--------------------------------------------------------------------------------------------------------
Groninger Archieven heeft iets over 't Zandt van vroeger.
*************************************************************************************
Oude verhalen en gebouwen
-
Piet Kort & Eilko Schuurman
Piet
Kort en zijn dorpsgenoot Eilko Schuurman waren kameraden en kwamen regelmatig
bij elkaar thuis. Beiden moesten in WO II naar Duitsland, maar weigerden dit.
Weduwe Schuurman woonde met haar ...
Geplaatst 23 jan 2011 12:27 door Vereniging voor Dorpsbelangen 't Zandt
-
Oude 't Zandtsters
Peter (Ewes), geb. in 1660, kerkvoogd te 't Zandt in 1714, ovl. (minstens 70 jaar oud)
na 1730, tr. met Bouwke Jacobs, dr. van Jacob Claeassen en Magdalena Alles, ovl ...
Geplaatst 22 jan 2011 11:58 door Vereniging voor Dorpsbelangen 't Zandt
-
Zaandtster Handstokken
't Zandt is gebouwd op een zandplaat die al bestond in de tijd dat de
dijk op de lijn Godlinze, Schatsborg, Zeerijp als zeewering het
achterland tegen het water beschermde ...
Geplaatst 8 dec 2010 08:27 door Vereniging voor Dorpsbelangen 't Zandt
-
Kiepkerels
17e, 18e en 19e eeuw
In de 17e, 18e en 19e eeuw trokken elk voorjaar duizenden
Duitsers bij Groningen de grens over om in Nederland te gaan werken. Ze
kwamen ...
Geplaatst 19 nov 2010 04:42 door Vereniging voor Dorpsbelangen 't Zandt
-
Zandster Toren
't Zandt
Vroeger, toen ‘t Zandt nog niet zo lang bestond waren er al verhalen. Er
scheen een vrouw te zijn die vroeger in een toren woonde. Ik zal jullie ...
Geplaatst 23 feb 2014 01:16 door Vereniging voor Dorpsbelangen 't Zandt
-
Franse Akte
De Franse akte Toen P. de Graaff, hoofd der school in ’t
Zandt, eind 1887 naar Groningen vertrok, werd door de gemeenteraad in
zijn vergadering van 24 september van dat ...
Geplaatst 12 nov 2010 00:25 door Vereniging voor Dorpsbelangen 't Zandt
-
Armbestuur 't Zandt
Waarom het armbestuur van ’t Zandt moest worden uitgebreidIn
alle gemeenten waren gedurende de 19de en de eerste helft van de 20ste
eeuw zogenaamde burgerlijke armbesturen actief. Het was ...
Geplaatst 12 nov 2010 00:23 door Vereniging voor Dorpsbelangen 't Zandt
-
Zeerijp, voormalig 't Zandt
Een Riepster storm in een glas waterOp de
begrotingen van de negentiende eeuwse gemeentebesturen namen de kosten
voor het lager onderwijs een prominente plaats in. De gemeenten moesten
zorgen ...
Geplaatst 10 feb 2013 04:29 door Vereniging voor Dorpsbelangen 't Zandt
-
De Schout van 't Zandt
Wie vermoordde de schout van ‘t Zandt? In de avond
van de dertiende april 1820 werd Hindrik Helperi Kimm, schout
(burgemeester) van de gemeente ‘t Zandt, vermoord. Een opzienbarende
gebeurtenis ...
Geplaatst 19 nov 2010 04:29 door Vereniging voor Dorpsbelangen 't Zandt
-
Mariakerk
't Zandt ligt op een zandplaat in de Fivelboezem, die halverwege de 13e eeuw werd ingepolderd (in 1266 was dit werk klaar).
Kerk
In het derde kwart van de 13e ...
Geplaatst 11 nov 2010 07:11 door Vereniging voor Dorpsbelangen 't Zandt
|
Geplaatst 23 jan 2011 12:26 door Vereniging voor Dorpsbelangen 't Zandt
Piet
Kort en zijn dorpsgenoot Eilko Schuurman waren kameraden en kwamen regelmatig
bij elkaar thuis. Beiden moesten in WO II naar Duitsland, maar weigerden dit.
Weduwe Schuurman woonde met haar dochters Lien, Anne en Maaike en zoon Eilko
aan de Korendijk (‘t Zandt) , gelegen tussen 't Zandt en Zijldijk. Daar
verbleef ook een onderduiker, genaamd Harm Mos uit Holwierde, die tewerkgesteld
was in Emden (Duitsland). Harm was na zijn verlof niet teruggekeerd naar Emden,
maar ondergedoken bij de weduwe Schuurman. Hij sloot zich aan bij de twee
vrienden, die hij kende van vroeger toen de familie Mos en de weduwe Schuurman
nog naast elkaar woonden. Piet was thuis waar hij, als de nood aan de man kwam,
onder de vloer kon kruipen. Op een dag in mei ‘44 verliet Harm Mos de woning
aan de Korendijk en reisde naar Groningen. Op het Zuiderdiep werd hij bij het
verlaten van de bus door de landwacht gegrepen en meegenomen. Hij werd voor de
keus gesteld, of naar een concentratiekamp of lid worden van de Landstorm
Nederland (de Nederlandse afdeling van de SS). Hij koos voor het laatste en als
bewijs van zijn loyaliteit zijn door hem diverse personen – waaronder Piet en
Eilko - verraden en overgeleverd aan de landwacht. Eerst werd Eilko - op 29 mei
1944 - thuis gearresteerd. Daarna ging men naar het huis van de familie Kort in
Zeerijp. Piet was op het moment van zijn arrestatie in de ouderlijke woning,
staande aan de weg tussen 't Zandt en Zeerijp. Wel kroop hij onder de vloer
maar Mos kende die schuilplaats aangezien hij ook regelmatig bij de familie
Kort te gast was geweest. Piet en Eilko werden via Middelstum en Groningen,
overgebracht naar kamp Amersfoort en vandaar in juni naar Wangeroog
getransporteerd. Op 25 april 1945 is dit eiland door de Engelsen zwaar
gebombardeerd. Daarbij zijn beiden omgekomen. Pieter’s naam staat vermeld op
een gedenksteen op het Nederlands ereveld te Osnabrück en op het gedenkteken op
het kerkplein in ‘t Zandt
(meegedeeld door
dhr P.Kort aan hwa, december 2010).
|
Geplaatst 22 jan 2011 11:56 door Vereniging voor Dorpsbelangen 't Zandt
Peter (Ewes), geb. in 1660, kerkvoogd te 't Zandt in 1714, ovl. (minstens 70 jaar oud)
na 1730, tr. met Bouwke Jacobs, dr. van Jacob Claeassen en Magdalena Alles, ovl. na 23 jun 1718 (do). Uit dit huwelijk
2 dochters.
