17e, 18e en 19e eeuw
In de 17e, 18e en 19e eeuw trokken elk voorjaar duizenden
Duitsers bij Groningen de grens over om in Nederland te gaan werken. Ze
kwamen uit een gebied vlak over de grens (Westfalen, Munsterland en
Teutoburgerwoud) dat minder welvarend was dan ons land. Hun motto was:
“War in der Heimat bittere Not, in Holland gabts Verdienst und Brot”. Ze
werkten als “hannekemaaiers” (grasmaaiers) bij Groninger en Friese
boeren of trokken als “kiepkerels” (marskramers) langs de dorpen.
Kiepkerels
werden zo genoemd naar de “kiep” (mars of mand) vol koopwaar die ze op
de rug met zich meedroegen. Meestal bestond hun handel uit lapjes,
stoffen en kleding die ze ‘s winters thuis hadden vervaardigd of elders
op de kop hadden getikt. Daarom werden ze ook wel hozeveling of
hozeveelnk genoemd (hozen zijn sokken of kousen, veelnk verwijst naar de
streek van herkomst: Westfalen).
Velen
ontpopten zich als handige handelaren die na verloop van tijd naast
stoffen ook allerlei huishoudelijke artikelen, gereedschappen en andere
gebruiksvoorwerpen meebrachten, bijvoorbeeld verkregen als ruil voor hun
oorspronkelijke koopwaar. Eind negentiende eeuw werd Westfalen
welvarender. De trekarbeid werd minder noodzakelijk en door een
maatregel van Bismarck zelfs onaantrekkelijk. Vele kiepkerels vestigden
zich in Nederland.
Herinneringen aan de kiepkerels Sommige
marskramers was het zo voor de wind gegaan dat ze de basis hadden
gelegd voor grote firma’s, zoals bijvoorbeeld Peek & Cloppenburg, C
& A Brenninkmeijer. Vroom & Dreesmann, en -tot 1983- Tricotage
Schmidt in Wildervank.
In 1949
schreef Herman Scholtens, toen burgemeester van Oude Pekela, ter
gelegenheid van het 350-jarig bestaan van Oude Pekela het lied De
Kiepkerel. Het werd gezongen in een revue door de bekende Pekelder
George Petzinger. Hij voerde een ‘lapjeskoopman’ uit Westfalen ten
tonele die al zingend zijn koopwaar voor de koopsters de revue laat
passeren. In 1980 zette Petzinger het lied als een nummer op de plaat De
Zwagers.
Bovendien staat er
sinds 30 juni 1986 een beeld van de kiepkerel bij het gemeentehuis van
Oude Pekela, vervaardigd door de Groninger kunstenaar Hans Mes. Tot slot
houdt het Veenkoloniaal Museum de herinnering aan de kiepkerel levend.
|