Wenken voor de radiotelegrafist

NIET IN DE HANDEL

Bestemd voor het onderwijs aan de Radioscholen van RADIO-HOLLAND  te  Amsterdam  en  Rotterdam.

Uitgegeven in navolging van een soortgelijke uitgave van het  Kon.  Instituut  v .d.  Marine en  de  K.M.A.

 

 

 WENKEN  voor de  RADIO-OFFICIER

       Nederlandsche Telegraaf Maatschappij  
                  “RADIO-HOLLAND” N.V.

RH 2607 - 248

VOORWOORD

“Van iedereen te willen leren
Getuigt van grote wijsheid”. 

Goede vormen zijn in de samenleving een noodzakelijke vereiste en dragen er in grote mate toe bij de omgang der mensen onderling te veraangenamen. Voor de radio-telegrafist zijn ze daarom van zoveel belang, omdat zijn betrekking meestal meebrengt, dat hij met personen van allerlei rang en stand in aanraking komt.

Dikwijls gaat onwetendheid schuil achter voorgewende minachting voor vormen in het algemeen. Goede vormen zijn een uitvloeisel van ontwikkeling, van karakter, van opvoeding. En al moge het dan waar zijn, dat we die goede vormen voor een groot deel “van huis uit” moeten meekrijgen, feit is, dat zij, die voldoende besef hebben van wat werkelijke beleefdheid, kiesheid en fijn beschavingsgevoel is, zich “in de wereld” zullen moeten en kunnen “bijschaven”, zonder op te gaan in  uiterlijkheden.

Hoog boven uiterlijke vormen, gebruiken en gewoontetjes – uiterlijkheden die wisselen met de tijden en met de mode en bovendien bij de beschaafde volken nog dikwijls verschillend zijn –  staat de waarachtige beschaving.

We menen enkele wenken te mogen geven; wenken, waarbij er meerdere zijn, waarvan men wel mag verwachten, dat ze van algemene bekendheid zijn, doch waartegen nog zo dikwijls, en gewoonlijk tot eigen nadeel, wordt gezondigd.

We vleien ons met de hoop, hulp te kunnen verlenen aan die jonge vrienden, die aan zichzelf misschien nog iets te verbeteren vinden.

                                          UITERLIJK VOORKOMEN

“Kleren maken de man”.
Al moge bovenstaand spreekwoord niet in alle delen juist zijn – feit is, dat goed gekleed zijn, zonder overdrijving en opschik, steeds een aangename indruk maakt. Zich goed te kleden is in zekere zin een slag en kwestie van smaak; doch het grootste deel komt voor rekening van voortdurende zorg en onderhoud.

                          ZORG VOOR DE KLEDING

Borstel uw kleren dagelijks en verwijder eventuele vlekken.
Laat op geregelde tijden uw uniform, vooral de broek, oppersen.
Loop niet met ongepoetste, gelapte of uitgelopen schoenen.
Zorg dat uw overhemd, boord en manchetten schoon zijn.
Bij uw uniform past geen gekleurd overhemd of boord of een opzichtige das! (zie uw voorschriften!)
Denk aan de knopen en distinctieven.
Wees niet te laks en te zuinig bij het verwisselen van kleding in de tropen.
’s Avonds draagt men in de tropen geen witte schoenen en overdag geen smoking!

                    LICHAMELIJKE VERZORGING

Scheren behoort tot het dagelijks toilet van een heer.
Verzorg extra uw handen, in het bijzonder de nagels. Gebruik meermalen daags de nagelschuier.
Verzorg uw haar en gebit.
Uw arbeid brengt u in zeer dichte nabijheid van ’t publiek, dat zo volop gelegenheid heeft om u te beoordelen.
Vooral op de grote mailboten verdubbele men de zorg voor zijn uiterlijk en wake men ervoor, dat zelfs de scherpste criticus er iets op aan te merken heeft. Het publiek is zo geneigd tot generaliseren en een ongunstig oordeel over het uiterlijk voorkomen betreft niet alleen de persoon in kwestie, doch ook de gehele categorie personen, ja zelfs de Maatschappij, die hij op dat ogenblik vertegenwoordigt.
Niet alleen tijdens zijn werk of in publiek zorge men behoorlijk gekleed te gaan, doch ook in de rusturen aan dek behoort men zich steeds in een toonbare toestand te bevinden.
Vertoon u nooit zonder jas of boord!
Hebt ge behoefte om “het u gemakkelijk te maken”, blijf dan in uw hut en neem maatregelen om niet overvallen te worden.
En nog iets over uw hut.
Maak van uw hut uw “home”! Betracht hier steeds orde en netheid. Laat uw eigendommen niet achteloos verspreid liggen, doch berg ze, evenals uw kleren in de daarvoor bestemde laden en kasten en sluit deze af  bij het verlaten van uw hut, vooral in vreemde havens. Dit voorkomt teleurstelling en vele onaangenaamheden.
Ook het eenvoudigste verblijf kan gezellig gemaakt worden met weinig kostbare middelen. En vergeet niet de foto’s van uw vrouw, kinderen, ouders, verloofde of andere gezinsleden op te hangen. Zo zal er iets van de sfeer van “thuis” gebracht worden.