VERHAAL BIJ Peter Eeuwes (Ewes)
Waterstaatzaken
Peter Ewes vertegenwoordigt zijn moeder Maycke Alles van Jacobusmaheerd in 1684
in waterstaatszaken. Volgens dezelfde bron wordt op 5 november 1683 een Peter
Eewes als zijlrechter beedigd. Mogelijk is dit de nog zeer jeugdige, Peter, of
gaat her hierbij toch om een oudere naamgenoot? (Arch. Zijlvestenijen en
Dijkrechten, Gen. Zijlvest der Drie Delfzijlen, inv.nr.105/I).
In het register van landdagcomparanten voor Fivelingo vertoont Pieter Ewes een
verzegelde aankomst- of scheidbrief van 30 grazen met behuizing d.d. 17 mei
1695; helaas is hierbij geen plaatsnaam genoemd. (O.A, inv.nr. 738,
Landdagcomparanten Fivelingo, fol. 28, 12-12-1695). Vijftien jaar later echter
liet hij dezelfde scheidbrief opnieuw registreren 'waar mede verdediget sijne
behuisinge staende op eigen gront met 30 grasen op 't Zandt gelegen' tezamen
met ' een verseg. koopbrief in dato 5 februari 1710 waar mede verdediget 30
grasen op landt op 't Zandt in desselfs plaets gelegen' (Ibid, fol. 45,
20-2-1710).
In het schatregister voor de verponding over 1721 is Peter Ewens eigenaar/
gebruiker van 61 1/2 grazen land, en daarnaast gebruiker van 42 3/4 gras
stadland (S.A, inv.nr. 2146/708). Een grote boerderij dus. Hij wordt dan ook
namens 't Zandt genoemd over de jaren 1710-1723 inzake de zeendheren der zeven
kerspelen. (Arch. N.H. Gem. Loppersum, inv.nr. 1, 1599-1824.
In de Nederlandsche Leeuw 97 (1980) k. 12 wordt Peter Ewes ten onrechte een zoon
genoemd van Popko Ewens en Grietien Bronnens; in werkelijkheid is hij hun
kleinzoon). Ook op het kohier van taxatiegeld 1730/1731 wordt onder 't Zandt
nog steeds vermeld Pieter Eeuwes (S.A, inv.nr. 2217). Mogelijk is dit de
boerderij 't Zandt no. 33, Lissebon- of Eernstheerd. Hiervan zijn later de
eigenaar voor de ene helft pastor Metelerkamp, voor de andere helft de kinderen
van P. Groenou. Dit verwijst terug naar de nagelaten betrekkingen van resp.
Magdalena en Maeicke Ewens, blijkbaar zusters, en tevens dochters van Peter
Ewens. Uit het feit dat geen nazaten van een veronderstelde zoon Focke Eeuwes
mede-eigenaar zal zijn, kan men opmaken dat de latere Focke Eeuwes te 't
Zandt/Westeremden in elk geval geen zoon van Peter geweest zijn (P.J.C. Elema).
Peter Ewes, kerkvoogd te 't Zandt
Peter Ewes is kerkvoogd te 't Zandt volgens een gedenksteen in de in 1714
gerepareerde toren, samen met Frikko Reinders, hoveling op Ompta (GDW 4345).
Zijn wapen is volgens deze bron gevierendeeld:
I. Op een terras een omgewend
paaslam,
II. Een dubbele adelaar met borstschild, beladen met drie rozen
(Itens),
III. Twee tegen elkaar klimmende halve leeuwen
IV. Elema. De
combinatie Elema en Itens zal afkomstig kunnen zijn van Focke Ewens, overleden
Leermens 6 maart 1603. Omstreeks die datum trouwt hij met met Enneke Itens,
dochter van Reneko Itens en Frouwke Waalckens Elama (Zie Familieboek Elema. p.
30). Nog in 1718 vervult hij de zelfde functie: in dat jaar namelijk lenen Jan
Lammerts en Cornelia Zant f700 van Pieter Euwes kerckvoogt op 't Zandt en
Bouwke Jacobs (G.A.G, R.A. III + 96, fol. 137v, 23-6-1718, gereg. 9-3-1719). Dit
is tot dusver de enige vermelding van de naam van zijn echtgenote: gezien de
veronderstellingen dat zij een kind is van Magdalena Alles en Jacob Claessen,
moet zij tevens een moeder van de genoemde kinderen zijn, althans Maike Euwes
heeft een dochter Bouwina Groenouw. |
Geplaatst 19 nov 2010 05:01 door Vereniging voor Dorpsbelangen 't Zandt
[
8 dec 2010 08:27 bijgewerkt
]
't Zandt is gebouwd op een zandplaat die al bestond in de tijd dat de
dijk op de lijn Godlinze, Schatsborg, Zeerijp als zeewering het
achterland tegen het water beschermde. In die tijd liepen wadlopers al
van de dijk naar de zandplaat en terug. Ze droegen stokken om de prielen
makkelijker over te steken. Later hadden de wadlopers mooie
wandelstokken. Vandaar de naam van de inwoners van 't Zandt " 't
Zandtster Handstokken". De handstok zit nu nog verweven in de Zandtster Vlag |
Geplaatst 19 nov 2010 04:41 door Vereniging voor Dorpsbelangen 't Zandt
17e, 18e en 19e eeuw
In de 17e, 18e en 19e eeuw trokken elk voorjaar duizenden
Duitsers bij Groningen de grens over om in Nederland te gaan werken. Ze
kwamen uit een gebied vlak over de grens (Westfalen, Munsterland en
Teutoburgerwoud) dat minder welvarend was dan ons land. Hun motto was:
“War in der Heimat bittere Not, in Holland gabts Verdienst und Brot”. Ze
werkten als “hannekemaaiers” (grasmaaiers) bij Groninger en Friese
boeren of trokken als “kiepkerels” (marskramers) langs de dorpen.
