Jim van Lawick

Jim toen

Maritieme CV

Jim nu

In 1956 had ik genoeg van het gevoel “ingesloten” te zijn in het kleine Nederland. Ik was van plan Water en Wegenbouw te studeren maar bedacht me. Ik wilde de wijde wereld in, vreemde landen bezoeken, andere culturen leren kennen, andere godsdiensten en filosofieën leren begrijpen. Ik wist eigenlijk niet hoe ik dit voor elkaar moest krijgen toen ik mijn 5de jaar HBS B studie voor het eind examen begon.

Deze studie kwam abrupt tot een einde toen ik Rob de La Croix ontmoette en een oudere ex Radio Telegrafist (Gerard vd Berg), die na de oorlog in Nederlands Indiër bij de Bataafse Petroleum Mij (BPM) als manager werkte. Rob de La Croix had drie jaar daarvoor zijn Radio Telegrafisten Certificaat gehaald en voer bij de KNSM. Beiden vertelden mij dat je als telegrafist niet gebonden was aan één bepaalde scheepvaart maatschappij en dat je certificaat Internationaal geldig was en je dus de mogelijkheid had om ook bij buitenlandse schepen kon varen en je de gelegenheid kreeg vele landen te bezoeken. Mijn besluit stond toen vast en melde me aan bij Radio Holland.

De studietijd bij Radio Holland aan de Keizersgracht was eigenlijk een leuke tijd. Ik woonde op kamers in Den Teck straat. Kreeg twee dagen in de week warm eten en zorgde op de andere avonden en het weekend zelf voor warm eten. Soms bij de Groene Kalebas, de Vijf Vliegen of Tante Mia als de financiën het toelieten. Ontbijt was er niet bij en lunch was de bakker die tijdens de pauze langs kwam met zijn bakfiets of bij Heck of Rutecks.

RH SCHOOLTIJD.

Enkele anekdotes die ik me nog goed herinner: 

-          Het ritmisch, tot in de treure, sleutenseinen onder de heer De Bie, met af en toe iemand die expres uit het ritme seinde tot grote ergernis van de heer De Bie. 

-          Iemand had druk bommetjes op de tramrails bij de halte geplaatst en telkens als de tram aanzette om bij de halte te remmen klapten de bommetjes met schrik onder de passagiers die bij de uitgang klaar stonden om uit te stappen. Helaas schrok een oud dametje van de klappen en viel bijna van de tram. Prompt kwam de politie natuurlijk langs bij ons in de school.

We hadden techniek in de tuinzaal, waar het snikheet was in de zomer en ik zat achter in de klas, nabij een open deur. De heer Leyenaar kwam met twee agenten in de klas en kondigde aan dat de agenten de tassen en lades naar bommetjes zouden zoeken. Via, via kwam een zak met bommetjes naar me toe van voor in de klas. Ik wist me geen raad. Dook naar beneden toen de agenten voor in de klas begonnen, en sloop de tuin in en verstopte het zakje in de gootsteen in de tuin. Het onderzoek duurde wel lang en ik was bang dat door de hitte ze af zouden gaan. Wat niet gebeurd is.

-          De ontgroening van de nieuwe lichting. De oud leerlingen hadden allemaal een taak. In de Kalverstraat moest de breedte van de straat met een rijstkorrel worden opgemeten, op de Munt moesten de voor- en nadelen van een jaratelle (of was het wat anders?) aan het publiek worden verteld. Nog veel meer opdrachten die ik vergeten ben. De ontgroening eindigde in de jassen ruimte, waar de vloer met groene zeep was ingesmeerd.

-          De Volleybal wedstrijd van onze school tegen de Zeevaart School aan de Prins Hendrik Kade. (Ik weet niet meer of we die verloren of gewonnen hadden)

-          De sloep wedstrijden, waar Herman de Jong meer over kan vertellen.

