de begane grond o.a. leslokalen en op de eerste verdieping de slaapzaal en de wasgelegenheid. Een van de eerste dingen die in het leslokaal werden gedaan, was het uitreiken van het persoonlijk marine nummer. Dit nummer moest overal in en op worden aangebracht. Met naald en draad bracht ik mijn nummer, 110386, aan in alle kledingstukken, dekens enz. Op de plunjezakken mocht gelukkig een stempel met het nummer worden gedrukt, evenals aan de binnenkant van de pet. In de heft van het marine mes moest het nummer worden gestanst. In de lokalen op de begane grond werd later les gegeven in allerlei zaken, zoals rangen en standen, het bedienen en onderhoud van diverse wapens, krijgstucht enz. 

    Op de slaapzaal stonden aan weerskanten rijen stapelbedden en eenieder kreeg een kast in het midden van de zaal aangewezen voor zijn spulletjes. Uiteraard werd regelmatig gecontroleerd of de kast conform de geldende voorschriften was ingeruimd, m.a.w. het moest er netjes uitzien. Ook de bedden moesten volgens voorschrift zijn opgemaakt. Overal waar we naar toe gingen, gebeurde baksgewijs marcherend; naar het exercitie terrein, naar de eetzaal, naar het schietterrein, sloep naar de wal, marcheren, marcheren, marcheren. 

De ingang van M.O.K. Hilversum
In het gelid tijdens de E.M.V. Rechts vooraan Theo Rave, rechts achter Ronnie Verschoor; ikzelf links vooraan    
Marcheren werd er vakkundig ingestampt door kwartiermeester Braam (voorgrond)

    Na de zes weken gedwongen opsluiting mochten we in het weekend het kamp verlaten. Hiervoor was de z.g. "sloep naar de wal" uitgevonden. Sloep naar de wal is het lopend passeren van de toegangspoort naar de vrije wereld. Dit werd uiteraard voorafgegaan door een uitgebreide inspectie van de kleding. Was er iets op de kleding aan te merken, dan kon men terug naar de barak om dat te corrigeren en het bij de volgende sloep alsnog te proberen.  

De E.M.V. bestond o.m. uit het leren marcheren, rangen en standen leren, de wet op de krijgstucht, schieten met en kennis (+ onderhoud) van het M1 Garrand geweer en de UZI pistoolmitrailleur. Schildwachtje spelen hoefden wij niet, maar we fungeerden zo nu en dan wel als een soort assistent van de onderofficier van de wacht, van de O.O. van Pol. (onderofficier van politie) of we maakten deel uit van een groepje dat de schildwachten controleerde.

Patrouille Hollandsche Rading was ook leuk; met een korporaal zorgde je er dan voor dat de op station Hollandsche Rading aankomende janmaten zonder rottigheid naar het kamp werden getransporteerd. Helemaal super tijdens de mooie zomer van 1959 was  de heidepatrouille. Op een dienstfiets tezamen met een korporaal over de heide rijden om te checken of er niet ergens door matrozen werd gerotzooid met het lokale vrouwelijk schoon. Voor janmaat verboden café’s (slechte vrouwen!) in Hilversum checken behoorde ook tot de taak van de heidepatrouille. Ach, die onschuldige jaren vijftig, zestig .....!  

    Om de “baroes’ een  idee te geven wat een marineschip was, had men ergens achter op het terrein een betonnen schip gemaakt, de Hr. Ms. Noord-Brabant, ook wel Hr. Ms. Beton genoemd. Hier werd tekst en uitleg gegeven aangaande maritieme zaken, want gevaren had nog niemand van ons. 

