m.s. Ceres/PDKA

Maatschappij: K.N.S.M.    Een motorschip uit de –es klasse van (oorspronkelijk) 5711 BRT, gebouwd in 1959 bij de werf Van der Giessen-de Noord, in 1966 vergroot tot 6235 BRT; zusterschip van de Pericles, Ares, Ganymedes e.a. In mei 1977 verkocht aan een Griekse maatschappij en herdoopt “Bravo Ceres”. In 1987 verkocht naar Malta om aldaar te worden gesloopt.

Kustreis

4 t/m 19 april 1967

Kustreis:  Amsterdam – Bremen – Hamburg – Antwerpen –
                  Amsterdam 

Radio-installatie:    
Hoofdzender:        MT-250     
Noodzender:          Renovas
Hoofdontvanger:   BX-925        
Noodontvanger:    OR6026       
Richtingzoeker:      Lodestone
Echolood:                MS26B
AAT:                         AL27                      
Radar:                      KH 2C

    Na zo’n maand met ziekteverlof te zijn geweest was ik geheel hersteld. Even snel als de ontstekingen waren opgekomen, waren ze weer verdwenen ook. In afwachting van mijn herplaatsing bij Nedgulf Tankers moest ik op dit vracht/passagiersschip van de K.N.S.M. een kustreis maken. Na 4½ jaar voer ik dus wederom bij deze maatschappij en ik had zo’n vermoeden dat het me weer niet zou bevallen. Er was wel het een en ander veranderd in de loop der jaren. Mochten vroeger matrozen en machinekamer-personeel slechts twee biertjes per dag tekenen, anno 1967 had iedereen aan boord van een KNSM-schip “vrij tekenen”. Bij navraag bleek dat dit niet zonder slag of stoot was gegaan. In het begin liep het nogal eens uit de hand, maar van lieverlee raakte men aan deze vrijheid gewend en bleef het drankgebruik binnen de perken. De hut service was afgeschaft, zodat ik twee trappen af moest om in de pantry een tapbiertje te halen. 

    Het radiostation was – zoals trouwens het hele schip – modern van inrichting. Niet zonder reden want tenslotte was dit een relay-schip. Ik herinner mij de zender, een MT250B (een gecombineerde MG/KG telegrafie/telefoniezender), de hoofdontvanger, een BX925, het A.A.T., een AL27 en de richtingzoeker, een Lodestone 758C.

 Hij staat op zijn strepen ......!!

    Het zou voor mij een zeer gedenkwaardige reis worden. In deze veertien dagen had ik met niemand ècht contact gelegd, zodat namen van bemanningsleden ontbreken. Mijn (r)entree was natuurlijk weer niet om over naar huis te schrijven. Op het middagmenu stond tomatensoep, dat ik gewoontegetrouw weiger. Ik eet het liever niet. ’s Avonds wilde men mij trakteren op spaghetti. Dit weigerde ik ook om dezelfde reden. Aan de staftafel werd door de kapitein op nèt te verstane geluidssterkte opgemerkt, dat “die nieuwe sparks zeker vindt dat het eten hier niet zo goed is als op tankers”. Gelukkig ben ik selectief doof! Daar mijn uniform tijdens deze kustreis naar de stomerij was gebracht, had ik voor deze reis mijn oude jasje ingeschoren. Dit uniformjasje had één streep, waarop de tweede stuurman niet kon nalaten op te merken, dat op “dit KNSM passagiersschip”  doorgaans een tweebander zat en dat Radio-Holland blijkbaar erg omhoog zat. Ik zag niet veel in het afsteken van het stomerij verhaal, dus liet ik het maar zo. Er was dus toch niet zo èrg veel veranderd bij de KNSM!                         