Kiepkerels
werden zo genoemd naar de “kiep” (mars of mand) vol koopwaar die ze op
de rug met zich meedroegen. Meestal bestond hun handel uit lapjes,
stoffen en kleding die ze ‘s winters thuis hadden vervaardigd of elders
op de kop hadden getikt. Daarom werden ze ook wel hozeveling of
hozeveelnk genoemd (hozen zijn sokken of kousen, veelnk verwijst naar de
streek van herkomst: Westfalen).
Velen
ontpopten zich als handige handelaren die na verloop van tijd naast
stoffen ook allerlei huishoudelijke artikelen, gereedschappen en andere
gebruiksvoorwerpen meebrachten, bijvoorbeeld verkregen als ruil voor hun
oorspronkelijke koopwaar. Eind negentiende eeuw werd Westfalen
welvarender. De trekarbeid werd minder noodzakelijk en door een
maatregel van Bismarck zelfs onaantrekkelijk. Vele kiepkerels vestigden
zich in Nederland.
Herinneringen aan de kiepkerels Sommige
marskramers was het zo voor de wind gegaan dat ze de basis hadden
gelegd voor grote firma’s, zoals bijvoorbeeld Peek & Cloppenburg, C
& A Brenninkmeijer. Vroom & Dreesmann, en -tot 1983- Tricotage
Schmidt in Wildervank.
In 1949
schreef Herman Scholtens, toen burgemeester van Oude Pekela, ter
gelegenheid van het 350-jarig bestaan van Oude Pekela het lied De
Kiepkerel. Het werd gezongen in een revue door de bekende Pekelder
George Petzinger. Hij voerde een ‘lapjeskoopman’ uit Westfalen ten
tonele die al zingend zijn koopwaar voor de koopsters de revue laat
passeren. In 1980 zette Petzinger het lied als een nummer op de plaat De
Zwagers.
Bovendien staat er
sinds 30 juni 1986 een beeld van de kiepkerel bij het gemeentehuis van
Oude Pekela, vervaardigd door de Groninger kunstenaar Hans Mes. Tot slot
houdt het Veenkoloniaal Museum de herinnering aan de kiepkerel levend.
|
Geplaatst 19 nov 2010 04:22 door Vereniging voor Dorpsbelangen 't Zandt
[
23 feb 2014 01:16 bijgewerkt
]
't Zandt
Vroeger, toen ‘t Zandt nog niet zo lang bestond waren er al verhalen. Er
scheen een vrouw te zijn die vroeger in een toren woonde. Ik zal jullie
haar verhaal vertellen.
Een trotse en toegewijde vader was hij. Mijn vader stond altijd voor mij
klaar. Als kind al hadden de goden mij al prachtig gemaakt. Ze schonken
mij prachtige blonde haren een lieve lach en alle jongens lagen aan mijn
voeten. Mijn vader was dan wel toegewijd, maar eigenlijk wel een beetje
te veel. Hij wou mij niet met anderen delen. Maar naarmate ik volwassen
werd en nog mooier dan daarvoor, werd ik verliefd. Het was een simpele
man, een schapenhoeder. Maar hij was zachtaardig en ik voelde me altijd
veilig en op mijn gemak bij hem. Hij vroeg mijn vader om mijn hand. Maar
mijn vader weigerde. Hij verbood mij om mijn geliefde ooit nog te zien.
Tegen mijn vaders wil in ging ik toch.
Firenze mijn geliefde, wachtte op mij in een grot. Een plaats waar je
alleen kon komen als je wist waar het was. Het was vlakbij de plaats
waar zijn kudde altijd graasde. Hij had het ontdekt toen een van zijn
schapen was weggelopen. Daar brachten we veel tijd door. We waren
gelukkig zolang we samen waren.
Op een dag toen ik naar de grot ging waar Firenze en ik hadden
afgesproken, ben ik gevolgd. Mijn vader werd ingelicht over dat Firenze
en ik elkaar nog zagen. Over wat we daar deden, en dat we verliefd
waren. Mijn vader was woedend.
Hij liet een toren bouwen speciaal voor mij. Zodat de hele wereld alleen
nog maar naar mij zou kunnen kijken. Zodat hij zeker wist dat ik nog van
hem was. Firenze kon op die manier niet bij me komen. Althans, dat dacht
hij. Op een nacht hoorde ik ineens mijn mobiel gaan. Ik nam op en tot
mijn geluk had ik Firenze aan de lijn! Hij zei dat hij naar mij toe zou
komen al was het het laatste wat hij zou doen. Met een ladder klom hij
snel naar boven.
De volgende ochtend kwam mijn vader mij eten brengen. Hij zag dat
Firenze boven was bij mij. Mijn vader was woest en schreeuwde dat ik
niet langer zijn dochter was. Hij haalde olie een gooide het over de
onderkant van de houten toren. Daarna zei hij dat we nog 1 kans hadden:
Firenze moest naar beneden komen. En hij zou Firenze dood schieten en ik
zou gespaard blijven. Gelukkig wist ik Firenze te overtuigen om niet
naar beneden te gaan. Want zonder hem had mijn leven toch geen zin meer.
Mijn vader beneden brulde woest toen wij ons besluit vertelde. Hij stak
de toren in brand.
Nu nog wordt er brand gesticht als er op diezelfde plaats gebouwd wordt,
maar niemand weet door wie.
