GEWELD IN GEZIN VERDIENT DE AANDACHT VAN LOGOPEDISTEN

GEWELD IN GEZIN VERDIENT DE AANDACHT VAN LOGOPEDISTEN

Dr P.H.Damsté

Inleiding

Het Nationaal Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) doet veel aan preventie van misstanden in de opvoedingssituatie. Een van de medewerkers, A.Wolzak, heeft in 2001 opgemerkt: "In veel beroepsgroepen ontbreekt structurele aandacht voor geweld achter de voordeur ondanks dat het vrijwel zeker is dat men later in de praktijk met kinderen in contact komt die thuis mishandeld worden."

Logopedisten zouden bij zichzelf kunnen nagaan of ze voldoende aandacht schenken aan de mogelijkheid dat een patiënt lijdt onder gewelddadigheid in huis. Herkennen van verwaarlozing en mishandeling van kinderen en hoe ermee om te gaan zou aandacht kunnen krijgen in de opleiding en nascholing. In dit artikel wordt aangegeven waarom dat wenselijk is.

Casus Een jongen van 11 wordt begeleid door zijn moeder die slecht Nederlands spreekt. Hij spreekt snel, met een zachte hese stem en is voor de meeste kinderen onverstaanbaar. De inlichtingen komen van de moeder en de leerkracht, de vader is kort geleden overleden. Zijn zinnen zijn onvolledig, zijn verhalen onsamenhangend. Hij neemt niet spontaan aan een gesprek deel en uit zijn gevoelens niet. De logopediste merkt op dat zijn houding gespannen is, hij zit op de rand van de stoel, gebogen rug, opgetrokken schouders. Na enige zittingen stelt de logopediste vast dat het niet lukt enige verandering te brengen in zijn spraak- en taalgedrag.

Ze vraagt mij in een uitvoerige email om advies; 'is dit een vorm van broddelen of stotteren, ik heb daar weinig ervaring mee; wat kan ik doen?' Eén waarneming valt op in haar verslag: als ik hem prijs bloost hij en worden zijn ogen vochtig. Omdat haar beschrijving bij mij het beeld oproept van een jongen zonder enig zelfvertrouwen, wellicht ontstaan door veelvuldige vernederingen, raad ik haar aan met de jongen over zijn overleden vader te praten. Met dat advies gaat ze aan de slag. Het blijkt dat hij door zijn vader nooit is bemoedigd of geprezen maar wel overvloedig is geslagen. Gesprekken daarover hebben een bevrijdende werking. Vanaf dat moment gaat hij met sprongen vooruit en gaat het op school goed. Dank zij een logopedist die niet blind navigeert op papieren tests maar opmerkzaam is voor tekenen van emotie. Van belang voor de diagnose was hier vooral de vernedering door de vader, waardoor de jongen diepe twijfels had aan zichzelf, aan zijn recht op bestaan. Behalve een intact gehoor en de nodige linguïstische competentie hoort een bemoedigend gezinsklimaat tot de voorwaarden om sprekend contact te durven maken.

In perspectief Logopedisten zullen geregeld met verborgen geweld achter de voordeur van hun cliënten rekening moeten houden. Om uit te leggen hoe ik tot die overtuiging ben gekomen zal ik de evolutie schetsen die wij in de foniatrisch-logopedische afdeling hebben doorgemaakt. In een tijdsbestek van 30 jaar zijn onze uitgangspunten enige malen ingrijpend veranderd.

In de periode rond 1960 stond de toegepaste fonetiek centraal. Apparatuur werd in huis gehaald om al het denkbare van stemkwaliteiten en spraakeigenschappen te registreren, te analyseren en te verklaren. De sprekende en zingende mens was een geheel van mechanismen, die apart of als geheel konden worden getraind (dus nogal simplistisch).

Rond 1970 werd er meer gefocust op gedragsverandering. Toen we de beperktheid van het fonetisch kader inzagen, verplaatsten we onze aandacht naar wat een mens beweegt om zijn stem- en spraakorganen zo te gebruiken als hij doet. De gedragstherapie kwam in die tijd op; het aantrekkelijke ervan was dat goed gefundeerde leerprincipes klinisch werden toegepast. Toen we daarmee geestdriftig aan de slag gingen, bleek overigens dat veel gebruikelijke logopedische behandelmethoden naadloos in het gedragstheoretische kader pasten. De vooruitgang was dat diagnostiek en behandeling door het toepassen van leerprincipes transparant werden en goed overdraagbaar. Dat kwam het onderwijs ten goede en ook de kwaliteit van effectmetingen.

