Publicaties

Een verzameling

Gaandeweg het zonnewijzerproject ontstaat er een verzameling van publicaties uit verschillende bronnen.

1. Toren- en uurwerken in het algemeen

Torenuurwerken worden al vanaf de 14e eeuw gebouwd, en zijn in de loop der eeuwen en jaren veelvuldig aangepast of vervangen door betere exemplaren. Vooral na de uitvinding door Christiaan Huijgens van het slingeruurwerk, rond 1657 werden de uurwerken veel beter. Voordien weken ze veel af van de ”juiste tijd” soms wel een half uur of meer per dag, ze werden dan ook dagelijks met de zon(newijzer) gelijkgezet!


Bron: Citaat van Toon Michiels Vierlingsbeek 14 augustus 2012maakeenstijd.nl

2. Hoe kerkklokken toen luidden en nu luiden in de Bilt en Bilthoven

Er braken tijden aan die grotere problemen met zich meebrachten. Na jarenlange strijd tussen prinsgezinden en patriotten, een strijd die zich eveneens in en om De Bilt afspeelde, ondervond men ook de gevolgen van de Franse inval. In 1796 werd er een landelijk verbod uitgevaardigd voor wat betreft het luiden van klokken. Dat ging problemen geven in De Bilt! Hoe kon men weten wanneer het tijd was om te schaften? Een slaguurwerk bezat De Bilt niet. Wel was er (en is er nog) een zonnewijzer aan de zuidkant van de kerk. Maar de weersomstandigheden maakten het niet altijd mogelijk daaraan de tijd af te lezen. Bovendien liep men niet steeds naar de kerk om te kijken hoe laat het was! In de raadsvergadering van 26 september 1801 werd hierover uitvoerig gesproken en men besloot, ondanks het verbod, dagelijks om acht en negen uur en zondags om zeven en negen uur de klok te laten kleppen.

De koster zou daarvoor ƒ 5,- per jaar ontvangen. Maar helaas ging dat plan niet door. Op 3 oktober reeds werd het kleppen door het Hof van Utrecht verboden. De toenmalige koster / schoolmeester én raadslid, Pieter van Diepeningen, deed nog een poging het Hof te overtuigen van de noodzaak, echter zonder resultaat. Zijn extra bijverdienste ging niet door! Er mocht niet geluid worden. De schafttijden liepen uit, men kwam te laat bij belangrijke gebeurtenissen, ja zelfs op de raadsvergaderingen. Om deze laatste onachtzaamheid tegen te gaan werd er een boete ingesteld.


Bron: Lies Haan-Beerends / Citaat uit De Biltse Grift december 2001historischekringdebilt.nl

3. Revolutie in de tijdmeting

In de middeleeuwen en daarvoor leefden de mensen in het ritme van de natuurlijke tijd. De dag en de nacht werden elk onderverdeeld in 12 uren; dat hield in dat 's zomers de daguren behoorlijk langer waren dan in de winter. In de winter waren de nachturen langer en dan sliepen de mensen ook langer. Waar zonnewijzers gebruikt werden om de uren aan te geven, waren deze dan ook aangepast om deze ongelijke uren, die langzaam met de seizoenen mee veranderden, aan te geven. Rond 1350 kwam de omslag: men ging over op het systeem van gelijke uren dat wij nu gebruiken. Het nieuwe systeem werd geleidelijk ingevoerd; zo vinden wij in de archieven van o.a. Frankfurt en Konstanz de tijd in de overgangsperiode aangegeven in gelijke uren met een toevoeging van de tijd in ongelijke uren.

De revolutie werd in de hand gewerkt door het gebruik van mechanische uurwerken: torenklokken. Deze kwamen al iets vroeger in gebruik en gaven de tijd aan in gelijke uren. Deze klokken hadden een zeer onregelmatige gang en moesten voortdurend bijgesteld worden met behulp van zonnewijzers. Maar zonnewijzers die gelijke uren aangaven bestonden nog niet. Dit leidde tot een nieuwe vinding: de poolstijlzonnewijzer. Deze had een stijl die gericht was naar een van de hemelpolen. De schaduw achter deze stijl draait dan elk uur precies 15 graden. Eigenlijk een simpele vinding, die echter vroeger met een tijdmeting in ongelijke uren zinloos was. Dit type zonnewijzers, dat overigens nog allerlei vormen kan aannemen (als er maar een naar de noordpool of zuidpool gerichte stijl aanwezig is) heeft vrijwel alle andere typen verdrongen. Er zijn in de tweede helft van de 15-de eeuw natuurlijk veel meer "moderne" zonnewijzers gemaakt en verloren gegaan. Alleen Utrecht bezit nu de enige gedateerde poolstijlzonnewijzer uit de beginperiode van de revolutie in de tijdmeting (1463).

