Nedgulf Tankers

 

Nedgulf Tankers n.v.  (1962-1975)

door Robert J. Witsen

foto's Willem van der Duin

 

Na de Tweede Wereldoorlog nam het verbruik van olie snel toe. De zeven grote oliemaatschappijen - de "Seven Sisters" (Shell, Esso, BP, Mobil, Texaco, Chevron en Gulf) - brachten omvangrijke tankervloten in de vaart om wereldwijd hun raffinaderijen van olie te voorzien. De tankers kwamen onder vele vlaggen in de vaart. Ook de Nederlandse koopvaardij werd versterkt door de komst van diverse buitenlandse tankrederijen, zoals Texaco, Chevron, Esso en Gulf. Anno 1995 varen er, afgezien van Shell, geen tankers meer van internationale oliemaatschappijen onder Nederlandse vlag. Toch is het vanuit maritiem historisch oogpunt interessant om aan deze bijzondere periode aandacht te bedsteden. Een mooi voorbeeld is de Amerikaanse oliemaatschappij Gulf, die jarenlang een Belgische (Belgulf) en een Nederlandse (Nedgulf) rederij exploiteerde.

Gulf Oil ontwikkelde in de jaren vijftig expansieve plannen voor West-Europa. In diverse landen werden Gulf raffinaderijen geopend, waaronder in Rozenburg (Europoort). In de planning werd direct rekening gehouden met de noodzakelijke aanvoer van olie uit met name het Midden-Oosten. Gulf plaatste voor emplooi onder Nederlandse vlag een onder voor een viertal tankers, die - indien volgeladen - nog net door het Suezkanaal konden varen. Nedgulf Tankers n.v. kreeg een aandelenkapitaal van éé miljoen gulden, waarvan ƒ 250.000,- geplaatst en gestort. Voor het management van de vier Nederlandse tankers werd het Rotterdamse bedrijf Vinke & Co. aangesteld.

De twee Nedgulf tankers die bij de Deutsche Werft in Hamburg werden gebouwd, kwamen als eerste in de vaart. In januari 1962 was de "Gulf Italian" de eerste, gevolgd door haar zusterschip "Gulf Hansa" in mei. De Uddevalla Varvet in het Zweedse Uddevalla leverde de "Gulf Swede" en de "Gulf Hollander" af in respectievelijk juni en juli 1962. Hiermee was de vloot van Nedgulf Tankers n.v. met Nederlandse bemanningen compleet.

 Start van de bouw van de Gulf Italian bij de Deutsche Werft te Hamburg 

 De gegevens van de vier schepen:

"Gulf Italian" in 1962 gebouwd bij Deutsche Werft te Hamburg, 50.340 DWT, 226 x 31 m. In 1978 gesloopt te Pusan.

"Gulf Hansa" in 1962 gebouwd bij Deutsche Werft te Hamburg, 50.120 DWT, 226 x 31 m. In 1978 gesloopt te Kaohsiung.

"Gulf Swede" in 1962 gebouwd bij Uddevalla Varvet te Uddevalla, 42,290 DWT, 220 x 30 m. In 1978 gesloopt te Kaohsiung.

"Gulf Hollander" in 1962 gebouwd bij Uddevalla Varvet te Uddevalla, 42.290 DWT, 220 x 30 m. In 1978 gesloopt te Kaohsiung. 

Opvallend aan het ontwerp van de tankers was de sierlijke gedrongen lijn. De schepen waren bovendien snel door hun stoomturbines. De gemiddelde dienstsnelheid was met 17-½ knoop hoog te noemen voor tankers van deze omvang. De stoomturbines hadden echter een hoge brandstofconsumptie (gemiddeld 100 ton per etmaal), maar niemand die zich daar begin jaren zestig om bekommerde gezien de lage brandstofprijzen. De Nedgulf tankers waren degelijk gebouwde schepen, waarin nog veel hout en koper was gebruikt. Niet alleen waren het paradepaardjes om te zien, ook het interieur mocht er zijn. Voor de ca. 45 bemanningsleden waren het luxe schepen. Midscheeps bevond zich de accommodatie voor de gezagvoerder, stuurlieden, radio-officier, chef-kok en hofmeester. In de achterbouw bevonden zich de hutten van de werktuigkundigen en de rest van de bemanning. Ieder bemanningslid had de beschikking over een eigen hut, al dan niet met douche en toilet.  

    Tussen 1962 en 1970 fungeerde het Nedgulf viertal vooral als levensader voor de Rotterdamse Gulf raffinaderij. Zij voerden de olie aan uit de Perzische Golf voor het zich snel motoriserende Nederlandse publiek. De sluiting van het Suezkanaal in 1967 als gevolg van de Zesdaagse Oorlog betekende een grote verandering voor de reisroute van de tankers. Varen naar en van het Midden-Oosten kon niet langer via het Suezkanaal, hetgeen een verlegging van de route via Kaap de Goede Hoop betekende. Aangezien de Nedgulf Tankers snel waren, leenden zij zich de eerste jaren goed voor dit doel. Hun op Suezkanaal-afmetingen afgestemde draagvermogen prijsde de schepen echter uit de markt. Zij werden te klein en daardoor te duur om via de Kaap crude naar West-Europa te vervoeren. Hun plaats werd ingenomen door de VLCC's (Very Large Crude Carrier). Door de veranderde marktsituatie kregen de schepen medio 1970 noodgedwongen nieuwe vaargebieden. Omdat Gulf Oil belangrijke concessies had in het toenmalige Portugees Angola, werden twee schepen ingezet om olie te vervoeren van Cabinda naar de oostkust van de V.S. De twee andere schepen werden vrijgemaakt voor "shuttle"-diensten in West-Europa. Bij toerbeurt hebben alle vier schepen op deze trades gevaren.  

