Democratie, een ideologie?

Ik ga in dit artikel, aan de hand van de negenpuntsdefinitie van ‘democratie’ bekijken of dit begrip al dan niet verwijst naar een ideologie.

1 ‘Democratie’ is een geheel of systeem van ideeën.

De etymologie van het woord – het volk regeert – leidt al snel tot bespiegelingen over begrippen als ‘mensenrechten’, ‘representatie’ en andere. Want daarin berust het systematische karakter van de democratie: die ideeën moeten met elkaar samenhangen en mogen elkaar niet tegenspreken.

Dat wil niet zeggen dat tegenstellingen binnen het systeem makkelijk zijn op te lossen. Democratie heeft, juist vanwege die samenhang van ideeën, interne problemen. Zo is de vraag wie ‘het volk’ is niet zo makkelijk te beantwoorden. Ik noem twee problemen. Ooit werd de stemgerechtigde leeftijd verlaagd van 21 naar 18 jaar. Toen werd ‘het volk’ ineens groter, maar kennelijk maken momenteel in Nederland mensen onder de 18 jaar daar geen deel van uit. De leuze “Eigen volk eerst” is niet in Nederland ontstaan, maar veel mensen in ons land onderschrijven die wel. Maar wie behoort tot ‘eigen’ volk en wie niet?

Juist dit soort vragen en de pogingen er zinnige antwoorden op te geven maken duidelijk dat er in ieder geval een streven is naar en de noodzaak wordt gevoeld van het verwijderen van tegenstrijdigheden uit het systeem van kenmerken die samen het begrip democratie vormen.

2 Democratie wordt als ‘waar’ gevoeld, maar niet gerechtvaardigd.

Voor het goede begrip: het gaat hier om de westerse opvatting van democratie, zoals die in grote delen van Europa en door in ieder geval een deel van de bevolking van de Verenigde Staten wordt onderschreven. Voor mijn generatie (jaargang 1945) en de volgende was het leven binnen een democratie tot niet zo lang geleden vanzelfsprekend. Iets wat vanzelfsprekend is en niet duidelijk wordt bedreigd, wordt voor lief genomen. Een kritische reflectie op het systeem is dan gericht op verbeteren of stroomlijnen ervan. Een rechtvaardiging blijft achterwege, totdat de democratie wordt bedreigd.

Maar nu er duidelijke aanwijzingen zijn dat er ondemocratische tendensen voorkomen in de samenlevingen waarvan veruit de meeste leden ervan overtuigd zijn dat die democratisch zijn, blijft een discussie over het gelijk van die overtuiging uit. Deze artikelen willen daar iets aan doen.

3 Democratie is gericht op een praktisch doel.

Dit is een eenvoudig te bevestigende eigenschap. Democratie is namelijk een manier om de maatschappij te ordenen of in te richten, primair in politieke, maar ook in sociale, morele, culturele en in mindere mate economische zin.

4 Democratie wordt gemeenschappelijk gevoeld of ervaren.

En ondersteund, wil ik toevoegen. Zou dat niet het geval zijn, kan er geen sprake zijn van een democratie, maar van dwang van bovenaf. (Ik wil niet te veel over de huidige tijd zeggen, maar wel even dit. Democratie kan zich tegen zichzelf keren en dat maken we momenteel mee, niet alleen in Nederland, maar in de hele westerse wereld. Dat leidt ertoe dat de overheden ertoe gedwongen worden autoritair op te treden, wat door delen van de bevolking wordt opgevat als de teloorgang van de democratie. Vandaar dat momenteel wordt nagedacht of bepaalde politieke partijen verboden moeten worden. Ook dit is een tegenstrijdigheid binnen het systeem.)

5 en 6 Democratie definieert en geeft identiteit aan een groep, wat ertoe leidt dat de leden van die groep zich afzetten tegen ‘de anderen’.

Die anderen leven in staten met een niet- of pseudo-democratische bestuursvorm. Het ontbreken van een democratische orde wordt dan beoordeeld als onjuist, met pejoratieve begrippen als ‘autoritaire staat’ of ‘dictatuur’. Zo’n oordeel is onlosmakelijk verbonden met een veroordeling: dergelijke politieke systemen zijn verwerpelijk en moeten vervangen worden door vormen van democratie, ongeacht de zeer verschillende geschiedenis die dergelijke staten hebben veroorzaakt.

7 en 8 Een democratie wordt ondersteund door ten minste zwakke instituties die de ideologie formuleren en wereldkundig maken …

Ik vat instituties hier niet op als de instituties van de democratie, zoals bijvoorbeeld volksvertegenwoordigingen en een onafhankelijke rechterlijke macht, maar als instituties die het idee ‘democratie’ onderzoeken, de potentiële gevaren voor democratieën aanwijzen en deze ideeën voor eigen gebruik – dus binnen de democratieën zelf – verspreiden, opkomende democratieën ermee (proberen te) ondersteunen en pogingen doen deze opvattingen te exporteren naar landen die niet democratisch bestuurd worden.

Enkele voorbeelden:

Het Centrum voort de Studie van Democratie (CSD) aan de Universiteit Twente houdt zich bezig met sociaalwetenschappelijk onderzoek naar de voorwaarden, mechanismen en effecten van democratie op alle bestuursniveaus (lokaal, regionaal, nationaal, Europees, internationaal, mondiaal).

ProDemos, het ‘huis voor democratie en rechtsstaat’, “legt uit wat de spelregels zijn van de democratie en de rechtsstaat en laat zien wat je zelf kunt doen om invloed uit te oefenen – in de gemeente, het waterschap, de provincie, het land en Europa.”

Het festival Grondfest heeft als doel “het delen van en gezamenlijk bouwen aan de waarden van democratie”.

De NGO Democracy International houdt zich bezig met mensen in de hele wereld “who commit their lives to strengthening citizens' participation and direct democracy. Democracy International supports such democracy activists in building campaigns and organisations.”

Het bestaan van zulke instituten lijkt in tegenspraak tot de vanzelfsprekendheid van het leven in een democratisch land. Dit is echter niet het geval, want er is een kloof tussen het ongereflecteerd accepteren van het leven in een democratie en het werk van deze instituten (die veelal op het buitenland zijn gericht).

9 … en zo het eigen handelen legitimeren.

Hier moet ik verwijzen naar wat ik eerder heb geschreven over de vanzelfsprekendheid binnen democratieën ten aanzien van het eigen politieke systeem. Maar vanzelfsprekendheid is nog geen legitimatie. Uit wat ik heb gelezen maak ik op dat de instituten die de democratie aanprijzen als de enige waardige manier om een statelijke orde in te richten zich niet bezighouden met het rechtvaardigen van de democratie als gewenste vorm van bestuur.

Aangezien alle negen punten op het verschijnsel democratie van toepassing blijken te zijn, moet de conclusie getrokken worden dat het aanbevelen van een democratische staatsvorm een ideologie is.

Wat betekent deze conclusie voor het denken over democratie als organisatie van samenlevingen? Als we een ideologie opvatten als een systeem van ideeën hoe een samenleving georganiseerd moet worden, stellen we dit systeem op één hoogte met fascisme en communisme. Dat botst met de genoemde vanzelfsprekendheid die velen van ons voelen dat dit systeem het meest moreel verantwoord is. Dan kan de conclusie niet zijn dat democratie ‘maar’ een ideologie is.

Dan is óf de gehanteerde definitie van democratie, óf is die aanspraak op universele waarde onjuist.

Conclusie: er is nog een vierde artikel nodig.