Gemaakt door: Eline Veeneman
|
Geplaatst 12 nov 2010 00:24 door Vereniging voor Dorpsbelangen 't Zandt
De Franse akte Toen P. de Graaff, hoofd der school in ’t
Zandt, eind 1887 naar Groningen vertrok, werd door de gemeenteraad in
zijn vergadering van 24 september van dat jaar besloten dat de nieuw te
benoemen hoofdonderwijzer niet in het bezit behoefde te zijn van een
akte voor het geven van onderwijs in de Franse taal. Daar waren goede
redenen voor. In de eerste plaats had zich in het afgelopen jaar niemand
aangemeld voor de Franse lessen ondanks dat daartoe door burgemeester
en wethouders tweemaal een oproep was gedaan. Daarnaast was een
onderwijzer met Franse akte duurder. Voor een jaarwedde van f 850
gulden, een hoger bedrag liet de begroting nu eenmaal niet toe, zouden
zich zeer waarschijnlijk geen sollicitanten met Franse akte aanmelden.
Bovendien werd de openbare lagere school in ’t Zandt in hoofdzaak
bezocht door kinderen uit de arbeidende stand, zodat het nut van Franse
lessen zeer twijfelachtig was. Tot zover is er geen vuiltje aan de
lucht. Er wordt een oproep voor sollicitanten opgesteld die, zoals de
procedures voorschrijven, ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de
districtsschoolopziener te Groningen, de welbekende en zeer hooggeachte
edelgestrenge Jhr. Mr. W.C.A. Alberda van Ekenstein. In zijn brief
van 26 september 1887 laat de jonkheer de gemeente weten bezwaar te
maken tegen het besluit van de raad om de Franse akte niet meer als
vereiste te stellen bij het oproepen van sollicitanten. Hij geeft de
raad in overweging op dit besluit terug te komen. Al op 4 oktober
schrijft de gemeente een brief terug. De raad laat weten dat “geen
termen zijn gevonden” om op het eenmaal genomen besluit terug te komen.
De door de schoolopziener aangevoerde bezwaren acht de raad “zeer goed
wederlegbaar”. Het argument van Alberda dat voor een dergelijk
raadsbesluit goedkeuring nodig is van Gedeputeerde Staten, is volgens de
gemeente nergens bepaald voorgeschreven. De gemeente wijst de
schoolopziener nog eens op de hogere kosten van een hoofd der school met
Franse akte. Het is misschien mogelijk sollicitanten te krijgen op een
jaarwedde van f 850 gulden, maar de keuze zou zeer beperkt zijn.
Bovendien zou een leerkracht met Franse akte zo spoedig mogelijk
proberen een betere betrekking te krijgen, zoals ook met het vertrek van
de heer De Graaff gebleken is. De jaarwedde op f 1000 gulden brengen,
laat de gemeentebegroting “bij de vele uitgaven die het onderwijs reeds
vergt” niet toe, terwijl een gedurige verandering van het onderwijzend
personeel nadelig werkt op het onderwijs. Ten slotte wordt de geringe
behoefte aan Franse lessen in de gemeente ’t Zandt nog eens onder de
aandacht gebracht, waarna de gemeenteraad op grond van al het voorgaande
de vrijheid neemt de conceptadvertentie ongewijzigd aan de heer
districtsschoolopziener terug te zenden. Veel schot zit er niet in
de zaak en eind december is er nog steeds geen nieuw schoolhoofd
benoemd, sterker nog, de oproep voor sollicitanten is nog steeds niet
goedgekeurd en die goedkeuring is verder weg dan ooit. Bij onze
edelgestrenge heer schoolopziener is een verzoekschrift ingekomen van
zeventien ingezetenen van de gemeente ‘t Zandt waarin de wenselijkheid
wordt uitgesproken dat de Franse taal aan de openbare lagere school
wordt onderwezen. In zijn brief van 27 december betoogt Alberda dat het
aanstellen van een hoofd der school zonder Franse akte tegen het
financieel belang der gemeente is omdat dan, om aan de wens van de
ingezetenen tegemoet te komen, later alsnog een afzonderlijk onderwijzer
voor de Franse taal aangesteld zou moeten worden. Volgens Alberda wordt
hij in zijn mening gesteund door de plaatselijke commissie van toezicht
op het lager onderwijs in de gemeente ’t Zandt. Ook Gedeputeerde
Staten bemoeien zich er inmiddels mee. Zij zijn door de heer Alberda op
de hoogte gebracht en geven de gemeente in overweging zich te voegen
naar de wensen van de schoolopziener en, mocht die bereidheid er niet
zijn, dan ik elk geval na te gaan hoeveel kinderen aan eventueel te
geven onderwijs in de Franse taal zullen deelnemen. Het antwoord
van de gemeente maakt een strijdbare indruk. Van een verzoekschrift om
het Frans te handhaven is bij raad of college niets bekend. Wel kwam er
een verzoekschrift van ingezetenen van ’t Zandt die erop aandringen de
Franse akte niet langer als vereiste te stellen. Dit verzoekschrift ligt
inderdaad in het gemeentearchief. De veertien ondergetekenden hebben
vernomen “dat deze zaak om nietigheden noodelooze vertragingen
ondervindt”, en ze begrijpen niet waarom de schoolopziener “zoo
krampachtig vasthoudt aan het stellen der fransche acte als vereischte.”
Uit het op verzoek van Gedeputeerde Staten ingesteld onderzoek
naar de behoefte aan Franse lessen blijkt dat uit de gehele gemeente
“slechts een elftal kinderen” hiervoor zouden worden opgegeven, waarvan
er vijf of zes nog veel te jong zijn om te worden toegelaten terwijl bij
het overige zestal nog kinderen zijn “wier stand in de maatschappij
nimmer zal meebrengen dat zij eenig nut van ’t geleerde zullen hebben”,
zodat het volgens de gemeente duidelijk is dat in ’t Zandt in het
algemeen geen behoefte aan Franse lessen bestaat. Het is
natuurlijk allang een principiële kwestie geworden waarbij de gemeente
het idee heeft dat zijn autonomie in het geding is. De zaak sleept zich
nog enige tijd voort tot uiteindelijk de tussenkomst van de Minister van
Binnenlandse zaken wordt ingeroepen. Deze is van oordeel dat een
raadsbesluit tot uitbreiding of inkrimping van het onderwijs de
goedkeuring van Gedeputeerde Staten behoeft zodat de gemeente niets
anders rest dan zijn besluit tot weglating van de Franse akte aan GS
voor te leggen die vervolgens op 8 juni 1888 laten weten dit besluit
niet goed te keuren. In de raadsvergadering van 15 juni wordt met zeven
tegen vier stemmen besloten niet bij de Koning in beroep te gaan en te
berusten in de beslissing van het provinciebestuur. Op 27 augustus 1888,
de vacature heeft dan 8 maanden opengestaan, wordt de heer J.