                               GROETEN

De groet is het uiterlijk teken van een bestaande band of althans een uiting van algemeen geldende vormelijke beleefdheid.
De jongere groet de oudere het eerst, evenzo de mindere de meerdere.
De goede toon brengt mede, dat men iemand, die zich in gezelschap van dames bevindt, het eerst groet, ook al is deze  de mindere.
Is men met iemand die begroet wordt of die zelf een voorbijganger groet,
al kent men deze ook niet, dan groete men toch mee.
In of vóór een restaurant zittende, groete men geen dames, die voorbijkomen of voorbijgangers, die zich in gezelschap van dames bevinden.
Wanneer men een dame of zijn meerdere ontmoet, wijke men behoorlijk voor deze uit; in smalle gangen en op trappen make men “halt en front”.
Natuurlijk moet men een dame of de meerdere aan zijn rechterzijde laten lopen.
Bij het oversteken van de rijweg loopt de heer aan die zijde van de dame, vanwaar het verkeer komt.
In Engeland en Amerika is het de gewoonte, dat op het troittoir de heer steeds het dichtst bij de rijweg loopt. Loopt men dus aan de rechterzijde van de straat, dan loopt de dame, meerdere of oudere heer rechts; loopt men echter aan de linkerzijde, dan loopt de dame, meerdere of oudere links.
Vóór het brengen van de groet neme men eventueel de sigaar of sigaret uit de mond.
In uniform brenge men de groet op militaire wijze, terwijl men degene, die gegroet wordt, aankijkt.
In de andere gevallen wordt de hoed afgenomen met de hand, die afgekeerd is van haar of hem, die men groet. Men mag nooit de groet op militaire wijze brengen, wanneer men niet in uniform is of met ‘t hoofd ongedekt. In het laatste geval wordt de groet door een lichte buiging vervangen.
Men groete vooral tijdig!
Groet een dame of een meerdere nooit, terwijl ge zit, ofwel staande tegen iets leunt.
Groeten met één of beide handen in de zak is een grove onbeschaamdheid.
Opmerking:
In Engeland is het gebruikelijk dat op straat de dame, en niet de heer het eerst groet. Ook een oudere heer zal de jongere het eerste de groet brengen.

                                         BEZOEKEN.

Bezoeken bij niet-intieme kennissen, en vooral een eerste bezoek, rekke men niet te lang.    “Don’t wear out your welcome!”
Zonder op de punt van een stoel te gaan zitten, moet ge het u niet al te gemakkelijk maken en uw benen niet over elkaar kruisen.
Het is een goede gewoonte om op te staan, wanneer een dame zich bij het gezelschap voegt, of het vertrek binnenkomt  en niet eerder weer te gaan zitten, dan nadat zij plaats heeft genomen.
Ditzelfde geldt eveneens ten opzichte van uw superieuren.
Zijt ge bij uw meerdere ontboden, ga dan niet op de u aangeboden stoel zitten voor uw chef zelf gezeten is, tenzij deze  het nadrukkelijk verzoekt.
En dan nog dit: leg nooit een bezoek af, dan na een uitnodiging te hebben ontvangen ofwel dit bezoek te hebben aangekondigd.

                                         DINERS.

