zejel

De Zejel is een Spaanse vorm uit de 10e eeuw. Met deze vorm introduceerde men een wat lichtere versvorm, dan op dat moment in die contreien gebruikelijk was. De regellengte was gewoonlijk 8 lettergrepen, maar de manier van lettergrepen tellen in Spanje werkt iets anders dan bij ons, dus komen er ook zejels van een ander aantal syllaben voor.

Een Zejel kan een in principe onbeperkt aantal strofen hebben. De eerste strofe wordt de "cabeza" genoemd en hij introduceert het onderwerp van het gedicht (rijm: aaa). De volgende strofen hebben elk vier regels, bestaande uit een terzet met drie dezelfde rijmklanken (mudanza) en een éénregelige "vuelta", die de rijmklank van de cabeza heeft.

De vorm schijnt oorspronkelijk Arabisch te zijn en heet daar zahal.

Laatste start

De weg naar Limburg, lang maar fijn,

Zo heerlijk om hier weer te zijn,

Roermond, dan Echt, dan Steijn…

We hopen op een goede tocht,

Zo lekker warm, met weinig vocht.

Genade hebben wij gekocht:

Die levert zonneschijn!

Het lopen zit ons in de benen,

In Pieterburen, Echt of Wenen.

En opgewekt; geen kromme tenen!

Gezang klinkt, geen gedrein.

De eindstreep komt allengs in zicht.

Voor bussen zijn we nooit gezwicht.

Die tocht heeft recht op een gedicht,

Al is zo’n vers ook klein!

Ik heb de zejel ietwat aangepast aan de Nederlandse omstandigheden. Ik kon dat makkelijk doen, want bij mijn weten heeft er nooit iemand in het Nederlands een zejel geschreven. (Indien ik het mis heb, hoor ik het graag.)

Ik heb de acht syllaben vervangen door vier jamben en de laatste regel van iedere strofe, de vuelta, door een drievoetige jambe. Zo vind ik hem in het Nederlands het mooiste klinken.