In een derde fase, na 1980, hebben we ons vooral verdiept in de achtergronden van die gevallen waarin geen vooruitgang werd geboekt ondanks methodisch werken en goede wil van de kant van de patiënt. Door een verder in de tijd terug reikende gedragsanalyse wilden we barrières en weerstanden ophelderen die nieuwe leerervaringen in de weg stonden. Met een onvooringenomen houding beluisterden we traumatische gebeurtenissen die het aanpassingsvermogen en zelfrespect ondermijnden. We kregen oog voor opvoedingssituaties, die zo ongunstig waren dat ons voorstellingsvermogen vaak tekort schoot. Dit heeft ons bewogen dergelijke situaties reeds op het moment dat ze zich voordeden te signaleren om tijdig een verandering ten goede teweeg te kunnen brengen.

Het belang van veiligheid

Veel kinderen missen de achtergrond van veiligheid die wij als een voorwaarde zien voor het explorerend gedrag en de gerichte aandacht, die nodig zijn voor het ontwikkelen van spraak en taal. Wanneer de behoefte van een kind aan veiligheid, zorg en liefde wordt verwaarloosd en geschonden tijdens de gevoelige periode voor ontwikkeling van taal en spraak, is de kans groot dat de communicatieve competentie achter zal blijven. Een kind dat geregeld geweld tussen de ouders meemaakt kan chronisch angstig en wantrouwend worden. Het durft weinig of geen contact te maken en gedraagt zich passief, het tegendeel dus van wat nodig en wenselijk is voor een vlotte taal- en spraakontwikkeling. De emotie van het moment (hoop, angst, wantrouwen) bepaalt hoe een kind zijn omgeving waarneemt, hoe hij zijn waarneming interpreteert, en hoe hij zich later het moment zal herinneren. Het opnemen van kennis, cognitie en emotie zijn intens met elkaar verweven. Oude denkbeelden (percepties, cognities) die zich in de kindertijd hebben gevormd, kunnen een leven lang richtlijn blijven. Het opsporen van en werken aan cognitieve ontwikkelingsdeformaties en emotionele blokkades wordt in de logopedie nog betrekkelijk weinig toegepast (De Geus 2002). Daardoor weten we nog weinig over de mate waarin dit in het ontstaan van stem- en spraakpathologie meespeelt. Het vermoeden dat deze vrij vaak van invloed zijn moet al voldoende reden zijn er meer onderzoek naar te doen.

Volgens W.Wentzel (2003) is een gevolg van huiselijk geweld dat spraak, taalgebruik en verstandelijke ontwikkeling worden geremd. Dit is ook het geval bij kinderen die getuige zijn geweest van huiselijk geweld. Met deze factor zal de dagelijkse logopedie rekening moeten houden. Als er tekenen zijn dat de thuissituatie dermate ongunstig is dat het een belangrijke factor vormt bij het ontstaan van de achterstand, heeft het geen zin een gedetailleerde diagnostische procedure op het gebied van spraak en taal te beginnen. Eerst moet alle aandacht uitgaan naar opheffen van schadelijke of zelfs gevaarlijke verstoringen van het gezinsklimaat.

Feiten over huiselijk geweld

Iemand met een open oog voor geheim geweld en een goed luisterend oor, houdt altijd rekening met de mogelijkheid dat bij een moeilijk behandelbaar kind op de achtergrond een alcoholprobleem en/of huiselijk geweld meespelen. Naar ons idee moet een deel van de logopedische wereld nog ervan worden overtuigd dat de volgende feiten niet genegeerd mogen worden.

- Ieder jaar opnieuw worden in ons land 80 000 kinderen mishandeld. Iedere week zijn er een of twee die dat niet overleven; zij die het wel overleven zijn meestal voor het leven beschadigd en kunnen, als ze ouder worden, zelf een gevaar voor hún kinderen zijn. De geweldstraditie plant zich vanzelf voort.

- Tachtig procent van alle mishandeling vindt plaats binnen het eigen gezin. Volgens een onlangs gehouden enquête (www.minjust.nl) onder jongeren geeft 60% (in Nederland zelfs 70%) aan dat ze thuis agressie en geweld meemaken (schreeuwen en slaan).

- Meer dan één op de zeven vrouwen (ofwel 15 van iedere honderd vrouwen) wordt door haar partner mishandeld. Van alle 16-jarige meisjes in Nederland is 8 procent seksueel misbruikt door een familielid.

- Een op de vijf werkende vrouwen en mannen lijdt aan depressie, angst of alcoholmisbruik en is daardoor minder geschikt als opvoeder.