Noordewier, onderwijzer te Scheemda, benoemd tot hoofdonderwijzer van de
openbare lagere school in ’t Zandt. Of de heer Noordewier in het bezit
is van de Franse akte, vertellen de stukken niet. |
Geplaatst 12 nov 2010 00:19 door Vereniging voor Dorpsbelangen 't Zandt
Waarom het armbestuur van ’t Zandt moest worden uitgebreidIn
alle gemeenten waren gedurende de 19de en de eerste helft van de 20ste
eeuw zogenaamde burgerlijke armbesturen actief. Het was de taak van deze
instellingen in samenwerking met de kerkelijke diaconieën te voorkomen
dat de armen en behoeftigen van de honger zouden omkomen of, nog erger,
door de armoede gedwongen uit stelen zouden gaan. De leden van de
burgerlijke armbesturen werden benoemd en ontslagen door de
gemeenteraden. Het burgerlijk armbestuur in de gemeente ’t Zandt
bestaat tegen het einde van de 19de eeuw uit de leden Pieter Nieborg uit
’t Zandt, Ties Dijk uit Zijldijk en Pieter Burema uit Leermens. In
tegenstelling tot veel andere armbesturen zijn de notulen van het
armbestuur van ’t Zandt voor een groot gedeelte bewaard gebleven zodat
we precies kunnen nagaan wat er in de vergaderingen wordt besloten. Op
23 februari 1894 wordt een drukke agenda afgewerkt. Zo worden aan de
weduwe Tobbe 200 turven verstrekt, krijgt de weduwe van Dijk drie el
Egyptisch bever (wat dat ook moge zijn) en krijgt Alje Doorn te Kolhol
een brood en 50 cent per week. Aan de weduwe Bulthuis wordt een stel
klompen verstrekt en het lid Burema krijgt de opdracht te onderzoeken of
zij misschien ook een rok en een wollen schort nodig heeft en zo ja,
deze aan te schaffen. Het verzoek van de weduwe van der Heen om 200
turven wordt afgewezen. De weduwe Bakker te Zijldijk krijgt een halve
brood per week “doch geen gort”. Het moet niet te gek worden natuurlijk. Zo
gaat dat vergadering na vergadering, jaar in, jaar uit. De armenzorg in
de gemeente ’t Zandt lijkt uitstekend geregeld. De organisatie loopt
gesmeerd en de behoeftigen worden op hun wenken bediend. Geen vuiltje
aan de lucht, zou je denken. Toch is niet iedereen tevreden. Op 1
maart 1900 komt ontvangt de gemeenteraad een schrijven van het “Centraal
Bestuur van de kiesverenigingen Zeerijp-Eenum en
Leermens-Oosterwijtwerd”, waarin wordt betoogd “dat een goede
armenverzorging voor eene gemeente van het hoogste belang is; dat een
armbestuur van drie leden in eene gemeente als ’t Zandt, met den besten
wil en hoe ijverig ook, nooit volkomen goed de geleden ellende kan
kennen; dat dientengevolge menigmaal klachten over de armenverzorging
worden vernomen; weshalve adressanten zich tot u richten met het beleefd
doch dringend verzoek om een armbestuur te benoemen, bestaande uit zes
personen, en wel zóódanig gekozen, dat ook de zes dorpen der gemeente
hierin vertegenwoordigd zijn”. Het verzoek is duidelijk, de
indieners van het verzoek blijven enigszins gehuld in nevelen.
Kiesverenigingen waren in vele dorpen en steden actief. Het waren clubs
van politiek gelijkgezinden die probeerden invloed uit te oefenen
bijvoorbeeld door het voordragen van personen voor een plek in de
gemeenteraad, de provinciale staten of de Tweede Kamer. Ze kunnen
beschouwd worden als de voorlopers van de politieke partijen. Van
sommige kiesverenigingen is het archief bewaard gebleven, van de
kiesverenigingen Zeerijp-Eenum en Leermens-Oosterwijtwerd is dat, voor
zover mij bekend, niet het geval, zodat we omtrent oprichting, leden of
politieke kleur in het ongewisse blijven. Uit de brief kunnen we slechts
opmaken dat men zich kennelijk het lot van de behoeftige klasse
aantrekt. Voor aanvullende informatie hou ik mij uiteraard van harte
aanbevolen. Bovengenoemde brief is slechts in afschrift bewaard
gebleven in de notulen van de gemeenteraad van 23 maart 1900 en hieruit
blijkt dat de brief was ondertekend door de heer N.E. Smit, voorzitter
en negen anderen. Volgens het bevolkingsregister van ’t Zandt hebben we
hier zeer vermoedelijk te maken met Nanko Eltje Smit, landbouwer te
Oosterwijtwerd. De negen anderen blijven onbekend. Hoe dan ook, de
raad besluit de brief in handen te stellen van het Burgerlijk
Armbestuur om advies. In de raadsvergadering van 19 april komt de zaak
opnieuw aan de orde. Het Burgerlijk Armbestuur heeft laten weten dat het
“zich van advies wenscht te onthouden”. Wel is er nog een brief
ingekomen van de Werklieden Vereeniging Eendracht waarin het verzoek van
de kiesverenigingen wordt ondersteund en waarin de hoop wordt
uitgesproken “dat daarop een gunstige beschikking moge vallen”. Burgemeester
Venhuizen is tegen inwilliging van het verzoek dat volgens hem zijn
grond vindt in wantrouwen tegenover het armbestuur. “Er wordt beweerd
dat de armverzorging te wenschen overlaat”. Inwilliging van het verzoek
zou “ten opzichte van het armbestuur gevolgen hebben die de zaak meer
kwaad dan goed zal doen”. Mocht het verzoek toch worden ingewilligd dan
zou de burgemeester, die beseft dat hij in deze aangelegenheid geen
medestanders heeft, er prijs op stellen dat nadrukkelijk werd vermeld
dat de raad “de handelingen van het armbestuur geenszins partijdig
vindt, doch die handelingen ten zeerste op prijs stelt”. Het
raadslid Huizinga is het volledig met de burgemeester eens. Hij is voor
uitbreiding maar in het te nemen raadsbesluit moeten “de ijver, de
toewijding en de onpartijdigheid welke het armbestuur heeft getoond” met
nadruk worden genoemd. Een voorstel van die strekking wordt vervolgens
met algemene stemmen aangenomen. Het Burgerlijk Armbestuur van de
gemeente ’t Zandt bestaat sindsdien uit zes personen zodat elk dorp
vertegenwoordigd is. Voor ’t Zandt wordt benoemd de heer P. Offringa,
voor Zijldijk de heer J. van den Berg, de heer P. Huizinga wordt benoemd
voor Zeerijp, voor Leermens de heer P.T. Burema, voor Eenum de heer E.