-          De begrafenis van een mede leerling uit Zaandam die met een kameraad in zijn BM-er in het IJsselmeer tijdens een storm verdronk. De heer Leyenaar vroeg wie al een uniform had gekocht die moesten als erewacht tijdens de begrafenis in Zaandijk aanwezig zijn tijdens de begrafenis. Met acht man stonden we bij de baar dat door de familie hoog werd gewaardeerd. Volgens Henk Tromp was het Piet Brandsma.

-          Ik ging vaak met Hajo Steegstra, Dick Middelkoop en soms Bert Bush naar Heck of Rutecks voor een kopje erwtensoep en een broodje.

-          Als klas naar de Stationsstraat in Zaandam om Bert Busch zijn verloving (of was het verjaardag?) te vieren.

onze klassenfoto in de Techniek zaal.

Ik weet niet of jullie de feestavond in het Minerva paviljoen nog herinneren?

   VARENSTIJD.


Na mijn examen en de Marine keuring in 1958, heb ik lang moeten wachten en mijn eerste schip als leerling, derde telegrafist, was op de SS “WATERMAN”, die in charter voer voor de Rotterdamse Lloyd als USA studenten toeristenschip. Amsterdam-New York visa versa.      

De tweede reis ging ook met de SS “WATERMAN” met emigranten naar Australië en troepen naar Nieuw Guinea, waarna we naar Indonesië gingen voor het ophalen van “spijtoptanten”. Hierna met verlof en weer wachten op een schip. Na 2 weken had ik er genoeg van en belde RH op of er een schip voor me was, geeft niet wat. Die hadden ze.

 s.s. Waterman

Ik kon varen op de SS “AMALIE B” van de firma D. Lijnzaad die in dok was in Rotterdam. Het schip voer onder Liberiaanse vlag en had een gemengde crew (een stel ongeregeld die elders of ontslagen of niet gewenst waren) en voer in de “wilde vaart”. De Kapitein was een Nederlander, de Eerste en Tweede stuurman waren ook Nederlanders, de Derde stuurman was een Spanjaard. De Eerste machinist was een Schot, de Tweede een Nederlander, de Derde een Griek en de Vierde een Nederlander. Ook de Purser was Nederlander. De verdere crew bestond uit Laskaren, Portugezen, Spanjaarden en een Surinamer. De vorige telegrafist had er genoeg van en wilde weg. RH vond het wel fijn dat ik me beschikbaar stelde. Ik kreeg een Internationaal certificaat en monsterde me aan.

De reis was onbekend, tot er bericht kwam dat we naar Gdinia (Danzig) in Polen kolenerts moesten ophalen en dat naar (Portiguees) Marmagoa moesten brengen. De reis begon al goed, onder de rook van Den Helder, machine pech, twee uur dobberen met kans op stranding. Op tijd geklaard, nabij Gdinia zaten we vast in het pakijs, twee dagen wachten tot we door een ijsbreker bevrijd werden. Voor honderd gulden zwart gewisseld kreeg je zakken vol Zloty’s. Nachtclubs werden bezocht, tijdens het drinken, bleek later in de nacht, dat de Tweede Stuurman een ex NSB’er was en in de oorlog bij de Duitse Marine had gevaren en ook Gdinia aandeed. Hij kende daar de weg. In zijn zwaar beschonken toestand begon hij hierover in het Engels en Duits over te pochen. Wij zijn als de weerga uit de nachtclub gegaan en maar terug naar het schip gegaan.

Op weg naar Marmagoa in de Middellandse Zee, had de Eerste machinist zin om Malta aan te doen om zgn. de machine problemen op te lossen voor we het Suez Kanaal in gingen. Hij was bij de verdediging van Malta op het eiland geweest tijdens de oorlog. We hebben daar 3 dagen gelegen.