De Hr. Ms. Noord-Brabant
(Hr. Ms. Beton) 

     Tijdens deze erg hete zomer van 1959 vond men het nodig ons de Avondvierdaagse te laten lopen. Bepakt en bezakt, compleet met geweer, liepen we op vier warme avonden de voorgeschreven afstand, onderweg druk oefenend om op de laatste avond voor de eretribune een soort show met het geweer te geven. Lopend werden met het geweer (zo veel mogelijk gelijktijdig) allerlei handelingen verricht met als hoogtepunt het met z'n allen gelijktijdig de kolf op de straatstenen te laten belanden, wat één tik zou moeten worden. Op het exercitie terrein was ons peleton al meerdere malen uitgeroepen tot de beste op dit gebied. Dit gebeurde door middel van vlaggen, die de "jury" na het kunstje omhoog stak. Een rode vlag was uiteraard niet goed; ik meen dat een blauwe vlag een topprestatie betekende.

    Op de laatste avond klonk er inderdaad één luide tik van al onze geweren toen we de eretribune met hotemetoten passeerden. Trots als een pauw werd de nogal kleine kwartiermeester Braam zo'n twintig centimeter groter!  

Voor hen die geen zwemdiploma konden overleggen of helemaal niet konden zwemmen was er zwemles in Crailo. Baksgewijs marcheren naar de Boomhoek aan de Loosdrechtse Plassen om te gaan varen met een B2-sloep was altijd een aardig uitje. Met de sloepen kon zowel worden geroeid als worden gezeild. Mensen die aantoonden te kunnen zeilen, mochten zo’n B2-sloep huren om zelf wat mee rond te varen. Dit hebben wij verscheidene malen gedaan, omdat Hans Valk kon aantonen te kunnen zeilen. Hij woonde tenslotte aan de Reeuwijkse Plassen. Op één van de talrijke zwoele zomeravonden werden wij overvallen door een plotselinge onweersbui, waardoor wij niet tijdig de Boomhoek konden bereiken. "Kapitein" Hans kon ons ternauwernood naar een eilandje dirigeren, waar wij zeiknat geregend hebben geschuild voor de soms heftige windstoten. 

Op de Plassen heb ik zelfs een keer meegedaan aan een echte zeilwedstrijd. Ik was als fokkenist aangesteld bij LTZ1 Valk (geen familie van collega Hans Valk, die wèl weer een neef  is van Ria Valk!) in een wedstrijd in de Valk-klasse. Het leek Falcon Crest wel. 

De geheel getuigde B2-sloepen

    Een nogal inspannende dag was die waarop de oefening “Volharding” werd gehouden. Als ik het me nog goed herinner, was het een deel roeien met een B2 sloep en een deel marcheren. Onze bak marcheerde met geweer en volle bepakking naar de Boomhoek. Vanaf hier werd de Loosdrechtse Plassen overgestoken, om daarna een heel eind te marcheren, vervolgens wat te eten, terug marcheren naar de sloep en in wedstrijdverband weer terug roeien naar de Boomhoek. Uiteraard weer terug marcheren naar het MOKH. Gelukkig hadden wij er mooi weer bij, maar zou deze oefening ook ’s winters zijn gehouden?

De commandant van het opleidingskamp Hilversum was een kolonel wiens naam ik niet meer weet, maar wel zijn bijnaam. Vanwege zijn enorm wilskrachtige kin had men hem de bijnaam "Philishave" gegeven, n.a.v. een Philips reclame waarop een man zijn nogal grote kin te lijf gaat met een Philishave scheerapparaat.  Tegen het einde van de E.M.V. was er natuurlijk de onafwendbare ouderdag. Uiteraard moest er weer een exercitieshow worden gegeven op het exercitie terrein onder de belangstellende ogen van de ouders en evt. vriendinnetjes. Dat de gezamenlijke maaltijd in de kantine (zie foto) een rijsttafel bleek te zijn, is natuurlijk niet zo verwonderlijk. Het einde van de opleiding kwam voor de meesten als een enorme opluchting en men keek uit naar een eventuele vervolgopleiding en de periode van actieve dienst.

