verzen over verzen

elke dichter schijnt over dichten te dichten. Dan kan ik niet achterblijven.

Ceci est un poème

Het is niet alles goud wat blinkt
Het is niet alles stront wat stinkt
Het is niet alles kool wat slinkt
Het is niet alles lood wat zinkt

Het is niet alles mank wat hinkt
Het is niet alles zat wat drinkt
Het is niet alles hol wat klinkt
Het is niet alles clown wat schminkt

Het is niet alles traan wat pinkt
Het is niet alles schoft wat linkt
Het is niet alles stoer wat flinkt
Het is, dit alles, niets dan inkt

© Hendrik Jan Bosman

De Tweede Ronde, zomer 1998



Ondraaglijke lichtheid

Ik dicht u toe in lege regels
In verzen zonder doel of zin
Plavei mijn weg met gouden tegels
Maar sla daarbij geen richting in

Een blanco brief met zware zegels
Een kunstig web, maar zonder spin
Een huis van ijskristallen pegels
Een toverlamp, maar zonder djinn

Wie weet, het zou wel kunnen wezen
Dat wie mijn verzen goed gaat lezen
Wat meer ziet dan gedegen vorm:

Het stille knagen van een worm
Een wond, slechts bovenhuids genezen
U ziet maar. Ik geniet enorm

© Hendrik Jan Bosman

De Tweede Ronde, zomer 2001


De Grote Dingen

De wereld is soms net een vaas augurken
Of zo u wilt een koffer vol radijs
Maar meestal is ze als een zakje kurken

De schoonheid is als weefsels van saucijs
Al hoor ik ook wel mensen die beweren
De schoonheid is een luchtballon van ijs

Al is de liefde vaak een dak vol beren
Nog vaker is ze brood met boerenkool
En heeft ze ook wel iets van asfalteren

Het leven doet me denken aan een zool
Of aan een muts met koude bami-schijven
Een glazen plaat geschonken aan een Pool

Geluk is poëzie te kunnen schrijven
En daarbij toch nog heel gewoon te blijven

© Hendrik Jan Bosman

De Tweede Ronde, zomer 1995


Spiegel der poëzie

Al zit het nu en dan eens tegen
En heb je zo je deel verdriet
—Er is zelfs sprake soms van lijden—
Een dichter ben je daarmee niet

Je bent tot wangedrag genegen
Maar wat je ook naar binnen giet
Op Godsonmogelijke tijden
Een dichter ben je daarmee niet

Al is je ook geen moer gelegen
Aan wat het mensdom in je ziet
En kies je misantroop het mijden
Een dichter ben je daarmee niet

Het wordt eens tijd te overwegen
Om van je ideaal te scheiden
Veel dichter kom je daarbij niet 

© Hendrik Jan Bosman

De Tweede Ronde, zomer 2006 


Littératures de la belle France

I
Godlof! U redt, na lange jaren,
Vorstin en volk uit leed en nood
Door op de valreep te volvoeren
Het Boek van Violet en Dood

Al zijn er nog wel veel bezwaren,
Wat is beloofd, is wat U bood:
Voleinding van Uw schrijverstoeren,
Uw Boek van Violet en Dood

Hoe zoude U ooit evenaren
Wat U verrichtte met dit groot
Ten Hemel schreiend oudehoeren,
Dit Boek van Violet en Dood?

Dus wacht U (God zal ons bewaren!)
Uw pen nog weder te beroeren
Na 't Boek van Violet en Dood

© Hendrik Jan Bosman

De Tweede Ronde, lente 1997


II
Brief of 06-nummer?
Frans plattelandsauteur
(Vincent, bekender als
Schilder en gek)

Voerde per post met zijn
Anachronistische
Dikke broer Theo
Een Prettig Gesprek

© Hendrik Jan Bosman

De Tweede Ronde, lente 1997


Shakespeare—Sonnet CXXX

Haar ogen zijn geen greintje als de zee;
Een roos is heel wat roder dan haar mond;
Noemt men room blank, haar borst is grauw als grond;
Is blond haar goud, het hare is doublé.

Ik zie vaak appels, blozend rood gekleurd,
Maar op haar wangen nooit, of op haar vel;
En bloemen ruiken zoeter, weet ik wel,
Dan hoe haar adem in de morgen geurt.

Al hoor ik haar graag praten, ook is waar
Dat ik muziek veel rijker vind van klank;
Ik zie in haar geen engel, licht en rank:
Haar voeten staan op aarde, breed en zwaar.

Toch boeit ze meer – het is maar hoe je kijkt –
Dan alles waar ze goddank niet op lijkt.