    Ondanks het weinig vriendelijke onthaal aan boord wees niets er op dat deze reis voor mij een rampzalige wending zou nemen. De reis ging volgens het gebruikelijke patroon; eerst naar Bremen, dan naar Hamburg, naar Antwerpen en tenslotte naar Amsterdam. Een “standaard kustreis” dus, waarbij alleen Rotterdam er dit keer niet bij was inbegrepen. De reis naar Bremen verliep voorspoedig in rustig voorjaarsweer en ik verheugde me op een lange binnenlig periode, zodat ik fijn een paar uurtjes van dit sombere schip af zou kunnen om de kennismaking met deze Noord-Duitse havenstad te hernieuwen. We arriveerden de dag erop, dinsdag 5 april, en zouden er tot ná het weekeinde blijven liggen. Na mijn ochtendwerkzaamheden in het radiostation werkte ik ’s middags meestal als tallyman in de ruimen om de tijd door te komen. ’s Avonds begaf ik mij doorgaans naar de omgeving van het Hauptbahnhof, waar het uitgaansleven zich in deze stad concentreerde. Op zondagavond belandde ik bij een Chinees, waar ik tot grote verbazing van de ober zowel een portie tjap tjoi als een portie foe yong hai bestelde. Ik had nl. zó genoeg van dat KNSM-eten, dat ik mezelf eens lekker ging verwennen. De ober vroeg nog of ik dat wel zeker wist, dus deelde ik hem mee dat ik ontzettende honger had, omdat het eten aan boord niet echt lekker was. Nu kon ik in die tijd een behoorlijke hoeveelheid Chinees of Indisch eten wegwerken, maar die avond moest ik wel alle zeilen bijzetten. Omdat ik me niet wilde laten kennen, ging ik door tot vrijwel alles op was en ik ging terug aan boord met het gevoel minstens twee dagen niet te hoeven eten.  

    Na wat diverse werkzaamheden in de ochtenduren besloot ik ‘s middag wat inkopen te gaan doen, want m’n kaas en crackers waren op. Ik was van plan wat Brötchen und Camembert te kopen voor het geval ik weer eens niet aan tafel zou gaan. De broodjes met kaas zou ik dan wel met één of meerdere biertjes weg spoelen. Al met al zou deze toestand slechts een kleine twee weken duren, dus dat was wel te overzien. Aan de aan dek werkende tweede stuurman vroeg ik hoe laat we zouden uitvaren. Dat bleek rond middernacht te zijn, zodat ik besloot zo tegen 23.00 uur weer aan boord terug te zijn. In de loop van de middag belandde ik met m’n tasje boodschappen in een café niet al te ver van de haven. Het was hier gezellig, zodat ik er een warme maaltijd at en tot ca. 22.15 uur bleef hangen. 

  De beroemde getijdenklok van Bremen

    Eén van de mensen waarmee ik geruime tijd had zitten praten was een Duitser, Jansen genaamd, die een hekel had aan alles wat Nederlands was. Jansen is een vrij veel voorkomende naam in het noordwesten van Duitsland, dus hij hoefde niet per se van Nederlandse komaf te zijn. Ondanks alles onderhield ik me die middag en avond het meest met hem en eigenlijk vond hij mij niet geheel onsympathiek, want hij complimenteerde mij uitgebreid met mijn Duits en bood mij meer biertjes aan dan ik hem. Tegen kwart over tien verliet ik het café, want ik wilde vóór elf uur aan boord zijn. Ongeveer tien over half elf bereikte ik de plaats waar het schip  behoorde te liggen, maar ze was in geen velden of wegen te bekennen. In mijn onschuld keek ik nog over de kade rand naar beneden (wat je al niet doet als je wat pilsjes te veel op hebt), want in Bremen is een erg groot getijde verschil. Het schip was echter al lang en breed op weg naar Hamburg, maar wel mooi zonder marconist aan boord. Daar stond ik dan ’s avonds laat op een verlaten kade met m’n plastic tasje met Brötchen und Käse. M’n voorraad marken was intussen geslonken tot een alarmerend laag pijl, nl. DM 2,40 en daar kwam je zelfs toentertijd niet ver mee. Zelfs een enkeltje Hamburg kon ik er niet van betalen! Goede raad was dus ècht duur. Ik besloot terug te gaan naar het café van die middag en daar te vragen wat ik het beste zou kunnen doen.