 Ouderdag; van links onder nrs. 5, 6 en 7 resp. m'n moeder, m'n vader en ik  

Eerst moest echter een ABCD cursus worden gevolgd in Den Helder. ABCD staat voor Atoomaanval, Biologische oorlogsvoering, Chemische oorlogsvoering en Damage Control. De cursus zou zo'n twee weken gaan duren. Van de theorie lessen kan ik me weinig herinneren, maar een nagemaakt stuk scheepsromp staat me nog goed voor de geest. Hierin moest opgelopen schade aan het schip worden hersteld (Damage Control). Terwijl er water naar binnen werd gepompt, moesten de gaten worden gedicht. In de "echte" praktijk gebeurde dat met een Coxbout pistool, waarmee met bouten stalen platen aan elkaar konden worden geschoten, om aldus de gaten in de romp te dichten. Chemische oorlogsvoering werd o.m. behandeld in een bunker; hier moest zo snel mogelijk een gasmasker worden opgezet, omdat men traangas de bunker in blies.

    Na deze hectische weken gingen de 13 telegrafisten in opleiding op de Verbindingsschool (V.B.S.) op het marine etablissement aan de Kattenburgerstraat te Amsterdam. De V.B.S. bevond zich op een eiland in het verlengde van het gebouw dat thans dienst doet als Scheepvaartmuseum, maar vroeger als ’s Lands-Zeemagazijn fungeerde. De ingang van het complex was in de Kattenburgerstraat, van waar men via een lange loopbrug over het water van het Oosterdok het eiland met de V.B.S. bereikte. Die loopbrug liep tot aan het  magazijn, dat “Het Paleis” werd genoemd. Op de brug mocht niet gemarcheerd worden; in verband met instortingsgevaar door de dan ontstane trillingen mocht op die brug uitsluitend “uit de pas” worden gelopen.  

 Ingang aan de Kattenburgerstraat
 Uitgang naar de Kattenburgerstraat
De loopbrug naar het "Paleis" en de V.B.S.

    Waar nu het Nemo staat, leerde ik 22 woorden per minuut seinen en op de schrijfmachine nemen. Een hele prestatie, want de meesten moesten nog leren typen. Hierin was ik enigszins in het voordeel vanwege de typecursus bij Schoevers, die ik tijdens de middelbare schooltijd had gevolgd. De snelheid van typen werd gestaag opgevoerd, waarna het opnemen op de machine kon beginnen. Ook eerst weer met gematigde snelheid, die langzamerhand werd opgevoerd tot 22 woorden per minuut. De instructeur was korporaal Honderd, neef van mijn collega Hajo Honderd, (zoals eerder vermeld mijn stapmaat tijdens ons verblijf in Hilversum en Amsterdam en onze latere verlofperiodes tijdens onze koopvaardij jaren). Naast het seinen en opnemen werd aandacht besteed aan radio-telefonie, elektro- en radiotechniek en (NAVO)voorschriften. De lessen in voorschriften en techniek werden gegeven door sergeant-majoor De Heus. Aan de voorschriften zou ik later natuurlijk niets hebben, maar wat extra techniek kwam in mijn geval niet ongelegen. Boven het schoolgebouw bevond zich de slaapzaal, waar doordeweeks rond 150 man de nachten doorbrachten. In het weekend sliep ik thuis en zorgde op maandagochtend vóór het ochtendappèl terug te zijn.   

Links de TOKM (Technische Opleiding Kon. Marine), midden de VBS (Verbindingsschool, met de slaapzaal boven) en  rechts "Het Paleis"

    Vóór het examen werd ons gevraagd een voorkeurslijstje in te dienen met marineonderdelen waar men graag zijn actieve diensttijd  zou willen doorbrengen. Mijn keuze was a) het NAVO-hoofdkwartier te Fontainebleau b) Vliegkamp Valkenburg c) het marine kuststation NORA-radio. Dit alles onder het motto: Ik kan nog lang genoeg varen! Vrijwel alle dertien hadden een soortgelijk lijstje ingediend. Twaalf van ons werden dus bij varende afdelingen geplaatst en uitgerekend ik als enige kreeg een walfunctie, nl. op NORA, het marine-kuststation te Noordwijkerhout. Het merendeel werd op een smaldeel geplaatst, dat – onder leiding van Hr. Ms. Karel Doorman - naar Nieuw-Guinea zou gaan i.v.m. de onenigheid met Indonesië over dit overzees gebiedsdeel. Alleen van Hajo Honderd weet ik, dat hij die lange tocht ontliep, omdat hij op de mijnenveger Hr. Ms. Bitter werd geplaatst.

