Impressie van een ochtend werken


Het wordt steeds minder, dat is het mooie van dit werk.

(door Lieke Kleinsmann)


De wind waait stevig over het drassige weiland waar we, beschermd met windjacks, overalls en hoofddeksels, onze laarzen in zetten. De kale bomen die nog niet zijn omgezaagd steken af tegen een grijze lucht maar verdwijnen weer een beetje in lichte mist. Het al afgezaagde hout ligt afgewisseld in stapels van smal hout en stapels van dikke stammen aan de rand van de houtwallen. Vandaag zal de knotploeg het smalle hout verwerken tot as.

In het buurweiland bevinden zich een stuk of vijftien mensen die allen met takkenbossen aan het slepen zijn naar een brandende houtstapel toe. Tien meter van mij vandaan probeert een iets kleiner groepje ook een vuur aan te krijgen, maar dit gaat iets minder vlot. Ze wijten dit aan te weinig mankracht.

Een handjevol mensen is in een houtwal bezig met het omzagen van de laatste ongeknotte elzen. ‘We zijn anarchistisch georganiseerd’ zegt Heleen, de coördinator, opgewekt en trots.

Simon wurmt zich naar het midden van een bosje dode bramentakken waar zijn eerste boom zich bevindt. Een laatkomer met de zaag al in zijn hand zegt ‘Hoi’ tegen mij zonder zijn pas in te houden en loopt rechtstreeks op een boom af. Hij haalt zijn stevige werkhandschoenen uit zijn rugzak pakt zijn zaag beet en begint te zagen.

Iets later hoor ik een steunende kraak en een daaropvolgende bons. Wanneer Simon aan zijn derde boom begint, roept Laura de menigte bij elkaar met zes keer ‘koffie’. Langzaam rukken mensen zich los van hun projectje en begeven zich richting het grote vuur. De knotploeg staat zij en zij met de rug naar de wind toe en het gezichtnaar het knapperende en piepende hout. Er wordt koffie gedronken, gezwegen en gebabbeld over hout, oliebollen en vuur.



Foto: André Krommenhoek

Na tien minuten lopen de meerderheid van de vrijwilligers alweer met takkenbossen te slepen. Ik besluit hun voorbeeld te volgen en zomp naar een heuveltje takken toe aan de andere kant van het weiland.

Heleen bouwt naast mij een soort slee om zoveel mogelijk takken tegelijk te kunnen vervoeren. Ik houd het bij een iets kleiner bosje. Dit klem ik tussen mijn arm en romp en ondersteun het met twee handen. Ik hang met mijn hele gewicht aan het bosje en trek het zo naar de stookplek.

Ik zie Frits halverwege geholpen worden met zijn iets te grote bos. Wanneer hij bij het vuur is aangekomen heft hij een stammetje dat minstens zijn lengte heeft de lucht in en laat het neerkomen in het vuur. ‘Frits, kijk uit met die rode das!’ Heleen kijkt alert naar het gestuntel van de enthousiaste man. ‘Het is allemaal heel gevaarlijk, maar wel leuk!’ Frits grijnst en steekt een duim naar mij op.

Het is twaalf uur. De glühwein en chocolademelk worden in plastic bekertjes geschonken. De wind heeft het haar van de mensen zonder hoofddeksel verwilderd. Het slepen van de takken heeft de modder van de weilanden verspreid over broeken, jassen en gezichten.

Mijn voeten zijn ijskoud maar de rest van mijn lichaam is warm. Ik voel me rozig van de buitenlucht en de lichamelijke inspanning. Om kwart over twaalf beweegt iedereen zich voldaan naar huis.

-- / --