 Enige korte wenken bij het eten in het algemeen: in het bijzonder bij diners – al dan niet in gezelschap van dames.
Zit in een behoorlijke houding aan tafel, zorg bij het eten, dat uw armen uw disgenoot niet hinderen en zet nooit een elleboog op tafel.
Ook behoeft ge niet steeds angstvallig uw handen onder tafel te verbergen.
Het instoppen van het servet tussen hals en boord, ofwel in zijn vest, is niet zoals het behoort. Leg het servet gedeeltelijk uitgevouwen op één van uw knieën.
Het bedienen van uw tafeldame is onnodig en wordt gewoonlijk niet op prijs gesteld; u moet er evenwel voor zorgen, dat het uw buurdames aan niets ontbreekt.
Het is gebruikelijk de tafelwijn eerst ná het voorgerecht of ná de soep in te schenken, hetgeen de gastheer door zijn voorbeeld wel zal aangeven. Als de wijn uit de fles geschonken wordt, vulle men – bij een nieuw aangebroken fles –  eerst zijn eigen glas halfvol.
Men vege vóór het drinken eerst de mond met het servet af.
Brood wordt bij het diner slechts gebroken, nooit met een mes gesneden – dit laatste allerminst op het tafellaken!
Wees bescheiden in het zich bedienen van gerechten en begin niet te eten, vóórdat de gastvrouw zulks doet ofwel vóór uw meerderen bediend zijn.
Als ge bij onbekende gerechten niet weet, hoe u ervan te bedienen of hoe ze genuttigd moeten worden, bedank er dan  voor, ofwel zie het af van anderen, die vroeger bediend werden.
Behalve enkele gerechten, zoals b.v. kreeft, artisjok en sommige vruchten, mogen de spijzen niet met de vingers worden  aangeraakt.
Eet en drink geruisloos!
Bij het eten met mes en vork, neemt ge de laatste in de linker hand, het mes in de rechter hand.
Neem lepel, mes of vork nooit in de volle vuist en houd ze niet naar omhoog gericht.
Gebruik het mes niet als vork; bedien U alleen ervan om te snijden (geen aardappelen!) en het eten zonodig op de vork te brengen.
Een mes is ook geen zoutlepeltje!
Snijd het vlees niet, zodra het op uw bord ligt, doch doe dit tijdens het eten.
Let op het juiste gebruik van het vis-couvert; vis wordt gewoonlijk niet met een stalen mes aangeraakt.
“Schuif” het vlees of andere spijzen niet van de schaal op uw bord.
Het is niet nodig, dat uw bord mooi schoon gemaakt wordt (zeker niet met brood!); evenmin behoeft ge uw soepbord schuin te houden om het allerlaatste druppeltje te kunnen bemachtigen.
Zijt ge gereed met eten, leg dan de vork, mes of lepel naast elkaar op het bord, lepel en vork met de holle kant naar boven. (Met het oog op het afhalen door het bedienend personeel aan de rechterzijde van het bord). Men houde in gedachten dat steeds links wordt opgediend en rechts afgehaald.
Op tafel staande versnaperingen mogen verleidelijk toeschijnen, bedwing uw mogelijk ongeduld tot ze worden rondgediend.
Wordt na het diner koffie of thee geserveerd, laat dan het lepeltje niet in het kopje staan, maar leg dit op ‘t schoteltje neer, dat men steeds in de hand neemt, als men met de andere het kopje aanvat.
Nog een enkel woord betreffende het “eten onder ons”.
Het zijn “onder elkaar” wordt zo dikwijls beschouwd als een reden om alle vormen en beleefheid uit het oog te verliezen: “het komt er dan niet zo op aan!”. En toch, zo èrgens, dan behoort hier de goede toon te worden hoog gehouden en beleefdheid tegenover de tafelgenoten te worden betracht.
Kleed u altijd behoorlijk.
Voer niet het hoogste woord en zeker niet op een te luide toon.
Wees bescheiden in het zich bedienen van de gerechten.
Gooi niet met brood of ander eten.
Maak niet steeds op- of aanmerkingen over de opgediende spijzen.
Vermijd alle mogelijke vrijpostigheden.
Wees niet luidruchtig bij het roepen van de bediende of kelner, doch tracht te volstaan met een wenk.
Bedenk, dat ook, ja vooral, onder kameraden goede vormen dienen te worden in acht genomen. En hoe dikwijls blijkt het dan, hoe weinigen in waarheid beschaafd, beleefd en kies zijn en hoe bij velen de voor het uiterlijk zo goede vormen niet anders zijn dan een dun vernisje, waaronder de ware ruwe, onbeschaafde natuur wordt verborgen. Slechts degene, die er zich op toelegt in de familiekring en “onder elkaar” goede en beschaafde vormen te verkrijgen, zal zich ook natuurlijk en ongedwongen in andere gezelschappen leren bewegen.