De sfeer op de V.B.S. was iets gemoedelijker dan tijdens de E.M.V. te Hilversum; iets, maar niet al te veel. Zo moesten we tussen de lessen door het marcheren bijhouden en werd er natuurlijk ook aan de lichamelijke gesteldheid gewerkt middels klassikale gymnastiekoefeningen.

Met volle bepakking marcheren op het marine etablissement te Amsterdam onder leiding van een baksmeester op de fiets

   Van 25 maart 1960 t/m 26 januari 1961 deed ik  actieve dienst op het kuststation NORA, dat eigenlijk Goeree Naval Radio/PBC heet; de zenders staan nl. op Goeree (het z.g. antennepark Westduinen), het ontvanggedeelte in de duinen bij Noordwijkerhout. Dit kuststation ressorteert onder het vliegkamp Valkenburg in de buurt van Leiden en werd toentertijd bewaakt door burgerpersoneel, door ons Vopo’s (Ost-Deutsche Volkspolizei) gedoopt.

Als het tijd was om op wacht te komen, reisde ik vroeg in de middag per trein van Amsterdam naar Haarlem en vandaar per bus naar Noordwijkerhout, waar wij om ca. 15.00 uur bij het kerkje van Noordwijkerhout door een truck vanuit vliegkamp Valkenburg werden opgepikt om via de Langevelderweg naar het radiostation te worden vervoerd.

Wij liepen wacht van ’s middags 16.00 tot ’s avonds 23.00, de volgende dag van 08.00 tot 16.00 in de middag en dan weer vanaf ’s avonds 23.00 tot ’s morgens 08.00. De vrije tijd tussen 16.00 en 23.00 werd ingevuld door een broodmaaltijd gevolgd door stappen in de (soms wijde) omgeving. De warme maaltijd ’s middags tijdens de wacht werd ons in grote gamellen gebracht vanaf het vliegkamp Valkenburg. Deze warme maaltijden waren van een uitstekende kwaliteit, maar vooral de rijsttafel, erwtensoep, nasi goreng en de rauwe lof salade staken boven de rest van de maaltijden uit. 

    Ook het weer in 1960 werkte mee, want gedurende die zomer op NORA genoten wij van talrijke zonnige uurtjes in de duinen van Noordwijkerhout. Soms gingen we stappen gedurende de avond vóór de nachtdienst; meestal rond Noordwijkerhout, soms in Haarlem en incidenteel in Amsterdam. Eén van de (beroeps) eersteklassers had nl. een Vespa scooter, waarop ik soms als passagier naar een wat verder gelegen potjesbierwinkel werd vervoerd. Op zekere avond hadden twee mede-janmaten en ikzelf drie meisjes opgepikt in een café-restaurant aan de voet van het pad dat door de duinen naar het radiostation leidde. Tijdens een korte pauze bij het flikflooien op deze warme zomeravond viel het mij op dat de truck die altijd tegen elf uur vanaf Valkenburg naar het radiostation reed (waarom dat was, weet ik niet meer) een andere route nam dan gewoonlijk; er werd nl. een behoorlijke omweg gemaakt. Razendsnel werd er een plan gesmeed dit te gebruiken om nog wat langer te flikflooien en wat later op wacht te komen. We zouden desgevraagd verklaren dat we de truck niet langs hebben zien komen bij een café halverwege Noordwijkerhout en het radiostation. Vóór dit café zouden wij z.g. op de truck hebben staan wachten, terwijl die truck - zonder dat wij het wisten - een omweg ging maken. Toen we ons om ca. half twaalf meldden, kregen we uiteraard de wind van voren en ons werd aangezegd dat hier werk van zou worden gemaakt. Wij wezen er op, dat de chauffeur van de truck zou kunnen verklaren, dat hij niet de normale route had gevolgd en dat wij buiten onze schuld een behoorlijk stuk hebben moeten lopen en zodoende te laat op wacht waren gekomen. Die verklaring kwam er natuurlijk een paar dagen later en men moest ons wel onschuldig verklaren. Wat je toen al niet waagde voor een half uurtje langer flikflooien.   

