Waarom het armbestuur van ’t Zandt moest worden uitgebreid
In
alle gemeenten waren gedurende de 19de en de eerste helft van de 20ste
eeuw zogenaamde burgerlijke armbesturen actief. Het was de taak van deze
instellingen in samenwerking met de kerkelijke diaconieën te voorkomen
dat de armen en behoeftigen van de honger zouden omkomen of, nog erger,
door de armoede gedwongen uit stelen zouden gaan. De leden van de
burgerlijke armbesturen werden benoemd en ontslagen door de
gemeenteraden.
Het burgerlijk armbestuur in de gemeente ’t Zandt
bestaat tegen het einde van de 19de eeuw uit de leden Pieter Nieborg uit
’t Zandt, Ties Dijk uit Zijldijk en Pieter Burema uit Leermens. In
tegenstelling tot veel andere armbesturen zijn de notulen van het
armbestuur van ’t Zandt voor een groot gedeelte bewaard gebleven zodat
we precies kunnen nagaan wat er in de vergaderingen wordt besloten. Op
23 februari 1894 wordt een drukke agenda afgewerkt. Zo worden aan de
weduwe Tobbe 200 turven verstrekt, krijgt de weduwe van Dijk drie el
Egyptisch bever (wat dat ook moge zijn) en krijgt Alje Doorn te Kolhol
een brood en 50 cent per week. Aan de weduwe Bulthuis wordt een stel
klompen verstrekt en het lid Burema krijgt de opdracht te onderzoeken of
zij misschien ook een rok en een wollen schort nodig heeft en zo ja,
deze aan te schaffen. Het verzoek van de weduwe van der Heen om 200
turven wordt afgewezen. De weduwe Bakker te Zijldijk krijgt een halve
brood per week “doch geen gort”. Het moet niet te gek worden natuurlijk.
Zo
gaat dat vergadering na vergadering, jaar in, jaar uit. De armenzorg in
de gemeente ’t Zandt lijkt uitstekend geregeld. De organisatie loopt
gesmeerd en de behoeftigen worden op hun wenken bediend. Geen vuiltje
aan de lucht, zou je denken.
Toch is niet iedereen tevreden. Op 1
maart 1900 komt ontvangt de gemeenteraad een schrijven van het “Centraal
Bestuur van de kiesverenigingen Zeerijp-Eenum en
Leermens-Oosterwijtwerd”, waarin wordt betoogd “dat een goede
armenverzorging voor eene gemeente van het hoogste belang is; dat een
armbestuur van drie leden in eene gemeente als ’t Zandt, met den besten
wil en hoe ijverig ook, nooit volkomen goed de geleden ellende kan
kennen; dat dientengevolge menigmaal klachten over de armenverzorging
worden vernomen; weshalve adressanten zich tot u richten met het beleefd
doch dringend verzoek om een armbestuur te benoemen, bestaande uit zes
personen, en wel zóódanig gekozen, dat ook de zes dorpen der gemeente
hierin vertegenwoordigd zijn”.
Het verzoek is duidelijk, de
indieners van het verzoek blijven enigszins gehuld in nevelen.
Kiesverenigingen waren in vele dorpen en steden actief. Het waren clubs
van politiek gelijkgezinden die probeerden invloed uit te oefenen
bijvoorbeeld door het voordragen van personen voor een plek in de
gemeenteraad, de provinciale staten of de Tweede Kamer. Ze kunnen
beschouwd worden als de voorlopers van de politieke partijen. Van
sommige kiesverenigingen is het archief bewaard gebleven, van de
kiesverenigingen Zeerijp-Eenum en Leermens-Oosterwijtwerd is dat, voor
zover mij bekend, niet het geval, zodat we omtrent oprichting, leden of
politieke kleur in het ongewisse blijven. Uit de brief kunnen we slechts
opmaken dat men zich kennelijk het lot van de behoeftige klasse
aantrekt. Voor aanvullende informatie hou ik mij uiteraard van harte
aanbevolen.
Bovengenoemde brief is slechts in afschrift bewaard
gebleven in de notulen van de gemeenteraad van 23 maart 1900 en hieruit
blijkt dat de brief was ondertekend door de heer N.E. Smit, voorzitter
en negen anderen. Volgens het bevolkingsregister van ’t Zandt hebben we
hier zeer vermoedelijk te maken met Nanko Eltje Smit, landbouwer te
Oosterwijtwerd. De negen anderen blijven onbekend.
Hoe dan ook, de
raad besluit de brief in handen te stellen van het Burgerlijk
Armbestuur om advies. In de raadsvergadering van 19 april komt de zaak
opnieuw aan de orde. Het Burgerlijk Armbestuur heeft laten weten dat het
“zich van advies wenscht te onthouden”. Wel is er nog een brief
ingekomen van de Werklieden Vereeniging Eendracht waarin het verzoek van
de kiesverenigingen wordt ondersteund en waarin de hoop wordt
uitgesproken “dat daarop een gunstige beschikking moge vallen”.
Burgemeester
Venhuizen is tegen inwilliging van het verzoek dat volgens hem zijn
grond vindt in wantrouwen tegenover het armbestuur. “Er wordt beweerd
dat de armverzorging te wenschen overlaat”. Inwilliging van het verzoek
zou “ten opzichte van het armbestuur gevolgen hebben die de zaak meer
kwaad dan goed zal doen”. Mocht het verzoek toch worden ingewilligd dan
zou de burgemeester, die beseft dat hij in deze aangelegenheid geen
medestanders heeft, er prijs op stellen dat nadrukkelijk werd vermeld
dat de raad “de handelingen van het armbestuur geenszins partijdig
vindt, doch die handelingen ten zeerste op prijs stelt”.
Het
raadslid Huizinga is het volledig met de burgemeester eens. Hij is voor
uitbreiding maar in het te nemen raadsbesluit moeten “de ijver, de
toewijding en de onpartijdigheid welke het armbestuur heeft getoond” met
nadruk worden genoemd. Een voorstel van die strekking wordt vervolgens
met algemene stemmen aangenomen.
Het Burgerlijk Armbestuur van de
gemeente ’t Zandt bestaat sindsdien uit zes personen zodat elk dorp
vertegenwoordigd is. Voor ’t Zandt wordt benoemd de heer P. Offringa,
voor Zijldijk de heer J. van den Berg, de heer P. Huizinga wordt benoemd
voor Zeerijp, voor Leermens de heer P.T. Burema, voor Eenum de heer E.
Mulder en ten slotte voor Oosterwijtwerd iemand die we al eerder waren
tegengekomen, de heer N. Smit, tevens voorzitter van het centraal
bestuur van de kiesverenigingen Zeerijp-Eenum en
Leermens-Oosterwijtwerd. Of de behoeftigen nu in het vervolg beter af
zijn, zou ik niet durven zeggen.