Mulder en ten slotte voor Oosterwijtwerd iemand die we al eerder waren
tegengekomen, de heer N. Smit, tevens voorzitter van het centraal
bestuur van de kiesverenigingen Zeerijp-Eenum en
Leermens-Oosterwijtwerd. Of de behoeftigen nu in het vervolg beter af
zijn, zou ik niet durven zeggen.
|
Geplaatst 12 nov 2010 00:17 door Vereniging voor Dorpsbelangen 't Zandt
[
10 feb 2013 04:29 bijgewerkt
]
Een Riepster storm in een glas waterOp de
begrotingen van de negentiende eeuwse gemeentebesturen namen de kosten
voor het lager onderwijs een prominente plaats in. De gemeenten moesten
zorgen voor goede schoolgebouwen en voor voldoende onderwijzers. In de
gemeente ‘tZandt waren deze kosten extra hoog omdat daar op een relatief
klein aantal inwoners een groot aantal openbare lagere scholen aanwezig
was. Zes stuks maar liefst, die allemaal ingericht, schoongemaakt en
onderhouden moesten worden. In totaal waren er veertien onderwijzers in
dienst waarvan zes extra dure hoofdonderwijzers. Ter vergelijking: in de
gemeente Uithuizen, zeker niet kleiner dan ‘tZandt, waren slechts twee
scholen en in een vergelijkbare gemeente als Usquert zelfs maar één. De
Wet op het lager onderwijs van 1878, die de bedoeling had alle kinderen
tot deugdzame burgers op te voeden, stelde allerlei eisen aan het
onderwijs. Zo was er een maximum gesteld aan het aantal leerlingen dat
door één onderwijzer onderwezen mocht worden. Kwam dat aantal op een
bepaalde school boven de 40, dan moest een tweede onderwijzer worden
aangesteld en bij meer dan 90 leerlingen was een derde onderwijzer
verplicht. Het probleem waar veel gemeenten mee te maken hadden was dat
de leerlingenaantallen op veel scholen nogal fluctueerden. Het ene
seizoen waren er meer leerlingen dan het andere seizoen zodat de kans
bestond dat onderwijzers die, volgens de wet, verplicht waren
aangesteld, in het daaropvolgende seizoen overbodig waren geworden. In
veel scholen liepen zodoende meer onderwijzers rond dan door de wet
vereist werden, wat natuurlijk de nodige kosten met zich meebracht. In
een gemeente als ‘tZandt met een relatief groot aantal kleine
schooltjes was het risico van het ontstaan van een dergelijke ongewenste
situatie extra groot. Vooral de scholen te Eenum, Zijldijk en Zeerijp,
waar de aantallen voortdurend schommelden rond de 40 (Eenum) of 90
leerlingen, verkeerden voortdurend in de gevarenzone. De gemeenteraad
zon dan ook op maatregelen om hier iets aan te doen en stelde op 21
december 1893 een verordening vast waarbij de gemeente in zogenaamde
schoolwijken werd verdeeld. De regeling hield in dat ouders en voogden
verplicht waren hun kinderen naar de school te sturen van het dorp
waartoe hun woning behoorde. Burgemeester en wethouders waren echter
bevoegd om in bijzondere gevallen of om bijzondere redenen voor een
aantal kinderen een andere school aan te wijzen, zichzelf op die manier
de mogelijkheid verschaffend de leerlingenaantallen op de diverse
scholen te kunnen beïnvloeden. Als op een bepaalde school het aantal
leerlingen de 40 of 90 te boven dreigde te gaan, werd voor een gedeelte
van hen een andere school aangewezen waar het quotum nog niet was
bereikt. Het protest tegen deze regeling was niet
van de lucht. Vooral de inwoners van Zeerijp zagen de toekomst van hun
school in gevaar komen en schreven een protestbrief, ondertekend door 88
Riepsters, om het gemeentebestuur van gedachten te doen veranderen. De
brief is helaas niet in het gemeentearchief bewaard gebleven maar de
inhoud kan ongeveer afgeleid worden uit de discussies die erover zijn
gevoerd in de gemeenteraad, want ook in de raad was men niet onverdeeld
enthousiast over de schoolwijkenverordening. Op de school te Zeerijp
waren voor de twee aldaar werkzame leerkrachten iets te veel leerlingen
aangemeld zodat een gering gedeelte naar de school te ‘tZandt verplaatst
zou worden. Het ook toen al heersende onderwijzerstekort, waardoor
gemeenten niet gedwongen konden worden extra onderwijspersoneel aan te
stellen, had ervoor gezorgd dat dit voornemen nog niet was uitgevoerd. In
de brief is sprake van een ontoelaatbare beperking van de keuzevrijheid
van de ouders van schoolgaande kinderen en wordt voorts veel gezegd
over billijkheid en rechtvaardigheid. De 88 inwoners van Zeerijp
verzoeken de gemeenteraad de regeling weer in te trekken. In de
raadsvergadering van 17 februari 1894 komt de brief ter sprake. Het
college van burgemeester en wethouders stellen de raad voor afwijzend op
het verzoek te beschikken. Het raadslid Huizinga is het daar geheel
niet mee eens. Hij kan niet begrijpen waar het dagelijks bestuur "den
treurigen moed haalt" om het protest te negeren. Huizinga denkt dat de
verdeling van de gemeente in schoolwijken aanleiding zal geven tot
"verbittering" en dat het "beter is ten halve gekeerd, dan ten heele
gedwaald". Burgemeester Westerdijk noemt de ophef
over de regeling een storm in een glas water. "Men doet het voorkomen
alsof Zeerijp te gronde zal gaan, terwijl de bedoeling van de raad is
een paar leerlingen van de school aldaar te nemen". De 88 handtekeningen
maken op de burgermeester weinig indruk. "Het is niet moeielijk een
aantal handteekeningen op een adres te krijgen, wanneer men hiervan werk
wil maken". In een brief aan Gedeputeerde Staten (ook hier waren de
Riepster bezwaren heengegaan) legt Westerdijk uit dat 59 van de 88
ondertekenaars geen kinderen op de school hebben. "Twee predikanten, de
een bejaard en ongehuwd, de ander op het punt te vertrekken, vervolgens
kinderloze renteniers, oude celibatairs, benevens verscheidene
