Spelling

Spelling

De kinderen maken op maandag t/m donderdag een les in het werkboek. Als zij klaar zijn met die les maken ze de bijbehorende les op Gynzy. Als ze die ook af hebben en ze nog tijd over hebben, werken ze verder in de werelden van die les op Gynzy. Daarnaast gaan de kinderen zoveel mogelijk centwoorden verzamelen en proberen ze hun verzameling elke dag aan te vullen. Op vrijdag werken de kinderen op Gynzy bij taken aan taken van spelling.

Het is belangrijk dat de kinderen in Gynzy zelfstandig de opdrachten maken. U mag de kinderen wel helpen door middel van uitleg, maar niet verbeteren als uw kind een fout maakt. De leerstof past zich namelijk aan op niveau en anders worden de opdrachten te snel te moeilijk.


Hieronder vinden jullie

  • De antwoorden van de les (komen aan het eind van de dag op de website)

  • Instructiefilmpjes van de spellingcategorieĂ«n

  • Instructiefilmpjes van de grammaticaonderdelen

Antwoorden werkboek

Antwoorden blok 6 week 2 les 1

Werkblad spelling - Woordzoeker met ei- en au-woorden

Instructiefilmpjes van de spellingcategorieën

Blok 1 t/m 5

Komma-s meervoud

Meervoud en een lange klank aan het einde? Dan komt de komma s behalve bij de ee.
Let op! Vergeet niet het klankgroepenwoord lange klank voor de komma s te gebruiken. Lange klank, dan haal ik er eentje weg.

Centwoord

Ik hoor de /s/, maar ik schrijf /c/.

Komma-s-woord

Eerst de komma, dan de s.

Kilowoord

Ik hoor de /ie/, maar ik schrijf de /i/.

Achtervoegsel

Achtervoegsel -ig. Ik hoor /ug/, maar ik schrijf ig
Achtervoegsel -ig. Ik hoor /ug/, maar ik schrijf ig en dan de e

Achtervoegsel -lijk. Ik hoor /luk/, maar ik schrijf lijk
Achtervoegsel -lijk, Ik hoor /luk/, maar ik schrijf lijk en dan de e

Verkleinwoord

Verkleinwoord: ik hoor de 'u' maar ik schrijf de 'e'.

Je schrijft eerst het grondwoord op met de juiste categorie en daarna:

  • je

  • tje

  • pje

  • etje

Let op! Bij 'etje' hoor je 2 x de 'u', maar je schrijft beide keren de 'e'.

Klankgroepenwoord

Korte klank -> dubbele medeklinker, zoals bij da - pper
Lange klank -> ik haal er eentje weg, zoals bij scha - pen
Tweetekenklank -> Ik schrijf wat ik hoor, zoals bij keu - ken
Medeklinker -> Ik schrijf wat ik hoor, zoals bij ker - ken

Langermaakwoord

Ik hoor de /t/ aan het eind, dus ik maak het woord langer. Ik hoor of ik de t of d moet schrijven.

Ik hoor de /b/ aan het eind, dus ik maak het woord langer. Ik hoor dat ik de b moet schrijven.

De ei-rap en de ei-plaat

Oefen thuis ook goed met de ei-rap! Kan jij hem al helemaal mee-rappen??

Bekijk de ei-plaat goed, daar vind je de ei-woorden nog een keer.

De au-rap en au-plaat

De au-rap hoort er dan natuurlijk ook bij! Rap lekker mee!

Bekijk de au-plaat ook nog even, daar vind je de au-woorden nog een keer.

Blok 6

Het politiewoord

Ik hoor /tsie/, maar ik schrijf /tie/

Blok 7

Het colawoord

Ik hoor de /k/, maar ik schrijf een /c/

Grondwoord plus -te/-ste

Dit is geen aparte categorie. De aanpak kun je vergelijken met het verkleinwoord, daar gebruik je ook het grondwoord.