- Een vertekende opvatting van religie verspert de weg naar samenleven in gelijkwaardigheid en met respect voor de privé sfeer van het kind, twee voorwaarden voor een evenwichtige emotionele en cognitieve ontwikkeling. Omdat veel daders van geweld in het gezin zich daartoe gerechtigd voelen op grond van heilige teksten is men in christelijke kringen actief bezig een einde te maken aan het verborgen bestaan van misstanden. Dit heeft nogal wat publiciteit gekregen. Roel Timmermans (2005) wijdt een apart hoofdstuk aan huiselijk geweld in relatie tot het geloof. Hij is werkzaam in een christelijke inrichting voor behandeling van daders, en haalt aan hoe door zijn cliënten bijbelse uitspraken worden gebruikt als een legitimatie om volgzaamheid van de gezinsleden af te dwingen.

- Verschillende vormen van geweld komen uit elkaar voort. Een kind dat met slaag door zijn ouders tot gehoorzaamheid is gedwongen, zal eerder geneigd zijn een jonger kind te onderdrukken. Dat die neiging wijd verbreid is blijkt uit een mededeling op een onlangs in Amsterdam gehouden symposium: 80 procent van de kleuters heeft in en buiten de klas geregeld te maken met getreiter en schoppen en slaan (bron: NRC-Handelsblad). In een dergelijk klimaat wordt onderling vertrouwen en coöperatie in de kiem gesmoord en groeien in de plaats daarvan wantrouwen en vijandigheid.

Ontkenning

Dit soort statistieken botst zozeer met ons ideaalbeeld van het veilige, liefdevolle nest, dat huiselijk geweld ook vandaag nog wordt ontkend en verzwegen.

Er zijn logopedisten die zeggen; " het kan allemaal waar zijn, maar in mijn praktijk heb ik geen cliënten gehad die zoiets is overkomen". De boven geciteerde getallen maken dat onwaarschijnlijk. Op grond daarvan moeten we er eerder van uitgaan dat in een doorsnee praktijk 1 van iedere 6 cliënten gekrenkt is door een schadelijke ervaring met geweld, verkrachting of verwaarlozing. Een ervaring die van doorslaggevend belang kan zijn voor diagnose en therapie als het tenminste wordt opgemerkt, en er naar wordt gevraagd.

Een vraag die bij iedereen leeft is: waar komt die verscholen razernij vandaan die mensen ertoe brengt anderen, ook hun eigen kinderen, te vernederen en te beschadigen? Sommige menen het antwoord te weten (A.Miller 1987, S.E.Taylor 2002) en verklaren het als volgt: Het in de kinderjaren ondervonden misbruik van vertrouwen, inbreuk op de privacy, geweldstoepassingen in huis, door een doorgeschoten vorm van religie geïnspireerde "zwarte pedagogiek" die tot gehoorzaamheid dwingt, bereiden het kind voor op een leven waarin het zelf het recht neemt om geweld te gebruiken en anderen te kleineren (Taylor 2002). Zo zet de geweldsspiraal zich over de generaties voort .Veel volwassenen zien seksueel gebruik van kinderen en incest als hun goed recht. Bij geestelijken is het juist de exclusieve relatie met God die hen over de schreef heeft doen gaan (R.Timmerman 2005). Wij hebben gevallen gekend van meisjes die door afonie op een verhulde manier alarm sloegen, en die over hun bedreigende familie- of werksituatie tijdens psychologische counseling kwamen te spreken. Als zo'n signaal noch door de logopedist, noch door de arts wordt herkend en vervolgens niet adequaat wordt beantwoord is dat beschamend voor de betreffende hulpverleners maar ook voor de beroepsgroep waarvan ze deel uitmaken.

Niet alleen fysiek geweld met blauwe plekken kan over het hoofd worden gezien. Even belangrijk is dat de psychologische schade die een gevolg is van het verharden en verarmen van de sociale relaties in en buiten het gezin wordt gebagatelliseerd: 'zo is het leven, het hoort erbij'. Ik ontleen aan Taylor (2002): ' Sociale samenhang is vrijblijvender geworden, en epidemisch is de schade aan het gevoelsleven door gevoelloos ouderschap, voortdurende kritiek en afkeuring, ontmoedigende ouders, kind zijn van gescheiden ouders of van ouders die bezig zijn te scheiden, en het slachtoffer of getuige zijn van een aan alcohol verslaafde opvoeder'. Ieder die in de praktijk met kinderen te maken heeft zou de vaardigheid moeten hebben deze factoren te signaleren, op waarde te schatten en er adequaat mee om te gaan. Om dat te kunnen moet je sensitiviteit ontwikkelen voor kleine signalen van een verstoring in het gezinsleven door verwijdering tussen de ouders, gebruik van lichamelijk geweld, seksueel misbruik, een ontmoedigende opvoedingsstijl. Het heeft geen pas om deze zaken als normaal te beschouwen omdat ze in de helft van de gezinnen wel in een of andere vorm voorkomen. De statistische norm is een andere dan een ethische of gezondheidsnorm.