dagloners, wier kinderen wegens hunne woonplaats nooit in aanmerking
kunnen komen om verplaatst te worden, deze allen hebben het zich ten
plicht gerekend of zich laten overhalen om aan de oppositie tegen de
schoolwijken deel te nemen, niettegenstaande nog tot geen enkele
verplaatsing is besloten". En daarin had de
burgemeester natuurlijk helemaal gelijk. Er was nog helemaal niets aan
de hand. De regeling had een preventief karakter en zou alleen worden
toegepast indien dat nodig mocht blijken. Het protest maakt dan ook een
nogal voorbarige indruk. Een Riepster storm in een glas water. De
regeling werd niet ingetrokken. |
Geplaatst 11 nov 2010 18:16 door Vereniging voor Dorpsbelangen 't Zandt
[
19 nov 2010 04:29 bijgewerkt
]
Wie vermoordde de schout van ‘t Zandt? In de avond
van de dertiende april 1820 werd Hindrik Helperi Kimm, schout
(burgemeester) van de gemeente ‘t Zandt, vermoord. Een opzienbarende
gebeurtenis, er wordt immers niet iedere dag een burgemeester vermoord,
en toen ik het verhaal bij toeval tegenkwam (in het archief van de
gemeente Stedum vond ik een publicatie van de procureur-generaal van het
hooggerechtshof in Den Haag waarin hij 300 gulden uitlooft aan degene
die de dader kan aanwijzen) was mijn eerste gedachte dan ook dat het een
bekende geschiedenis zou moeten zijn. Dit viel echter tegen. Alleen in
het boerderijenboek van ’t Zandt wordt heel kort naar de moord verwezen.
Ook de schaarse archiefstukken van de gemeente ‘t Zandt
uit deze periode geven geen uitsluitsel over de ware toedracht. Alleen
in het overlijdensregister zijn sporen van de gebeurtenis terug te
vinden. Op 15 april wordt Kimm ingeschreven in het overlijdensregister.
De aangifte wordt gedaan door Elibertus Warmolts, de plaatselijke
predikant, en Jan Albertus Cleveringa, landbouwer te Leermens en tevens
gemeenteraadslid. De overlijdensakte vermeldt dat Kimm is overleden in
het land bij het huis nummer 86 op ‘t Zandt.
In ‘t Zandt
is het verhaal bij enkelen nog bekend. De heer J. Huizenga aldaar deed
mij het verhaal toekomen zoals dat rond 1930 werd verteld door enige
oude inwoners van ’t Zandt die het in hun jeugd rechtstreeks hadden
gehoord van hun ouders, tijdgenoten van Kimm. Hindrik
Helperi Kimm (zijn naam wordt in sommige bronnen ook met één m
geschreven) was landbouwer van beroep en woonde op ‘t Zandt. Hij wordt
op 11 (of 14) februari 1773 geboren in Hellum als zoon van Marten Kimm
en Clara Kuen. Hij trouwt op 23 november 1799 met Anje Derks Smit in
Hellum en in hetzelfde jaar vertrekken ze naar ’t Zandt. Ze krijgen zes
kinderen waarvan er twee in leven blijven. Anje Derks overlijdt in april
1813 en op 22 juni 1814 hertrouwt Kimm met Martjen Rengers met wie hij
drie kinderen krijgt. In hetzelfde jaar 1814 wordt hij benoemd tot
schout (zoals de burgemeester in die dagen werd genoemd) van de gemeente
‘t Zandt. De combinatie landbouwer/schout (of burgemeester) was in die
dagen in de provincie Groningen zeer gebruikelijk. Kimms
landbouwbedrijf van ongeveer 30 ha. groot stond aan de Omtadaweg.
(tegenwoordig nr. 4) Ruim de helft van zijn bedrijf lag ten noorden van
het Zandtster maar en om daar te komen beschikte hij over een
particuliere til tegenover zijn huis.
Op donderdag 13
april 1820 kreeg Kimm een heftige ruzie met een groep werklieden die
bezig was met het hergraven van het maar. Waar de ruzie over ging is
niet bekend. Of het een particuliere aangelegenheid was of dat hij er in
zijn hoedanigheid als schout bij betrokken was, het is niet meer te
achterhalen. Die avond was Kimm aanwezig bij een
raadsvergadering. Het verslag van deze vergadering is in het archief van
de gemeente bewaard gebleven. Er stond slechts één punt op de agenda:
de benoeming van de uit Appingedam afkomstige H.J. van der Werf tot
gemeenteontvanger. Na afloop van de vergadering bood de
veldwachter aan Kimm naar huis te begeleiden. Deze had kennelijk
vernomen van het conflict met de maargravers en wilde het zekere voor
het onzekere nemen. Kimm sloeg het aanbod af. Hij had een best mes bij
zich om zich eventueel te kunnen verdedigen en vond politiebegeleiding
niet nodig. Kimm liep door de Oosterstraat en over het
pad naar het balkje over het maar. Bebouwing was hier in die tijd nog
schaars. In het land achter zijn huis werd hij opgewacht door de
maargravers. De ruzie werd voortgezet en burgemeester Kimm is met het
hoofd naar beneden in de moddersloot terechtgekomen. Deze val heeft hij
niet overleefd. De volgende ochtend werd hij gevonden met de benen
omhoog. De dader of daders zijn nooit gevonden. Bij het
hergraven van het maar was waarschijnlijk een groot aantal werklieden
betrokken en kennelijk was het niet mogelijk uit deze groep de
schuldigen aan te wijzen. Veel vragen rond deze moord blijven daardoor
onbeantwoord: wat was de oorzaak van het conflict, hebben de maargravers
Kimm bewust opgewacht of kwamen ze hem toevallig tegen, was het moord
met voorbedachte rade of belandde Kimm min of meer per ongeluk in de
moddersloot? In het gemeentehuis van Loppersum wordt nog
steeds de sabel van burgemeester Kimm bewaard, een sabel die hij op die
noodlottige avond niet bij zich droeg. Wellicht was het dan anders
gelopen. (Dit artikel kwam tot stand met behulp van gegevens van de heer J. Huizenga te ’t Zandt en mevrouw A.J. Evers-Kalk te Eenrum) |
Geplaatst 11 nov 2010 07:10 door Vereniging voor Dorpsbelangen 't Zandt
't Zandt ligt op een zandplaat in de Fivelboezem, die halverwege de 13e eeuw werd ingepolderd (in 1266 was dit werk klaar).