Gelukkig was iedereen van die middag nog aanwezig en ik vertelde wat mij was overkomen. Herr Jansen raadde mij aan het KNSM-agentschap in Bremen te bellen en zocht voor mij het telefoonnummer op. Ik kreeg zowaar nog iemand te spreken op dit late uur. Na mijn verhaal te hebben verteld, werd mij de raad gegeven naar het zeemanshuis te gaan voor een gratis overnachting. Adres en telefoonnummer werden gegeven, waarna ik het zeemanshuis belde. Helaas bleek dit helemaal vol te zitten en daarom wendde ik mij nogmaals tot het agentschap om raad. Men kon mij slechts beloven, dat ik de volgende morgen ca. half negen een treinkaartje Bremen-Hamburg bij hen kon ophalen; geld voor een hotel kwam “gar nicht im Frage”.

... maar àls ik eenmaal achter die kist vandaan kom, zijn die Noren in no-time doodrustig !... 

         Ik vroeg roodharige Jansen mij DM 20 te lenen, die ik dan telegrafisch zou overmaken zodra ik in Holland terug zou zijn. Hij ging hier echter niet op in, maar intussen waren de pilsjes die ik dronk allemaal voor zijn rekening. Tegen sluitingstijd bood hij aan de (rest van de) nacht bij hem thuis op de bank door te brengen. Hij was onlangs gescheiden, dus had hij met niemand iets te maken.

Op weg naar zijn huis belandden we nog in een nachtclub, waar een mooie Zwitserse de scepter zwaaide. Volgens mij was Jansen weg van haar, want hij kon z’n ogen niet van haar af houden en de rondjes voor zijn rekening rezen weldra de pan uit; over de hele avond genomen had hij mij beter DM 20 kunnen lenen, want nu was hij veel meer kwijt. Tegen 03.00 uur kwamen we bij zijn huis aan en werd mij meegedeeld, dat ik om ca. 06.00 uur weer op straat zou staan, want dan ging hij naar zijn werk.

    Na van drie tot half zes onder een deken op de bank in de huiskamer te hebben gelegen, werd ik gepord met de mededeling dat m’n gekookte eitje klaar stond. In tegenstelling tot mij had Jansen totaal geen kater en had das Frühstück al klaargemaakt. Nadat hij mij had verteld welke tram ik moest nemen en waar het adres van het agentschap precies was, stond ik even na zessen op de tram te wachten. Het agentschap ging pas om half negen open en dus moest ik nog geruime tijd zoet brengen met m’n punthoofd in de al redelijk warme ochtendzon. Op het kantoor was men volledig op de hoogte van het gebeurde en met een afkeurende blik werd mij - door een walm van rook en drank – het treinkaartje naar Hamburg overhandigd. Men vertelde me hoe ik met de tram bij het Hauptbahnhof kon komen en wenste me veel sterkte.  

   Die Landungsbrücken

  Van de treinreis weet  ik me niets meer te herinneren; waarschijnlijk heb ik liggen slapen. Van het Hamburgse Hauptbahnhof spoedde ik mij naar de Landungsbrücken, vanwaar de (gratis) boten naar de verschillende havens voeren. Van de havenmeester hoorde ik waar het schip lag afgemeerd; ze was ’s morgens vroeg voor de kant gegaan en lag al te lossen. Tegen half twaalf stapte ik aan boord en begaf mij allereerst met knikkende knieën in de richting van de kapiteinshut. Hier zat de staf te borrelen vóór het eten en er viel een diepe stilte toen ik had aangeklopt. Na mijn verhaal te hebben gedaan, kreeg ik van de kapitein de raad maar eens lekker te gaan uitslapen, wat mij niet direct tegenstond en hij overhandigde mij een brief van mijn verloofde. Hij zei er nog wel bij, dat hij aan het eind van de middag in de radiohut het een en ander met me wilde bespreken. Tegen vijf uur   verscheen hij in de radiohut en gingen wij wat dieper in op ons probleem. Het was duidelijk niet alleen mijn probleem, want het schip was onder zijn verantwoording uitgevaren zonder een wettelijk verplichte radio-officier aan boord. Ik had mij eigenlijk nergens aan schuldig gemaakt. Vóór ik de wal op ging, had ik de dienstdoende stuurman gevraagd hoe laat ik aan boord moest zijn. Mijn radio-dagboek was echter niet in overeenstemming met de werkelijkheid, want er werd geen gewag gemaakt van het verlaten van Bremen en het aanlopen van Hamburg. Op dat moment beging ik een zeer grote fout; op verzoek van de kapitein vulde ik het radio-dagboek alsnog in alsof ik normaal uit Bremen was vertrokken en was aangekomen in Hamburg. Enig radio contact met Scheveningen Radio of Norddeich Radio kon ik echter niet vermelden, want dan zou ik door de mand vallen. Nadat de kapitein het radio-dagboek had getekend lag het probleem geheel bij mij, want alleen ik zou hierna eventuele vragen van Radio-Holland moeten beantwoorden.