Allereerst zullen we bereid moeten zijn onze natuurlijke afkeer van het onderwerp los te laten, onze angst te overwinnen en een eind te maken aan het ontkennen en wegkijken. Dat laatste is nodig om het probleemgezin onbevangen tegemoet te treden; niet (ver)oordelend en met begrip. Het consult vindt plaats in een sfeer van: ik sta aan jouw kant en ben er om samen met je naar een oplossing te zoeken. In de bijgevoegde literatuurlijst zijn handleidingen te vinden die hierop uitvoerig ingaan.

Stel jezelf vier vragen; het duurt twee minuten (ontleend aan een checklist waarvan varianten in gebruik zijn bij Erasmus MC, VUMC en AMC)

1. bij geregeld schoolverzuim,

is het verhaal van de ouders consistent (zonder tegenstrijdigheden)

is het verhaal van het kind consistent ?

stemt het wel of niet overeen met het verhaal van de ouders ?

2 als er letsel te zien is,

stemt de aangegeven oorzaak overeen met de aard en de plaats van de afwijking?

3. kloppen de reacties en de onderlinge interacties van de ouders en het kind ?

4. is het kind al eens van top tot teen nagekeken?

Signalen die u op het spoor kunnen zetten van verwaarlozing/mishandeling

in de eerste levensjaren

1. vertraagde groei, hersenschade (oorzaak: ondervoeding, schudden van de huilende baby)

2. loopoor, beschadigde longfunctie (oorzaak: achterwege laten van medische hulp)

3. achterblijven sensomotoriek, lage spiertonus, onvoldoende motorische vaardigheden

4. apathie, lusteloosheid, weinig fantasie met speelgoed, weinig neiging de omgeving actief te verkennen

5. uitvalsverschijnselen (evenwichts-, gehoors- visus stoornissen) t.g.v. schedeltrauma

6. spraak- en taalachterstand; stotteren kan erop wijzen dat het kind de omgeving als bedreigend ervaart

7. slechte interactie met andere kinderen (oorzaak: achterstand in sociale ontwikkeling)

8. weinig tekenen van hechting; weinig oogcontact, geen reactie als het wordt benaderd of aangesproken

in de schoolleeftijd

1. schoolverzuim om onduidelijke redenen en vaak ziek

2. slechte aandachtsconcentratie; moeite met zich in te passen in de gang van zaken op school

3. depressieve stemming (door emotioneel leed en onuitgesproken gevoelens)

4. momenten van ongemotiveerde angst of schrik

5. agressief en vernielzuchtig gedrag (omdat kind geen raad weet met hevige gevoelens) is een aanwijzing om na te gaan op wie de boze aanval eigenlijk gericht is

bij oudere kinderen

1. weinig systematisch denken en gering vermogen problemen op te lossen; gebrekkig begrip van de wereld, weinig vermogen zich te verplaatsen in de inzichten van anderen; moeite met leren, achterstand op school (oorzaak: cognitieve achterstand)

2. weerzin een positieve relatie met leraren e.d. aan te gaan (oorzaak: wantrouwen t.o.v. volwassenen)

3. het ontbreken van medegevoel maakt dat de morele ontwikkeling in een primitief stadium blijft steken; deze jongens en meisjes krijgen geen vat op sociale regels; vertonen asociaal gedrag, zijn cynisch, impulsief, agressief; ze weten zich geen raad met intense emoties, zijn labiel en opvliegend.

Tot slot

Dit sombere scenario is weggelegd voor kinderen die in hun eerste levensjaren verwaarlozing of geheim geweld hebben ervaren, vaak binnen de beslotenheid van een labiele gezinssituatie. Logopedisten zouden moeten beseffen dat zij de eerste kunnen zijn om dit scenario voor te zijn en om samen met anderen de regie ter hand te nemen die naar een beter levenslot leidt.

Voor meldingen en het vragen van advies zijn de bureaus Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK's) dag en nacht bereikbaar via telefoon nummer 0900-123 123 0.