 Gulf Swede / PELS










Gulf Hollander / PELQ
 Gulf Italian / PELR
Gulf Hansa / PELP 

   Gulf ging met de VLCC's "Universe Kuwait" en "Universe Ireland" vanuit het Midden-Oosten olie aanvoeren voor West-Europa via één centrale aanloophaven. Aangezien de "Eurogeul" voor Rotterdam nog niet gereed was, koos Gulf het Ierse Bantry Bay als centrale overslaghaven in West-Europa. De ladingen die in Bantry met de VLCC's arriveerden, moesten door kleinere tankers van ca. 50.000 ton worden doorgevoerd naar de diverse raffinaderijen. Belangrijke "shuttle"-havens in die periode 1970-1975 waren: Milfordhaven, Bilbao, Gulfhavn bij Skaelskør (Den.), Rotterdam en Antwerpen. Vooral de "Gulf Italian" heeft lang in deze zware shuttle-diensten vanuit Ierland gevaren.

Midden jaren zeventig maakte Gulf Oil haar nieuwe plannen bekend voor het maritieme tanktransport. De vier bestaande Nedgulf tankers zouden geleidelijk worden vervangen door drie nieuwbouw VLCC's. In het Spaanse El Ferrol werd de kiel gelegd voor twee supertankers van 362.000 DWT en één van 265.000 DWT. Het was de bedoeling deze schepen met Nederlandse officieren onder Liberiaanse vlag in te brengen bij Afran, de internationale tankrederij van Gulf Oil. De eerste van het drietal zou als "Afran Odyssey" in de vaart zijn gekomen. De bouw was al ver gevorderd, toen Gulf in 1975 besloot haar maritieme transportactiviteiten binnen enkele jaren te stoppen.

De nieuwbouw VLCC's zouden nooit het vertrouwde Gulf-embleem op de schoorsteen krijgen. De "Afran Odyssey" werd afgebouwd bij Astilleros y Talleres del Noroeste in El Ferrol voor de Kuwait Oil Tanker Company en kwam in de vaart als "Al Andalus". Het schip werd in 1982 opgelegd in Mena al Ahmadi, Kuwait om daarna in 1983 door de "Smit Rotterdam" te worden weggesleept voor sloopt in Taiwan. Het zusterschip heeft zelfs geen Afran bouwnaam meer gekregen. Als de Spaanse "Santa Maria" kwam zij voor een oliemaatschappij uit Bilbao in de vaart. In 1987 werd zij in de Perzische Golf door Iraanse kanoneerboten aangevallen en beschadigd. Het schip werd doorverkocht naar I & D Oil Carriers in Limassol en "Houda" gedoopt. De "Houda" is nog steeds (1995) in de vaart. De kleinste VLCC van 265.000 DWT begon haar maritieme carrière in 1975 als "Dalma" onder Liberiaanse vlag. Na tien aktieve jaren kwam haar einde in 1985 met de sloopt in Kaohsiung op Taiwan.

Met de ingrijpende beslissing de tankeractiviteiten te staken viel het doek voor Nedgulf Tankers n.v. te Rotterdam. In 1975 werd het viertal verkocht aan de Gulf-dochter Afran Maritime Transport in Liberia. De "Gulf Hollander" werd "Adriatic Sea", de "Gulf Hansa" werd "Coral Sea", de "Gulf Italian" werd "Java Sea" en de "Gulf Swede" tenslotte ging als "Beaufort Sea" het Liberiaanse scheepsregister in. Hun einde onder buitenlandse vlag was echter nabij; het geringe draagvermogen, de hoge brandstofconsumptie en hun 15-jarige leeftijd leidden tot sloop van alle vier begin 1978. Het merk Gulf bleef nog even zichtbaar voor het Nederlandse publiek, maar verdween na de overname door Kuwait Petroleum begin jaren '80. Wie weet komen er nog eens tankers van Q8 onder Nederlandse vlag? 

                                                                                                                                                                                                                                                                        Robert J. Witsen  

 

        ======================================           

Although Gulf had it’s conception at Spindletop, with the strike of January 10th, 1901, its true "Birthday" was November 10th, 1901.  On that date, in Pittsburgh PA, the charter for the "Gulf Refining Company of Texas" was signed. This was the first official use of the word "Gulf" as an oil concern. It is interesting to note, that the officers in charge at that time wanted to name the company the Texas Oil Company. When they applied for the charter, they learned, that only 2 weeks prior, that name had been chartered. They settled for Gulf, taken from the nearby Gulf of Mexico. Had they applied for the charter 3 weeks earlier, Gulf would have been called Texaco, and who knows what the Texas Oil Company would have been called, maybe Gulf!!