Bron: zonnewijzerkring.nl

4. Klokken staan al een eeuw gelijk

„Sterrenkundigen zijn altijd de tijdbewaarders geweest. De stand van de zon is het ijkpunt: als de zon in zijn hoogste positie staat, is het twaalf uur ’s middags.” Vóór 1909 had iedere stad zijn eigen plaatselijke tijd. „Een kerk, meestal de grootste of belangrijkste, gaf de tijd aan. De rest van de stad keek of luisterde daarnaar – want je kon die kerk ook horen – en zette zijn eigen klok daarop gelijk. In de omliggende dorpen was het vaak zo dat de koster of de pastoor een klein kijkertje had om te bekijken wat de kerk van de stad deed. Of hij keek weer naar de kerk van een naburig dorp.” Bij de centrale kerk hing altijd een zonnewijzer. Als de zonnewijzer de hoogste stand van de zon en dus 12 uur aangaf, werd de klok van de kerk daarop gelijk gezet. Dat hoefde niet per se iedere dag te gebeuren. Was het een paar dagen bewolkt, dan was dat geen probleem: de kerkklok liep meestal goed genoeg. Maar uiteindelijk, als de zon weer scheen om 12 uur, werd de tijd meteen weer even gecontroleerd en gecorrigeerd. Het slingeruurwerk, waar de klok van zo’n kerk op liep, was niet super precies. Van Gent: „Je hebt altijd te maken met seizoensinvloeden. Als het warm wordt, wordt die slinger iets langer en gaat het uurwerk iets langzamer lopen. Dat kan per dag een paar seconden schelen. Het moet dus telkens geijkt worden. Daarom zijn zonnewijzers belangrijk gebleven tot ver in de negentiende eeuw.”


Bron: Zonnewijzerkring NederlandCitaat uit Bulletin 100 mei 2009 pagina 54 (B100-2009.02-54)Artikelschrijver: Berthold van Marist(artikel NRC 30 april 2009)

5. Lebuïnus in de IJsselstreek

Volgens de eerste schriftelijke vermeldingen, uit oorkonden, blijkt dat vanaf de 8e eeuw diverse nieuwe ontginningsactiviteiten hebben plaats gevonden, bijvoorbeeld rond Wilp (ca. 765), Voorst (Vuorst 893) en Hunderen (Villa Hundere 959) Een betere controle van de afwatering en waterstand in de IJsselvallei bleek nodig, zodat de vruchtbare bodem langs de rivier bebouwd kon worden. Zo ontstonden de eerste akkerbouw- en veeteeltboerderijen in onze gemeente. Wilp staat in verband met de stichting van een kleine kapel door de Angelsaskische missionaris Lebuïnus (oorspronkelijk Liafwin, wat ‘lieve vriend’ betekent) die zich omstreeks 754 bij het Utrechtse bisdom meldde en de IJsselstreek als gebied toegewezen kreeg om te prediken. De naam Wilp werd geregistreerd als ‘Huilpa’ dat letterlijk ‘bronwater’ betekent. Later heeft Lebuïnus in Deventer ook een kerk gebouwd om zijn missiewerk te verrichten.


Bron: Gemeente Voorst - (cultuur)historisch overzicht

6. Bijzondere zonnewijzers

Het is merkwaardig, maar in landen met veel zonneschijn, waar men dus de meeste zonnewijzers zou verwachten, treft men ze zoo goed als niet aan. Zoo’n land is bijvoorbeeld Spanje. In Engeland daarentegen vooral in de streken waar vroeger de Angelsachsen en Skandinaviërs woonden, zooals rondom York, kan men vele en merkwaardige zonnewijzers vinden, waarvan wij er reeds enkelen hebben genoemd. In Duitschland kunnen Hessen en Neder Sachsen er niet alleen op bogen, dat zij meer zonnewijzers hebben dan andere streken, maar men ziet er bovendien zeer bijzondere, die door een gebeeldhouwde figuur worden gedragen of wel door hun kleurige ornamentatie een opgewekter aanzien aan oude gevels verleenen.


Bron: De Kampioen 26 oktober 1940Artikel: Van oude horen tot moderne urenSchrijver: H.B. WolbertInternet: Google Books