    Ik had mijn poot stijf moeten houden, omdat het niet mijn fout was. Vóór vertrek dient de kapitein – al of niet via één zijner officieren – zich er van te overtuigen, dat de complete bemanning aanwezig is alvorens uit te varen. Mocht een schip nog wel uitvaren als bv. een bediende niet tijdig aan boord was; uitvaren zonder radio-officier aan boord is zonder speciale dispensatie niet toegestaan. Zoals een snedig antwoord op een opmerking meestal enige tellen te laat komt, zo kwam die wetenschap pas boven drijven nadat ik het radio-dagboek had “vervalst”. Ook toen pas ging ik mij afvragen hoe en wanneer mijn absentie ontdekt was. Hoogstwaarschijnlijk pas bij het uitdelen van de post in Hamburg. Die kapitein had dus eigenlijk ontzettend veel geluk gehad, want stel dat er tussen Bremen en Hamburg iets was gebeurd, waarbij mijn aanwezigheid vereist was. Dan zou bij nader onderzoek zijn gebleken dat het schip zonder R/O was uitgevaren en dan zou hij er niet vanaf zijn gekomen door het ondertekenen van een niet naar waarheid ingevuld radio-dagboek. 

Zou men mij hebben gemist ter hoogte van b.v. Cuxhaven, dan neem ik aan dat het schip de koers 180º zou hebben verlegd, teneinde naar een overboord gevallen c.q. gesprongen marconist te zoeken. Dan zouden de rapen voor deze kapitein helemáál gaar zijn geweest. De wetenschap dat ook hij een paar uur peentjes heeft gezweten, deed me goed.   

    Aan boord van mijn volgende schip kwam in Port Saïd inderdaad de brief van Radio-Holland, waarin tekst en uitleg werd gevraagd. Men had namelijk van de KNSM een rekening van ƒ 9,46 ontvangen, zijnde een enkeltje Bremen-Hamburg. Ik had tot aan Mena al Ahmadi de tijd iets te verzinnen. Na veel denkwerk had ik drie concept brieven bij elkaar verzonnen. Één van de drie leek mijzelf de meest geloofwaardige, maar ik besloot de drie versies voor te leggen aan een onafhankelijk persoon. Met mijn drie getypte verhalen ging ik op een middag naar de tweede stuurman op de brug en vroeg hem om zijn oordeel. Hij was het met me eens, dat die ene het meest geloofwaardig was. Dus ging ik het concept omzetten in een brief, die vanuit Mena al Ahmadi aan Radio-Holland zou worden gezonden.

De brief luidde ongeveer als volgt: 

Nadat ik die dag in Bremen wat inkopen had gedaan, verzeilde ik in een café, waar ik tot kort voor het tijdstip van uitvaren iets dronk. Nadat het schip de haven had verlaten, kwam ik tot de ontdekking dat ik mijn spiksplinternieuwe regenjas in dat café in Bremen had laten hangen. Na aankomst in Hamburg ben ik toen in alle vroegte per trein naar Bremen teruggereden om mijn regenjas op te halen.

Een retourtje Hamburg-Bremen leek me aanzienlijk goedkoper dan een nieuwe regenjas. Zonder er bij na te denken gooide ik bij aankomst te Bremen mijn retourkaartje in een prullenbak en omdat ik van mijn laatste (geleende) marken dat retourtje had gekocht, had ik geen geld meer voor een enkeltje Bremen-Hamburg. De scheepsagent te Bremen regelde toen een treinkaartje naar Hamburg voor me.

 

    Op deze brief met tekst en uitleg kreeg ik nooit antwoord; het lijkt me echter stug dat men geloof hechtte aan mijn smoes. Mijn tantième bedroeg het jaar daarop het astronomische bedrag van exact ƒ 125,= (bruto).


Startpagina                         Vrachtschepen