Twee artistieke benaderingen van licht



Elke schilder is afhankelijk van licht; zonder licht is er geen visuele waarneming. Er zijn schilders die het licht doelbewust als beeldmiddel gebruiken. Een kenmerkend voorbeeld is De Roeping van de H. Mattheüs (1599–1600) van Caravaggio; waarop het invallende licht een bepalende functie in de compositie heeft.
(Klik op de
afbeeldingen voor een groter formaat afbeelding.)



In de negentiende eeuw namen schilders, vanuit natuurwetenschappelijke kennis, de visuele waarneming, het verschijnsel licht en kleur als thema van hun werk. Dat leidde tot de stroming van het impressionisme. Claude Monet deed dat op een systematische manier, door in de jaren 1892–1894 in zijn serie schilderijen van de kathedraal van Rouen de weerkaatsing van het zonlicht op de gevel van het gebouw op verschillende momenten vast te leggen. Dat resulteerde in telkens andere kleuren en kleurschakeringen.[1]

In die tijd waren schilders actief die een andere richting insloegen, waarbij de relatie tot de waargenomen werkelijkheid losser werd. Sommigen van hen gebruikten het licht ook als beeldmiddel en namen het resultaat van het weerkaatsen van licht – kleur – als thema in hun werk. George Seurat was een van hen en deed dat op een fundamenteel andere manier dan Monet.

Je kunt van de serie schilderijen van de kathedraal zeggen dat Monet de weerkaatsing van licht afbeeldde; hij legde daarmee een verschijnsel uit de waargenomen werkelijkheid vast met behulp van verf.

Wat Seurat nastreefde was niet het vastleggen van een waargenomen verschijnsel: hij lokte dat verschijnsel zelf uit met zijn schilderijen. Zijn stijl, het pointillisme of neo-impressionisme, bestaat uit het aanbrengen van kleine streken van verschillende ongemengde kleuren verf, zodat deze, door de weerkaatsing van licht op de verf, zich tijdens de visuele waarneming mengen tot een nieuwe kleur. Hij baseerde zijn kleurgebruik op wetenschappelijke verhandelingen over kleur van onder andere Charles Blanc, Ogden Rood en Michel Eugène Chevreul.[2]

Het verschil tussen Monet en Seurat is subtiel, maar wezenlijk. De tegenwerping dat elk impressionistisch schilderij dit effect veroorzaakt is terecht, maar gaat voorbij aan de bijzondere eigenschap van schilderijen van Seurat, namelijk dat dit optische verschijnsel het thema van zijn werk is. Hij legde niet het weerkaatsende gekleurde licht uit de werkelijkheid vast, maar gebruikte dit verschijnsel als functie van zijn werk.


Dat het hem niet om een weergave van de bestaande werkelijkheid ging, maar dat hij een nieuwe picturale werkelijkheid creëerde, is te zien aan de vormen die al die kleine verfstreken opleveren. Het schilderij Un dimanche après-midi à l'île de la Grande Jatte (1886) is daarvan een duidelijk voorbeeld. De menselijke figuren bijvoorbeeld zijn weergegeven als geabstraheerde standbeelden. Alle aandacht gaat naar het natuurlijke verschijnsel van het mengen van licht dat weerkaatst van het oppervlak van het schilderij.

Seurat was met dit soort werk een voorbereider van de autonome schilderkunst, omdat zijn kunstwerken geen venster op een – gesuggereerde – werkelijkheid zijn, maar zelfstandig objecten, gelijkwaardig aan alle andere niet afbeeldende objecten in de wereld.


(Ook in de poëzie kan licht een thema zijn. Lees hier een column over dit onderwerp.)


noten

[1] Een ander sterk voorbeeld van een schilderij dat aan het licht is gewijd is Nu à contre-jour van Pierre Bonnard uit 1908. Daarop is het licht op verschillende manieren vastgelegd: als direct zonlicht, als weerkaatsend licht en als weerspiegelend licht. Klik hier.

[2] Kunsthistoricus Charles Blanc schreef Grammaire des arts du dessin. Architecture, sculpture, peinture, jardins, gravure, eau-forte, camaïeu, lithographie (1867), waarin hij onder meer, naar aanleiding van het werk van Delacroix, de techniek van het naast elkaar zetten van kleine kleurvlakjes die zich optisch mengen beschrijft.

De scheikundige Michel Chevreul heeft waarschijnlijk als eerste de term contraste simultané gebruikt in een beschrijving van dit kleureffect in De la Loi du Contraste Simultané des Couleurs (1830)

De natuurkundige Ogden Rood schreef Modern Chromatics, with Applications to Art and Industry (1879), waarin hij kleuren van elkaar onderscheidde volgens hun zuiverheid, helderheid en tint.