                                                      ROKEN

Roken is voor velen een groot genoegen, maar men vergete niet dat dit zeer egoïstische genot dikwijls voor dames  en niet-rokende een plaag is.
Op straat met dames lopende, roke men niet; evenmin in een auto.
Ook roke men niet in de messroom aan boord of ontbijtzaal van een hotel, waar nog gasten aan tafel zitten, of nog verwacht kunnen worden.
Ofschoon roken tijdens ons werk aan boord niet verboden is, spreekt het voor zich, dat we het rookgerei dadelijk neerleggen bij het aannemen van telegrammen en ook, wanneer we bezoek krijgen van een meerdere.
Staande een gesprek voeren met een meerdere met een sigaret of sigaar in de hand moet als onbeleefd worden aangemerkt.

                                 PASSAGIEREN.

Het reizen heeft, in ’t bijzonder voor de jongeren onder ons, veel aantrekkelijks. Het zien van vreemde landen is een buitengewoon voorrecht, dat vooral een zeeman geniet. Voor een jonge, sportieve kerel zal het leven aan boord een genot zijn, mits hij zich weet aan te passen aan zijn
omgeving zonder echter zijn persoonlijkheid te kort te doen.
Helaas wordt het leven al te vaak bedorven door ruwe, onbehouwen klanten, die door hun houding en gesprekken een  funeste invloed uitoefenen.
Denk aan de gevaren verbonden aan het bezoeken van bepaalde café’s en andere huizen van vermaak!
Zoek uw vrienden uit, waarmee ge aan wal gaat.
Het gebeurt maar al te dikwijls, dat een “kameraad” u eens “iets van het leven zal laten zien”! En als het dan niet bij zien blijft, zijn de gevolgen veelal verschrikkelijk.
Hoe menige jonge kerel ging gezond van huis, om als een wrak – geestelijk en lichamelijk – terug te keren!
Indien ge in twijfel staat wat te doen in bepaalde omstandigheden, vraag U dan af: “Wat zou moeder hiervan zeggen?” En indien ge er niet voor uit zoudt durven komen, doe het dan niet!
Vermijd zo veel mogelijk het gebruik van alcoholische dranken; voor een zeeman is het café dikwijls een laatste pleisterplaats vóór ……… het bordeel.
En mocht het ongeluk u treffen, laat dan alle valse schaamte varen. Ga dan niet af op raadgevingen van anderen, “die zoiets wel eens meer bij de hand gehad hebben”, maar stel u onmiddellijk onder doktersbehandeling.

                        OMGANG MET ANDEREN
Op de voorgaande bladzijden zijn meerdere wenken gegeven, hoe men zich heeft te gedragen met en tegenover anderen.
Men kan gerust zeggen, dat niets zo spoedig het gebrek aan beschaving bij een man verraadt als zijn houding tegenover dames.
Tegenover het publiek op mailschepen, klanten of aanstaande klanten van uw Maatschappij, kan men niet te beleefd en te correct zijn.
Vraagt men u om inlichtingen – ook buiten de diensturen – geef deze dan nooit zittende of liggende op een gemakkelijke stoel, of staande met de handen in de zak of met sigaar, sigaret of pijp in de mond.
Er zijn ook lastige en moeilijke passagiers; het beste afweermiddel is
voorkomendheid en beleefdheid, met als resultaat: waardering en
respect.
Over het algemeen tutoyere de jongere de oudere niet vóór deze heeft te kennen gegeven, dat hij een meer intieme omgang wenst.
Ook een meerdere zal als regel de mindere niet tutoyeren.
Geschiedt zulks wel, dan geeft dit de laatste niet het recht om een gemeenzamere houding aan te nemen.
Wordt ge door een meerdere aangesproken, terwijl ge zit, sta dan onmiddellijk op!
“Zet de tering naar de nering” en betaal alles contant. Maak geen schulden.
Leen geen geld van kameraden; “lenen uit vriendschap” werd menigmaal oorzaak van wrok en vijandschap.
Leen nooit geld van uw meerdere, maar zeker niet van uw ondergeschikte!
Pas op, dat ge niet in handen valt van geldschieters en woekeraars.
Wees voor niemand, wie dan ook, borg!

                                            Startpagina