Zonder problemen door het Suez Kanaal. In de Indische Oceaan voorbij Aden, in de zware trage golfslag, kwam de Eerste Stuurman naar de Radio hut en vroeg me of er schepen in de buurt waren. Op mijn bevestiging en antwoord dat er drie tankers in de buurt voeren en op mijn vraag waarom hij dat wilde weten, vroeg hij me mee te gaan aan dek. Midscheeps, net voor de brug, was een lasnaad gesprongen over de breedte van het schip. Door de zware en trage deining en de zware lading, zag je de spleet zo’n 2 centimeter uit elkaar gaan. Ik moest het voor mezelf houden en continue de posities van de schepen in de buurt in de gaten houden. Er is gelukkig niets gebeurd en we kwamen veilig in Marmagoa.

Na lang op de rede gewacht te hebben (2 weken) werd het schip gelost. We zouden erts laden voor Emden, maar het schip mocht van Lloyds niet varen (4 weken aan de ketting op de rede). De Surinaamse stoker monsterde af en monsterde op een Amerikaanse bulkcarrier. Een Spaanse matroos kreeg ruzie en tijdens het gevecht viel hij in het open ruim. Ik moest de Eerste stuurman assisteren met de arrestatie van de andere Spaanse vechtersbaas, die we in de hospitaalruimte opsloten voor de politie. Aan de kapitein hadden we niets die was continue laveloos dronken. Het slachtoffer had een gebroken rug en het was een hele toer hem uit het ruim te halen met de winch en hem op een barge naar de wal te brengen. Uiteindelijk is hij in het hospitaal overleden.

Na 4 weken kreeg het schip een speciale vergunning om naar Mombai te varen voor reparatie. Na 2 weken terug naar Marmagoa, erts geladen en naar Emden vertrokken. Na Suez kregen we problemen met de kapitein. Zijn deliriums werden erger, tot op een avond hij in zijn naakje de brug opliep met een revolver, de Eerste stuurman bedreigde en in het wilde weg begon te schieten, waarna hij terug liep naar zijn hut om zijn roes uit te slapen. Onmiddellijk werd er een officieren beraad geroepen. Besloten werd om de kapitein in curatele te stellen in zijn eigen hut en dat de Eerste stuurman het gezag zou overnemen. Ik moest het proces verbaal maken dat door de officieren werd ondertekend.

Na aankomst in Emden werd de kapitein van boord gehaald en het schip werd na lossing aan de ketting gelegd. Lloyds vond het schip niet meer zeewaardig. Ik ging met verlof naar Nederland,

Maar binnen de week kreeg ik bericht terug naar Emden te gaan om het schip naar Hamburg te varen voor de sloop en kreeg de opdracht alle elektronica voor RH te slopen en naar Nederland te laten verschepen door de agent. De hele crew werd naar huis gestuurd met uitzondering van de Purser en ik. De agent had een medewerker gestuurd om mij behulpzaam te zijn bij het slopen en verzending. Tijdens mijn verlof na Hamburg en het sloopwerk, kreeg ik verzoeken kleine kustvaarten te maken om telegrafisten de gelegenheid te geven met verlof te gaan, o.a. de “Baarn” van Hamburg naar Amsterdam. 

Na mijn verlof kreeg ik het ms “ISIS” van de KNSM die een “lange slinger” naar de Caribean en de USA zou doen.   

m.s. Isis

In Boston via de trein naar Washington voor een weekend. De varenstijd in de Caribean was wel spannend in verband met de Cuba crisis en strenge controle door de US Coast Guard. Regelmatig vlogen de Neptunes langs het schip scheren ter controle

Na 1 ½ maand verlof kreeg ik in 1960 de ms “KARACHI” van de Mij Nederland. Via het Panama kanaal naar Tahiti, waar de film “Bounty” werd gefilmd dan naar Noumea en Nederlands Nieuw Guinea, via de Filippijnen naar Bangkok, waar ik verzocht werd in Singapore het schip over te dragen naar een telegrafist die met schip naar Nederland zou varen voor verlof.

m.s. Isis

m.s. Karachi

In Singapore in het zeemanshuis gelogeerd voor 3 weken, wachtendop het KPM schip ms “SIAOE” die in lijndienst voer voor de KJCPL onder de vlag van de Royal Interocean Lines (RIL) op Australië en Zuid Oost Azië. Sibu (N.Borneo), Jesselton, Saigon, PnomPenh, Bankok, Singapore, Port Swettenham. Penang, Calcutta, Singapore via de Java Zee naar Australia en terug volgens dezelfde route.

