Taal en lezen

groep 4

Blok Lekker

Op thuis.basispoort.nl kunnen de kinderen oefenen met de woorden die bij Blok lekker horen.

De kinderen leren de betekenis van woorden rond het thema lekker.

Taal lekker.


Taal lekker les 1.

dinsdag 26 januari.

Taal lekker Instructieles 1

maak werkboek blad 6 en 7.

De kinderen leren de betekenis van de woorden.

De kinderen leren hoe ze achter de betekenis van woorden kunnen komen.

Bronnenboek les 1.

Taal lekker les 2

donderdag 28 januari.

Instructieles 2

werkboek blad 8 en 9.

Bronnenboek les 2.

Taal lekker les 3

Zo zit het

Bronnenboek les 3.

Bronnenboek les 4.

Taal lekker les 4

Zo zit het

Instructieles 4.

dinsdag 2 februari.

Je kijkt eerst het filmpje: Zo zit het.

Daarna kijk je het filmpje van de instructieles.

Tenslotte gebruik je het werkboek op bladzijde 12 en 13.

Veel succes.

Deze les gaat over tijdwoorden: eerst, toen, daarna, later, vervolgens, ten slotte, enzovoort.

Deze woorden gebruik je als je een verhaal vertelt of opschrijft.

Taal lekker les 5.

Je kijkt eerst alle woordenschat-filmpjes

en daarna de instructieles.

Je maakt bladzijde 14 en 15. Succes!

Instructieles 5.

donderdag 4 februari.

Genieten

Fraai

Bijzonder

Tevreden

Humeur

De spanning

De moed

Taal lekker les 5

De uitdaging

Precies

Doorzetten

Zo zit het les 6

Instructieles 6.

vrijdag 5 februari.

Taal lekker les 6.

Je kijkt eerst het Zo zit het filmpje en daarna de instructieles. Je maakt bladzijde 16 en 17 uit je werkboek. Succes!

Zo zit het les 7

Instructieles 7.

Taal lekker les 7.

Kijk eerst het Zo zit het filmpje en daarna de instructieles. Je maakt bladzijde 18 en 19 uit je werkboek. Veel succes.

Zo zit het les 8

Instructieles 8.

Taal lekker instructieles 9.

werkboek blad 22.

Zo zit het les 10

Taal lekker instructieles 10.

werkboek blad 23.

Blok Nodig

De kinderen leren de betekenis van onderstaande woorden.

Blok nodig. Les 8. dinsdag 19 januari.

werkboek blz. 122 en 123.

Blok nodig. Les 9. donderdag 21 januari.

Voor deze les heb je de woorden van woordenschat nodig. Kijk achter in jouw werkboek.

Maken werkboek blad 124

Blok nodig. Les 10. vrijdag 22 januari.

Voor deze les heb je de woorden van woordenschat nodig. Kijk achterin jouw werkboek.

Maken werkboek blad 125.

Blok Onderweg

Taal staal blok Onderweg:

woordenschat:


Arriveren Na een reis op de plek aankomen.

Bereiken Aankomen op de plek waar je wilt zijn.

De bestemming De plaats waar je naartoe reist.

De fietstocht Een lang stuk dat je fietst.

Haastig Snel. Je hebt weinig tijd en doet alles vlug.

Naderen Dichter bij de plek komen waar je wilt zijn.

De omleiding Een andere weg die je kunt nemen als de kortste weg dicht is.

Passeren Iemand anders voorbijgaan. Bijvoorbeeld lopend of op de fiets.

De postcode De vier nummers en twee letters van een adres. Zo ziet de postbode waar

de post naartoe moet.

De woonplaats Het dorp of de stad waarin je woont.

De afslag Een plek waar je van de grote weg af rijdt, een andere weg op.

De bestuurder Een persoon die stuurt.

Dwalen Zomaar rondlopen of rijden. Je weet niet waar je heen gaat.

De kruising Een plek waar twee wegen elkaar tegenkomen. De wegen lopen door elkaar heen.

Linksaf Naar de linkerkant.

Rechtsaf Naar de rechterkant.

De richting Naar een bepaalde kant.

De rotonde Een paar wegen die uitkomen op een ronde weg. Je kunt er afslaan naar andere wegen.

Routebeschrijving Hierop staat hoe je moet rijden om ergens te komen.

De wegwijzer Een bord langs de weg. Er staat op waar die weg naartoe gaat en hoe ver het nog is.


Leesblad 31.

Leesblad 32.


Leesblad 33.