Het verkleinwoord maak je zo: hut + je = hutje / boom + pje = boompje
Bij het grondwoord plus -te/-ste doe je het zo: acht + ste = achtste / groot + ste = grootste

Blok 8

Tropisch-woord

Tropisch-woord: Ik hoor /ies/, maar ik schrijf /isch/.

Net als voorvoegsel

De voorvoegsels worden uitgebreid met me- en te-. Bijvoorbeeld mevrouw en tevreden. Hieronder vallen ook de woorden met ske- (skelet), pre- (precies) en dergelijke. Omdat dit geen echte voorvoegsels zijn, maar wel dezelfde regel moet worden toegepast, worden deze uitbreidingen 'net als voorvoegsels'genoemd. Deze woorden lijken dus op het voorvoegsel (be-, ge- en ver-). Net als bij be-, ge- en ver- hoor je de 'u', maar schrijf je de e. Deze woorden noemen we dus: net als voorvoegsel.

De regel die hierbij hoort is: Ik hoor de 'u', maar ik schrijf de 'e'.

Voorbeeld:

  • Meteen: me-teen me: Net als voorvoegsel. Ik hoor de 'u', maar ik
    schrijf de 'e'.

  • Terecht: te-recht te: Net als voorvoegsel. Ik hoor de 'u', maar ik
    schrijf de 'e'.
    recht: Luchtwoord. Korte klank + cht met de ch
    van lucht. Behalve bij hij ligt, hij legt, hij zegt.

  • Het skelet: ske-let ske: Net als voorvoegsel. Ik hoor de 'u', maar ik
    schrijf de 'e'.

let: Langermaakwoord. Ik hoor een 't' aan het
eind, dus langer maken. Ik hoor of ik een 'd' of
een 't' moet schrijven.

Instructiefilmpjes grammatica

Blok 1 t/m 5

Verleden tijd

Doel: Ik kan de verleden tijd herkennen van klankveranderende werkwoorden.

De verleden tijd geeft aan dat je iets in het verleden deed. Bijvoorbeeld:

  • 'Ik las de tekst.' Las is het werkwoord en geeft aan dat ik het deed.

  • 'Hij maakte de opdrachten'. Maakte is het werkwoord en geeft aan dat hij het in het verleden deed.

  • 'Wij renden naar buiten.' Renden is het werkwoord en geeft aan dat wij het in het verleden deden.

We oefenen eerst met het herkennen van klankveranderende werkwoorden (deze worden ook wel 'sterke werkwoorden' genoemd).
Deze werkwoorden zijn makkelijk te herkennen en we kunnen bij deze woorden de regels van de categorieënkaart toepassen.

Persoonsvorm & onderwerp

Bijvoeglijk naamwoord

Zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoorden zijn namen van mensen, dieren en dingen.

Voor een zelfstandig naamwoord kan je bijna altijd een lidwoord (de, het of een) zetten.

Tegenwoordige tijd

De tegenwoordige tijd is iets wat je nu doet. Bijvoorbeeld:

  • 'Ik lees deze tekst'. Lees is het werkwoord en geeft aan dat ik het nu doe.

  • 'Hij maakt de opdrachten'. Maakt is het werkwoord en geeft aan dat hij het nu doet.

  • 'Wij rennen naar buiten.' Rennen is het werkwoord en geeft aan dat wij het nu doen.

Werkwoord

Vraagteken

Uitroepteken

Blok 6

Voltooide tijd, voltooid deelwoord en hulpwerkwoord

De doelen zijn:

  • Het leren herkennen van de voltooide tijd.

  • Het herkennen van hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord.

De voltooide tijd bestaat altijd uit een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord.

Blok 7

Dubbele punt

Aanhalingstekens

Blok 8

Voorzetsels

Je leert een nieuw woordsoort: het voorzetsel.

Het voorzetsel zegt iets over de precieze plaats, richting of tijd. Je kan hierbij denken aan een kast. Bijvoorbeeld: in de kast, op de kast, tegen de kast, naast de kast, uit de kast, enzovoort.

Ook kan je hierbij denken aan vakantie.
Bijvoorbeeld: tijdens de vakantie, in de vakantie, enzovoort.