5. Dieren asyl

Den Haag was dan wel niet de eerste stad met een ambachtsschool, maar wel de eerste stad in Nederland met een dierenasiel. Over de beweegredenen is niets naders bekend, maar in 1877 namen de heer en mevrouw Van Manen-Thesingh het initiatief om een Asyl te beginnen. De hiervoor opgerichte vereniging had ook leden in Amsterdam, Arnhem, Utrecht en Rotterdam. Het eerste asiel ofwel Nederlandsch Toevluchtsoord voor Noodlijdende Dieren; werd op 1 september 1877 geopend in de Bagijnestraat 31. Niet iedereen vond zo'n asiel nodig, want sommigen noemden het ;een ziekelijke uitwas. Blaffende en jankende honden werden door de buurt evenmin gewaardeerd en er kwamen klachten binnen bij het gemeentebestuur. De deftige bestuursleden vonden op hun beurt de ligging in een zeer arme buurt niet prettig. Omdat het pand snel te klein bleek ging men op zoek naar een beter onderkomen. De vereniging had zelf geen geld, maar bestuurslid J.E.C. van Manen vond het geen probleem om grond voor het nieuwe asiel te kopen. Het asiel nam voornamelijk honden op, maar er was ook plaats voor katten.

In de beginjaren werden er ook een geit en een duif opgenomen. Ook leden buiten Den Haag stuurden dieren naar het Haagse asiel. In de jaarverslagen worden echter alleen dieren uit Den Haag en Utrecht genoemd: in 1886 kwamen er 1097 dieren uit Den Haag, 324 uit Utrecht. Om de financiën rond te kunnen krijgen vroeg het bestuur in 1885 subsidie aan de gemeenten Den Haag en Utrecht. Dierenbescherming was nog niet populair. De gemeente Den Haag wilde wel een klein bedrag geven, maar Utrecht wilde dat niet. Na een geval van hondsdolheid daalde het enthousiasme bij het Haagse gemeentebestuur. Men was bang dat het asiel voor verspreiding zou zorgen. De honden moesten worden afgemaakt (door verdrinking in een mandje) en de subsidie werd opgeheven. Om de financiële nood te lenigen werd er een pension geopend, waar dieren van particulieren tegen betaling konden verblijven. Maar af en toe was er vermoedelijk toch wel weer geld, want in 1893 en 1905 werd het terrein weer vergroot. In 1905 was er zelfs genoeg geld om het huidige gebouw aan de Nieuwe Haven te laten bouwen. Daar kwam ook de nieuwe ingang. Ook nu had de buurt last van honden. Een nieuw buitenterrein leverde klachten op van inwoners van nieuw gebouwde huizen aan de Nieuwe Haven. Dat werd opgelost door de bouw van hokken die de geluidshinder zouden verminderen.

Op 1 januari 1910 werd een Dierenkliniek geopend. Daar konden dieren worden geopereerd. Voor het vervoer van gewonde dieren werd een rijwieltransportwagen met luchtbanden en afneembare mand aangeschaft. In de eerste wereldoorlog werd de kliniek om financiële redenen gesloten en ging het een tijdje slechter met het asiel. Toen het asiel in 1926 de zorg voor de politiehonden op zich nam kwam er weer gemeentesubsidie. Het was toen ook nodig om een bestelauto aan te schaffen voor het vervoer van gewonde dieren. Er kwam een aanhangwagen bij voor het vervoer van overleden dieren. De ingang van de garage kwam aan de Ammunitiehaven. In hetzelfde jaar kwam er weer een dierenarts in dienst die op werkdagen van 1-2 uur spreekuur ging houden. De bestelauto was een aanwinst voor de eerste hulpdienst. Zelfs 's avonds werd uitgerukt om een gewond dier op te halen. In 1926 werd 200 maal uitgerukt.

Het gebouw bleef tot 1981 als asiel in gebruik en verhuisde toen naar de Schenkkade.


Overgenomen van:

Geschiedenis historie - Haags Dierencentrum