carollade

Beracht door Lewis Caroll

Hij dacht dat hij een Schoonheid zag

Daar in de maneschijn.

Maar toen hij weer keek was het slechts

Een oude chagrijn.

“O God!”, riep hij en wendt zich af,

“Dit is beslist geen gein.”

Hij dacht dat hij een Vrome zag,

Daar naast zich in de kerk.

Maar toen hij weer keek was het slechts

Een stukje duivelswerk:

“t Is maar”, zei hij “Uit zestien tien

Een blauwhardstenen zerk”.

Hij dacht dat hij een Wijze zag,

Een wijsgeer voor zijn hart.

Maar toen hij weer keek was het slechts

De domheid, zeer benard.

Hij riep: “Dit is het ook al niet,

Val dood nu voor mijn part!”

Hij dacht dat hij zich zelve kent

(Hij is al vijftig jaar).

Maar toen hij weer keek zag hij slechts

Een domme oude vent.

Hij zei: “Ik ga geen kant meer uit,

‘k Blijf zitten op mijn krent”.

Carrollade voor Lewis

Hij dacht dat hij een dichter zag

Die ronddreef in de gracht.

Maar toen hij weer keek was het slechts

De trein van kwart voor acht.

‘Geen wonder,’dacht hij bij zichzelf,

'Dat bijna niemand lacht.’


Hij dacht dat hij een haring zag

Die zwaaide met een vlag.

Maar toen hij weer keek was het slechts

De krant van zaterdag.

‘En daarin staat,’zo riep hij luid

‘Dat voortaan alles mag!’


Hij dacht dat hij een filmster zag

Die soep dronk door een riet.

Maar toen hij weer keek was het slechts

Een woordeloos verdriet.

‘Gelukkig,’sprak hij opgelucht

‘Want zoiets doet men niet’.