Is democratie een ideologie?

Toets


In het vorige artikel heb ik de volgende definitie van ‘ideologie’ geformuleerd:


1 Er is een geheel of systeem van ideeën

2 dat als ‘waar’ wordt gevoeld, maar niet wordt gerechtvaardigd;

3 en gericht is gericht op een praktisch doel.

4 Dit wordt gemeenschappelijk gevoeld of ervaren,

5 hetgeen de groep definieert en identiteit geeft

6 en ertoe leidt dat men zich afzet tegen ‘de anderen’.

7 Dit systeem van ideeën wordt ondersteund door ten minste zwakke instituties

8 die de ideologie formuleren en wereldkundig maken

9 en zo het eigen handelen, althans volgens de leden van de groep, legitimeren.

Om te kijken of deze definitie selectief is, dat wil zeggen: of die een ideologie van andersoortige opvattingen kan onderscheiden, ga ik die toepassen op een verschijnsel dat zo op het oog geen ideologie is, namelijk de fanatieke voetbalclubsupporters en kies voor de bekendste antagonisten op dit gebied: Ajax versus Feyenoord, waarbij ik onder de fanatieke Ajax-aanhang op zoek ga naar kenmerken van een ideologische opvatting.

Dan lijkt het antwoord snel gegeven, want in punt 1 staat dat er sprake moet zijn van een ‘geheel of systeem’ van ideeën. Het wereldbeeld van de Ajaxsupporter is eenvoudig: Ajax is geweldig en als ze niet geweldig spelen behoren ze dat wél te doen. Dat geldt niet voor andere clubs en zeker niet voor Feyenoord, ook als die juist wél geweldig goed spelen. Hier komt een ander en algemener antagonisme in beeld: Amsterdam versus Rotterdam, en dat tilt de clubliefde op een algemener niveau. Ik ga niet in op de historische oorzaken van deze concurrentiestrijd, maar beperk me tot de vraag of dit antagonisme berust op een geheel of systeem van ideeën.

Welnu, er is in zekere zin sprake van een ‘geheel’, namelijk de overkoepelende opvatting dat Amsterdam beter is dan Rotterdam. Alles wat uit Rotterdam (“010”) afkomstig is, deugd niet. Dat is alles. Van een systeem is zeker geen sprake.


Hiermee is punt 2 ook beantwoord: het wordt als ‘waar’ aangenomen dat Rotterdam minder is dan Amsterdam en dus kan Feyenoord niet tippen aan Ajax. Een rechtvaardiging ontbreekt.


Voor het praktische doel uit punt 3 beperk ik me tot het voetbal. De fanatieke supporters achten zich de kern — de ‘harde’ kern — van de club en daarmee een onmisbare ondersteuning van wat er op het veld gebeurt. Maar niet alleen op het veld, ook daarbuiten moet de tegenstander zoveel mogelijk afbreuk worden gedaan. Dit doel richt zich vooral op de supporters van de tegenstanders. Het geweld dat hierbij een rol speelt, maakt geen deel uit van de definitie van ideologie.


De punten 4, 5 en 6 kunnen in een keer behandeld worden, want ze zijn evident en kunnen niet over het hoofd worden gezien. Er is sprake van een groep met een gemeenschappelijk gevoel en een sterke identiteit, die zich afzet tegen ‘de anderen’.


Punt 7: Deze groep heeft een zwakke institutie. Er is een supportersvereniging — officieel erkend door de club – met een eigen onderkomen. De fanatieke aanhang trekt zich niet veel aan van verzoeken om een meer ingetogen clubliefde te tonen. Maar juist de meest in het oog springende uitingen van die liefde vereisen een zekere organisatie als het gaat om vuurwerk, spandoeken en liederen. De zwakte van deze organisatie blijkt uit de vorm ervan: die doet eerder denken aan anarchie dan aan institutioneel geleide of ingebedde vormen van optreden.

Punt 7 brengt ons naadloos naar punt 8, want in die uitingen van clubliefde worden ook de ideeën over de tegenstander geformuleerd en luidruchtig wereldkundig gemaakt.


Punt 9 vereist dat een ideologie het eigen handelen legitimeert. Het is maar zeer de vraag of de jongens en mannen van Vak F hun handelen legitimeren, daarvoor komen – en hiermee keer ik terug naar punt 1 – de opvattingen over Feyenoord en Rotterdam te veel uit de onderbuik. Weliswaar staat punt 2 toe dat de als waar gevoelde opvatting niet gerechtvaardigd hoeft te worden – zo’n rationele overweging is hier inderdaad niet aan de orde –, maar een onderbuikgevoel is wel een erg minimale vorm van legitimering.

Het verschijnsel van de voetbalsupporter lijkt op een ideologie, maar aan de eis van een geheel van ideeën – meervoud – wordt niet voldaan. Van systeem is helemaal geen sprake. De zelf-legitimatie gaat niet verder dan een ietwat hufterig uitgedragen gevoel.


De test pakt dus – niet verrassend – negatief uit. Maar deze laat ook zien hoe een op gevoel en groepsprocessen gebaseerd handelen lijkt op een ideologie. In het volgende artikel onderzoek ik op dezelfde manier of democratie, een opvatting over de inrichting van de samenleving, een ideologie is.