Nawoord. De schrijver heeft met zijn vrouw en andere (oud) docenten van de Hogeschool Utrecht in 2002 een Fonds opgericht voor preventieve en praktische Logopedie. Nieuw onderzoek naar het voorkomen van stem- en spraakproblemen in samenhang met emotionele druk, dreiging of geweld, kan in aanmerking komen voor financiële ondersteuning door het Damsté-Terpstra Fonds (email: dtfonds@tiscali.nl) .

Dit is een bewerking van een lezing, gehouden op de Alumnidag HvU FG Logopedie 2005

Aanbevolen literatuur

Dantzig A van, (2000). Mensen onder elkaar. Amsterdam: Boom.

Geus E.de (2002). Logische niveaus in logopedisch handelen. Logopedie en Foniatrie 74, nr 12, pag 332 - 337

Hermans JMA, (2000). De preventie van kindermishandeling: kansen in de jeugdgezondheidszorg 0-4-jarigen. NIZW Utrecht

Hove Olga ten, (2001). Confronteren met behoud van relatie. Gespreksvoering met ouders bij een vermoeden van kindermishandeling. Tijdschrift over Kindermishandeling, 15 nr 4 dec.

Keesom, J. en K. Kooijman (2002) Zorgen delen. Zorgwekkende opvoedingssituaties met ouders bespreken in de JGZ NIZW Uitgeverij, bestelnummer E 23150, € 11.50

Miller Alice, (6e druk 1987). In den beginne was er opvoeding. Houten: Het Wereldvenster.

Nootenboom Sandra (2004) De verborgen signalen van kindermishandeling. Status 13 nr 12, uitg. AMC, Amsterdam

Rensen Ben, (1990). Kindermishandeling: voor het leven beschadigd. A.W.Bruna uitgevers, Utrecht

Taylor S.E. (2002) The tending instinct. Times Books, New York.

Timmerman R. (2005) Wat huiselijk geweld met je doet. Uitg. Boekencentrum, Zoetermeer

Wolzak A., (2001) Mishandeling: signaleren en handelen. Basisinformatie voor mensen die werken met kinderen. Nederl. Inst. Voor Zorg en Welzijn (NIZW)

Internet:

www.alice-miller.com

www.merck.com/pubs Search for: Child abuse and neglect

www.minjust.nl

www.nizw.nl/mishand

www.sociaalemotioneel.nl

www.kindermishandeling.nl

www.stophuiselijkgeweld.nl

www.kcan.org/violence (Kalamazoo County Child Abuse and Neglect Council)

www.clarkprosecutor.org (The Clark County Prosecuting Attorney)

www.therapistfinder.net/Domestic-Violence

www.vadv.org (Virginians against domestic violence)

http:home.tiscali.nl/dtfonds

Samenvatting

Kinderen die zijn blootgesteld aan hardvochtige, gevoelsarme opvoeding of huiselijk geweld lopen het risico van een abnormale emotionele en cognitieve ontwikkeling, met stoornissen op logopedisch gebied als mogelijk gevolg. Het is in het belang van die kinderen dat logopedisten hun zintuigen scherpen om dergelijke familieomstandigheden te herkennen en adequaat op te vangen. Naast de technische diagnostiek en behandeling is er voor logopedist een rol weggelegd als persoonlijke of gezinsraadgever (counselor). Ontwikkelen van dit aspect door nascholing is gewenst omdat mishandeling achter de voordeur en gebruik van geweld in de opvoeding frequent voorkomen en een speciale vaardigheid van de hulpverlener vragen.

Summary

Children who are exposed to the pressures of an authoritarian upbringing or family violence run a risk of abnormal emotional and cognitive development. Speech therapists should develop an awareness to recognize and handle family problems. Technical aspects of diagnostics and treatment in speech therapy should be completed with the competence of being a good counselor. Child abuse and other forms of family violence are underdiagnosed as causes of voice- speech- language problems.

Keywords

family violence, abnormal emotional and cognitive development, speech therapy, awareness of family problems, counseling

Auteur

Dr P.H.Damsté is oud hoogleraar in KNO-Foniatrie (Utrecht 1969-1987) en Logopedie (Leuven 1967-1987). Momenteel werkt hij als bestuurslid van het Damsté-Terpstra Fonds voor preventieve en praktische Logopedie aan kwaliteitsbevorderende projecten. Eén daarvan is de op 18 oktober a.s. door de HU georganiseerde post-hbo studiedag "herkennen en bespreekbaar maken van huiselijk geweld".

Correspondentie: Finsponglaan 38, 3707 BS te Zeist