    In voornoemd café-restaurant, waar ik menigmaal de dorst leste vóórdat mijn eerste avonddienst begon, liep ik op een middag tegen de roodharige Duitse Helga aan, waarmee ik nog geruime tijd verkering heb gehad. Dit duurde tot na de kustreis die ik met de Wonosari maakte. Tijdens de dokperiode met dat schip in Hamburg verbleef ik een kleine week bij deze tandarts-assistente in Mühlheim, waarna ik het wel weer welletjes vond. Haar vriendin Marianne vond ik bij nader inzien leuker; daarmee heb ik geritseld tot na de eerste slinger met de Parthenon. Ik heb haar tijdens mijn verlof na die eerste slinger nog opgehaald uit een pension in Zandvoort, waar zij verbleef voor een vakantie in Nederland. Nadat ik weer met de Parthenon was vertrokken, heeft zij nog geruime tijd bij mijn ouders thuis gebivakkerd, waarna zij huiswaarts keerde en de relatie natuurlijk doodbloedde.    

   Op een zonnige augustusdag in 1960 zou de wereld om ca. 15.00 uur vergaan. Ettelijke fanaten zaten ergens in de Alpen op een berg het einde der tijden af te wachten, waarna zij als enigen de hele gebeurtenis zouden overleven. Omdat op die dag mijn dienst begon, besloot ik om ca. twee uur 's middags op het terras van voornoemd café te gaan zitten. Als de wereld dan toch vergaat, dan maar onder het genot van een kouwe klets, zo redeneerde ik. Ik moest ca. kwart voor vier mooi enkele pilsjes afrekenen; ik had er echter op gerekend dat deze die dag gratis zouden zijn! 

Een tweetal nachten werden de Vopo’s terzijde gestaan door gewapend personeel van Vliegkamp Valkenburg, daar er dreigementen waren binnengekomen dat het kuststation zou worden “verbouwd”, omdat van hier uit de uitzendingen van het onlangs in de lucht gekomen radioschip Veronica zouden worden gestoord. De zenders stonden weliswaar op Goeree, maar toch...! Naast NORA was in hetzelfde gebouwtje nòg een radiostation gevestigd, nl. PHK, een station van de Rijksluchtvaartdienst voor communicatie met onder meer de weerschepen “Cirrus” en “Cumulus”. Dat ik later op één dezer schepen zou komen te varen, kon ik toen natuurlijk niet weten. 

    Tijdens mijn laatste dagdienst moest ik me melden bij de baas van het radiostation, naar ik meen een officier speciale dienst elektronische oorlogsvoering. Hij dankte mij voor mijn inzet gedurende mijn verblijf van twaalf maanden en hij vroeg mij of ik in plaats van naar de koopvaardij te gaan, zou willen bijtekenen als beroeps bij de marine. Ik denk dat hij dat bij alle afzwaaiende miliciëns moest doen. Hoewel het mij aan het hart ging hem teleur te stellen, weigerde ik zijn uitnodiging. Het militaire leven voor 21 maanden was nog te dragen, maar om nog eens zes jaar in dat wereldje te vertoeven was "not my cup of tea".                                               




                                         Luchtfoto NOordwijk RAdio

NOordwijk RAdio in de duinen bij Noordwijkerhout. Links het operationeel gebouw dat was opgedeeld in een radiostation van de Koninklijke Marine (rechts) en een gedeelte van de Rijksluchtvaartdienst (links), respectievelijk PBC en PHK.
 14-½ jaar later ontving ik een brief van het Ministerie van Defensie, afd. Marine, waarin mij werd meegedeeld dat ik vanaf 11 juni 1975 niet meer in werkelijke dienst zou worden opgeroepen.

    Startpagina