© Hendrik Jan Bosman

Ook gepubliceerd op: Fred Lekens' Shakespeare-pagina


Een Groot Dichter

Wie hem niet kent is dommer dan een koe,
De nu al eeuwen zeer vermaarde Dante,
Zodat ik liever achterwege laat
Hem voor te stellen. Maar men moet ook denken
Aan lezers zonder kennis (en dus macht).
Daarom: hij is, of liever: was, een dichter.

Een Italiaan was hij, zijn ziel stond dichter
Bij Rome's wolf dan bij de Friese koe,
En dus was de verbeelding aan de macht
In heel het nogal forse werk van Dante:
Een grillig soort van schrijven en van denken
Dat zich maar nauwelijks beschrijven laat.

Zijn bestseller bijvoorbeeld. Daarin laat
Hij zich geleiden door de grote dichter
Vergilius, maar wil er wel aan denken
Dat deze toen al dood was. Wat een koe,
Een kanjer van een fout! Maar nee hoor. Dante
Verklaart dit feit door Goddelijke Macht,

En ziet wat niemand ziet: Met man en macht
Probeert men te ontsnappen, maar te laat:
De zielen in de rauwe Hel van Dante
Bevolken haar opeengepakter, dichter
Dan sprieten gras de magen van een koe.
Aan hoop voor hen valt dan ook niet te denken.

Toch moet hij u niet slechts aan Hel doen denken:
Ook hemelverzen heeft hij in zijn macht,
En schildert sferen, vredig als een koe
Die in de zon haar gras verteren laat.
Juist dit contrast typeert de man als dichter.
Een hemels duivelskunstenaar, die Dante!

Ik heb hiermee wel aangetoond dat Dante
U aan wat hij maar koos kon laten denken.
Die eigenschap heeft elke grote dichter:
Als lezer bent u willoos in zijn macht.
Voor ik u in verwarring zitten laat
Vraag ik nu eerst uw aandacht voor een koe.

In wat houdt deze koe verband met Dante?
In niets. Toch laat ik u hen samen denken,
En zo misbruik ook ik mijn macht als dichter.

© Hendrik Jan Bosman

De Tweede Ronde, herfst 2000


Aporie

De poëzie van peuken op een bord
Van korsten brood, verschimmeld in een hoek
Van stapels oud papier, haast ingestort
Dat is wat ik in dit gedicht niet zoek

Het beeld van noodweer, kletterend maar kort
Van een nog uren klamme spijkerbroek
Van schoenen waar het nooit meer droog in wordt
Dat is wat ik niet schilder op mijn doek

Maar lammetjes, geboren in april
Een rode roos zojuist in volle bloei
De blauwe lucht, een spelend kind, een lied

Dat is toch ook weer de bedoeling niet
U ziet: ik raak behoorlijk in de knoei
Nu ik wel dicht, maar niet veel zeggen wil

© Hendrik Jan Bosman

De Tweede Ronde, zomer 2001


Ga toch een vak leren...

Al ben ik dan als dichter doorgebroken
Het leven valt me lang niet altijd licht
Mijn neus is nog niet uit de deur gestoken
Of iemand klampt mij aan om een gedicht

En waar ik kom, herkent men mijn gezicht
In winkel, tram of urinoir: er spoken
Aanbidders, fans. Ja, wat ik ook verricht
Aan rotzooi, er wordt gretig op gedoken

Al heb ik dan de roem waar ik om vroeg
Mijn leegte zij een afschrikwekkend voorbeeld
(Wat moet een mens met tonnen prijzengeld?)

Dus had u op uw dichten hoop gesteld
Dan hoop ik dat u nu wel anders oordeelt
Mijn afzetmarkt is toch al krap genoeg

© Hendrik Jan Bosman

De Tweede Ronde, zomer 2001


Hermetisch sonnet

Wat valt er ook tenslotte van te zeggen?
Veel beter is, het vers nog onverricht
Te staken, me bij zwijgen neer te leggen,
Dan dóór te schrijven uit gevoel voor plicht

U kunt er uiteraard naar blijven dreggen
Het brengt alleen maar krasser aan het licht
Dat men nog beter rotsen kan gaan eggen
Dan ‘Het’ te willen zien in mijn gedicht

De diepste zin blijft altijd ongeschreven
Het goddelijke woord onuitgezegd
Waarom dan niet mijn vulpen neergelegd,

Waarom dan toch maar aan het woord gebleven?
U overschatte, naar ik vrees, mijn streven:
Dat is hierbij vervuld. Nu stop ik echt

© Hendrik Jan Bosman

De Tweede Ronde, zomer 2002