Kerk
In het derde kwart van de 13e eeuw werd een aanvang gemaakt met
de bouw van de kerk, die aan Maria was gewijd (haar naam staat onder het
meest oostelijke raam van het koor). Het schip van de kerk heeft vier traveeën en is nog in de oude staat. Het oude deel is gebouwd in romanogotische stijl en werd oorspronkelijk afgesloten met een halfronde absis. Daarbij diende de vierde travee als koor.
In de 15e eeuw werd de absis door een hooggotisch koor met een
driezijdige sluiting vervangen, zodat de kerk zijn huidige langgerekte
vorm kreeg.
Tussen het oorspronkelijke schip en het koor (tussen de derde en vierde romanogotische travee) bevindt zich een triomfboog. Er zijn meerdere verklaringen voor deze naam:
- de boog scheidt de strijdende kerk (het lekenschip) van de
triomferende kerk (het priesterkoor als weergave van de hemelse sfeer);
- de boog geeft de richting van Jeruzalem (het oosten) aan, waar Christus triomfeerde.
De variatie aan siermetselwerk van deze kerk, met aan de buitenzijde de rond- of spitsbogige spaarvelden
onder en de vensters met blindnissen boven is uniek in Groningen.
Bijzonder is de plaatsing van de ramen. In de eerste (westelijke) travee
één raam, in de tweede travee twee ramen, in de derde travee één raam
aan de zuidzijde, in de vierde travee één raam aan de noordzijde. Aan de
binnenzijde gaf dit de mogelijkheid tot het aanbrengen van
schilderingen, òf, zoals in de negentiende eeuw het plaatsen van een
kansel met klankbord. Twee lage ramen accentueren de overgang van schip
naar koor; aan de noordzijde bevinden zich daarbij aan de binnenzijde
drie nissen; de middelste met zijn voetstukje is waarschijnlijk een sacramentsnis voor het altaargerei geweest.
Aan de buitenkant zijn in de muur tegeltjes met een nummering
gemetseld. Deze dienen om op de begraafplaats rond de kerk de rijen van
graven aan te geven.
De vlakke toren met een zadeldak op de noord- en
zuidzijde, die los aan de oostzijde van de kerk staat, dateert eveneens
uit het midden van de 13e eeuw. Op het dak staat een houten spits. In de
toren hangt een klok van Gerard van Wou uit 1501 (zie ook Zeerijp en
Loppersum).
In de kerk worden de vier traveeën gesierd met romanogotische koepelgewelven (die er van boven als halve meloentjes uitzien), met steeds afwisselend metselwerk. Deze gewelven hebben elk acht ribben die in steeds andere rozetten samenkomen. Nog uit de 13e eeuw zijn de schilderingen in het schip en de baksteenimitatie op de wanden van het schip.
De rankornamenten en heiligenfiguren dateren uit de 14e
eeuw; een afbeelding van het Laatste Oordeel dateert in zijn huidige
vorm uit de 15e eeuw. De kleine karikaturaal aandoende prentjes in de
kerk stammen eveneens uit deze tijd. Bij de bouw van het koor werden ook
daar schilderingen aangebracht en werden de vensters voorzien van
blokversieringen.
Afbeeldingen op het koorgewelf:
- Christus als de man van smarten;
- Handen van engelen die in de offerdienst hulp verlenen;
- De symbolen van de vier Evangelisten;
- Een zeemeermin met een spiegel en een kam;
- Een hert (Christus die de duivel overwint);
- Een haan (teken van waakzaamheid).
Afbeeldingen op het straalgewelf in de koorsluiting:
- Vijf muziek makende engelen;
- Een pelikaan
- Een uil (symboliseert waarschijnlijk de Joden die liever in de duisternis verkeren het volk dat in duisternis wandelt).
Kansel
De kansel is gemaakt van mahoniehout in neo-klassieke stijl uit
1823. De onderbouw is blokvormig en vierkant. In de klassieke tempelbouw
zou dit een stylobaat zijn. Daar boven, iets inspringend,
bevindt zich een plint; en helemaal bovenop staat de ronde kuip, die
slechts met architectonische middelen is versierd (toscaanse zuiltjes met een triglyphen- en metopenfries om lege vlakken). Rond de kansel staat een doophek.
Orgel
Het orgel is in 1662 gebouwd door H.Huis en stond aanvankelijk op
de scheidingswand tussen koor en schip. In 1791 is het orgel door
F.C.Schnitger en H.H.Freytag verplaatst en aangepast en heeft het zijn
huidige orgelfront met snijwerk gekregen. Het is in de zestiger jaren
van de 20ste eeuw gerestaureerd.
Borgen
Twee borgen domineren t Zandt: de borg Ompteda (rechts van de weg
naar Spijk) in 1750 afgebroken en de borg Alberdaheerd (ten zuidoosten
van t Zandt langs de weg naar Leermens), waarvan het terrein nog intact
is, maar het gebouw niet.
|
|