                                                                                                                                                               
  m.s. Siaoe

Op dit schip was de stemming van de jongere officieren heel saamhorig. Verbinding met PCH was in deze regio, zeker niet formidabel. Ik had echter een heel schema gemaakt per scheeps positie, periode van het jaar, GMT tijden en frequenties die ik verbinding kon maken met PCH. Ofschoon ik geen relayschip was kon ik de grotere passagiersschepen, zoals de Oranje en de JVO als ze problemen hadden, soms helpen hun communicatie door te geven aan PCH.

m.s. Straat Cumberland
m.s. Karachi

Tijdens één van mijn retourtjes naar Sydney (in 1961), kwam er een “Headhunter” van de Australische Coast Guard aan boord op bezoek. Na gezellig biertjes gedronken te hebben op dek voor mijn Radio station en hut, vroeg hij me of ik een “bug” gebruikte bij het seinen. Ik had een “Junker” sleutel en een “koperen ploert” en deelde hem mee dat ik daarmee seinde. Hij vroeg me of ik 21 woorden en hoger kon seinen en ontvangen. Op mijn bevestiging deelde hij me mee dat tijdens scheepscommunicatie monitoring het hen opviel dat ik de communicatie naar mij gericht altijd met de snelheid van ontvangst beantwoorde met exact het juiste ritme en gelijktijdig vroeg hij me of ik belangstelling had om bij het kuststation Sydney Radio (VIS) te komen. Ik deelde hem mee dat ik daar voorlopig geen belangstelling voor had, maar dat ik later misschien daarop terug zou komen. Het contact bleef echter met hem en als het schip in Sydney aanlegde kwam hij altijd even langs.

Begin 1963 leerde ik mijn Australische vrouw kennen en in augustus van dat zelfde jaar zijn we in Newcastle NSW getrouwd. Ik kreeg een overplaatsing naar de ms “STRAAT CUMBERLAND” (RIL) die in Brisbane voor reparatie lag. Het schip deed de lijndienst Australia, Zuid en Oost Afrika. Tijdens de reis van Perth naar Madagascar en Kaapstad had ik besloten om na 4 jaar achter elkaar gevaren te hebben verlof in Australia aan te vragen bij RH.  

LEVEN AAN DE WAL

Procedureel was afmonstering in het buitenland niet mogelijk, maar omdat ik in Sydney getrouwd was en mijn echtgenote en ik daar woonde werd mijn verzoek om verlof en afmonstering goedgekeurd en na aankomst in Sydney heb ik het schip overgedragen aan mijn vervanger. Tijdens mijn verlof bezocht ik met mijn vrouw Louise, Jack xxxx, de headhunter kennis te maken met mijn vrouw. We hadden een gezellige middag en bij vertrek vroeg hij me of ik belang stelde in een bezoek van het Sydney Radio station (VIS) in La Perouse (Botany Bay).

Het station was voor de helft bemand door Grieken, Noren, Engelsen, Italianen en ik ontmoette  twee Nederlandse telegrafisten, Ron Rombout en Chris xxxxx en na gesprekken met hen, o.a. dat op sommige afgelegen kuststations ook Luchtverkeers en andere communicatie activiteiten o.a. Commonwealth Navy. Het was zeer afwisselend communicatie werk en ik was er zeer geïnteresseerd in, maar wilde me ook bij IBM Australië oriënteren. Australië trok me wel. Ik besloot een verzoek om ontslag uit dienst aan te vragen bij RH. RH begon echter moeilijk te doen. Volgens reglement kon ik niet afgemonsterd worden en uit dienst te gaan in een vreemde haven en gelaste mij per omgaand beschikbaar te stellen voor aflossing van een telegrafist. Mijn salaris tegoed werd meteen bevroren totdat ik me aangemeld had.

Ik heb meteen per aangetekende brief geschreven naar de President Directeur RH met de mededeling dat ik in principe formeel afgemonsterd was in Sydney en dat ik daar uit dienst wilde treden omdat ik daar woonachtig ben en dat ik zeker niet gediend was met de gehanteerde chantage methode van RH. (Na twee maanden kreeg

Ik had gelukkig wat geld op de bank gezet in Sydney en besloot meteen bij OTC (Overseas Telecom Commission) te solliciteren op hun kuststation. Binnen twee dagen had ik een intake gesprek, medische keuring en binnen een week werd ik aangenomen en ging in training voor procedures, reglementen en communicatie methodieken o.a. rechtstreekse telegrafie ontvangst op directe telexmachines MUX voor de navy codes. Maar in een aparte sectie verzorgden we ook het telegram verkeer naar locaties die geen vaste lijn met Australië hadden, o.a. van en naar Australisch Nieuw Guinea. Binnen 1 maand en na 2 weken meelopen bij diverse communicatie posten was ik geheel operationeel.

Medio 1964 werd mij gevraagd of ik met familie bereid was op transfer te gaan naar Kust & communicatie station Rabaul (New Britain TPNG). Ik had er wel oren naar omdat je daar een compleet gemeubileerde woning kreeg.

De hele radio communicatie, telegraaf en telefoon verkeer werd verzorgd door OTC. Met andere woorden, de telegrammen van en uit Sydney werden door ons tijdens de dagdienst shifts van 2 dagen gedaan alsmede het telefoonverkeer, 2 dagen vrij en dan de kuststation roulatie in. Dat alles in dezelfde ruimte. Op de foto collega, Jerry Zwanenbeek, bezig met het ontvangen en verzenden telegraaf verkeer. Op de voorgrond het kuststation gedeelte, middengolf, korte golf en telefonie.

 Avond en nachtdiensten (VJR/VJZ was 24uur kuststation, Port Moresby, Madang en Lae waren maar 9 uur open) werden in een oude quinset hut van de voormalige Amerikaanse Marine uitgevoerd. Het was behelpen. Geen aircondition, geen luxe en de zenders en backups in dezelfde ruimte. De nachtdiensten werden alleen uitgevoerd. Bij emergencies waren we de enige die met Australië konden communiceren. De foto is genomen van de avonddienst. Jerry Zwanenbeek had dienst en ik kwam even op bezoek om een kopje koffie te drinken. Ik woonde naast het station, in het huis van de manager. De benen op tafel was onze gebruikelijke zit tijdens de wacht. 

's Nachts hadden jonge krokodillen en slangen de gewoonte om de warmte van de zenders en apparatuur op te zoeken en kropen de hut in omdat de deuren open stonden om wat verkoeling te hebben..

Ik woonde op het erf naast het station in het huis van de voormalige manager. Tijdens mijn nachtdienst was het een kwestie van sloffen aantrekken, een thermosfles hete koffie meenemen en op wacht gaan.

 In 1967 kregen we het nieuwe kuststation en communicatie gebouw. In 1969 had ik er genoeg van om continue diensten te draaien en was aan verlof toe. Ik had 7 maanden verlof tegoed en we besloten met vakantie naar Europa te gaan. In augustus 1969 vertrokken we per Banks Lines schip van Rabaul via Capetown naar Southampton en via de ferry naar Hoek van Holland en per trein naar Amsterdam. 

Na een kort verlof besloten we in Nederland te blijven. Ik soliciteerde bij IBM Nederland en kwam als test engineer in het Component Evaluation and Application Lab te werken en na diverse andere functies ging in na 27 jaar dienst met vervroegd pensioen.