bloemlezing

variaties op (voornamelijk) De Dapperstraat van J.C. Bloem

De Vooruitgang

Denkend aan de dood kan ik niet slapen,
En niet slapend denk ik aan de dood.
Ongetwijfeld lastig, maar geen nood:
Daar is Prozac immers voor geschapen.

© Hendrik Jan Bosman


Dapperstraat-variaties

De Ooysedijk

De stad is voor bezetenen of legen.
En dan, wat is een stad nog in dit land?
Een stoepterras ter grootte van een krant,
Een disco met wat spuitbustekst ertegen.

Geef mij de groene, landelijke wegen,
De'in wuivend riet gewiegde waterkant,
De wolken nooit zo schoon, dan als ze, omrand
Door bladerkruinen, langs de lucht bewegen.

Alles en meer dan wat ik had verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen niet verborgen
Maar toont ze, hier, in heel hun hogen staat.

Dit heb ik bij mijzelven overdacht,
Verzaligd, op een mooie zomermorgen,
Ver weg, gelukkig, van de Dapperstraat.

Vorm: Sonnet, met tegengestelde inhoud

© Hendrik Jan Bosman

De Tweede Ronde, zomer 1997


52nd Street

Leave Nature to the empty or content.
And then, its very essence has been shamed:
A stretch of woods, cut tabloid-size and maimed,
A hillside with some cottages for rent.

It is to urban ways my heart is bent,
The waterside, by quayes and bridges tamed,
The clouds, most beautiful of all when, framed
By windowsills, they move where they are sent.

Anything's grand to those who hope for less.
Life hides from us the wonders it can hold
'Till it allows us, suddenly, to meet.

This I was driven lately to confess,
In morning drizzle, soaking wet and cold,
Just happy, here on 52nd Street.

Vorm: Sonnet, vertaald in het Engels

© Hendrik Jan Bosman


De Mallepraat

Cultuur is door de media bestegen.
Want kijk: wat is cultuur nog in dit land?
Een uurtje Tros, een showtje; wat pikant
gekeuvel, tot programaatjes geregen.

Een brij, herkauwd en vreselijk belegen,
De'in kaders vastgelopen ratelband,
Gemolken zooi, gekloon. Men staat onthand,
Door kolderkramers laat men kluchten plegen.

Alles te veel voor wie naar vrede smacht.
De beeldbuis bauwt zijn kommer en zijn zorgen
Tot men soms, opeens, toch naast zijn toestel staat.

Dan komt men tot zichzelf en trekt doordacht,
Gezegend met een diepe lust tot worgen,
Domweg de stekker uit het apparaat.

vorm: Sonnet, parodie op vergelijkbare klanken

© Hendrik Jan Bosman

Deel inzending Literaire Prijs van Nijmegen 1995


De Mamma-maag

Aan zuur zijn doorgaans redenen gelegen.
Maar wacht: wat is het zuur in dit verband?
Na vlug geschrok een grote binnenbrand,
Een euvel, maar met pilletjes ertegen.

Laat mij dan gauw weer redelijk bewegen
En dagen vasten (stronken waterplant!),
De darmen nooit zo schoon dan als we, ongans
Door volle tafels, ze weer nuchter kregen.

Al is het veel, ook voor wie veel verwacht,
Een moeder wil haar kinderen verzorgen
Tot het ze, opeens nog, op hun magen slaat.

Toch heb ik bij mijzelven hoog geacht
De lepel, die zo liefelijk geborgen
Domweg gezellig in de pappot staat

vorm: Sonnet, parodie op vergelijkbare klanken

© Hendrik Jan Bosman


Terug in de Dapperstraat

Domweg gelukkig, in de Dapperstraat,
verregend, na een miezerigen nacht,
heb ik dit bij mijzelven overdacht:
Tot het haar, opeens, toont in haar hogen staat,

verbergt het leven heel zijn wond're pracht.
Alles is veel voor wie niet geeft om maat:
Wie ze door zolderramen gadeslaat,
heeft wolken nooit zo schoon als dit geacht.

De'in kaden vastgeklonken waterkant,
geef mij de grauwe, stedelijke wegen!

Want heuvels met wat villaatjes ertegen,
een stukje bos, ter grootte van een krant,

zeg zelf: wat is natuur nog in dit land?
Natuur is voor tevredenen of legen.

vorm: Sonnet, de oorspronkelijke versregels in omgekeerde volgorde

© Hendrik Jan Bosman


Schering en inslag

I
Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan, wat is natuur nog in dit land?
Een stukje park, ter grootte van een krant,
Ik kom er net een koppel duiven tegen.

Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,
De'in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, door een dakraam fraai omrand,
Die mij verrukkend langs de lucht bewegen.

Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen,
Toch weet ik soms dat alles hierom gaat.

Zo heb ik bij mijzelven overdacht,
Verregend, op een miezerigen morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.

II
Natuur is voor tevredenen of legen,
Geef mij de grauwe, stedelijke wegen.
Alles is veel voor wie niet veel verwacht,
Zo heb ik bij mijzelven overdacht.

En dan, wat is natuur nog in dit land?
De' in kaden vastgeklonken waterkant?
Het leven houdt zijn wonderen verborgen,
Verregend, op een miezerigen morgen.

Een stukje park, ter grootte van een krant,
De wolken, door een dakraam fraai omrand:
Toch weet ik soms dat alles hierom gaat,

Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.
Ik kom er net een koppel duiven tegen
Die mij verrukkend langs de lucht bewegen.

vorm: Sonnet, in II bestaat de eerste strofe uit alle eerste stroferegels uit I, de tweede strofe uit alle tweede stroferegels uit I, enzovoort.

© Hendrik Jan Bosman


Alleen in het Amsterdamse Bos

Een stukje in de stedelijke krant,
het houdt mijzelven bij dit grauwe leven.
De lucht: veel wolken, en wat is ertegen
als morgen zo in schoon nog is omrand?

Nooit heb ik mij veel wonderen verwacht.
Wie ze wat overdacht toont vastgeklonken:
het is of wegen domweg zijn verborgen
tot villaatjes in de natuur ter land.

Geef dan tevredenen hun Dapperstraat
met legen waterkant, langs kaden. Een voor een,
in miezerigen grootte: alles staat

verregend voor de hogen zolderramen.
Dan bewegen ze opeens door de natuur.
(Niet op een heuvel van dit bos, gelukkig)

woordelijk naar Bloem
vorm: Anaclept: alle woorden van het origineel, opnieuw gerangschikt ('anagram' op woordniveau)

© Hendrik Jan Bosman


Alleen de Dapperstraat

Het landschap trekt tevredenen en legen.
En wat heet landschap dan, van Nederland?
Een randje sparren, smaller dan een krant,
Een zandtaart met wat caravans ertegen.

Geef me de kale Amsterdamse wegen,
De met kaden vastgeklemde waterkant,
Geen zachter schaapjes dan er aan de rand
Van 't achterraam de hemel langs bewegen.

Alles weegt veel als men geen baal verwacht.
Het leven zal vaak raadselen verbergen
Maar geeft ze, eensklaps, een verheven staat.

Dat heb 'k laatst met mezelven eens bedacht,
Verregend, waar de neerslag me bleef tergen,
Platweg extase, aan de Dapperstraat.

vorm: Lipogram: alle klinkers, behalve e en a, zijn weggelaten

© Hendrik Jan Bosman


Enkel de Meer

De Peel trekt slechts tevredenen en legen.
En zeg me: rest er wel een Peel? Welnee:
Een veld ter breedte ener NRC,
Een berg met één, twee geveltjes ertegen.

Geef me veeleer de sleetse, steedse wegen,
De eng met repen steen beklemde zee,
Geen beter beeld: Het regendek, gedwee
Begrensd met vensters, tegen 't zwerk bewegend.

Heeft men geen wensen, telt men 't meeste veel.
Het leven weet het meestens te verhelen,
't Geeft echter weleens veel verhevens weer.

Het denkbeeld werd verleden week mijn deel
Verregend, heel klef weer, en best te velen,
Gezegend en tevreden met de Meer.

vorm: Lipogram: alle klinkers, behalve de e, zijn weggelaten

© Hendrik Jan Bosman


Aan de Dapperstraat lof

De natuur is voor stakkers, tevredenen, legen.
Wat is nog natuur, in dit land?
Een stuk bos, met wat moeite zo groot als een krant,
Of een heuvel met villaas ertegen.

Geeft u mij maar de steedse, wat grauwere wegen,
De kade die 't water omspant,
En de wolken, het schoonste wanneer ze, omrand
Door een zolderraam, derwaarts bewegen.

Zo blijkt alles nog veel voor wie weinig verwacht
Het bestaan houdt zijn wonderen stil
Tot het eensklaps hun majesteit toont.

Dit idee heb ik laatst bij mijzelf overdacht,
Wat verregend, 't was ochtend en kil,
In de Dapperstraat, happy en stoned.

vorm: Sonnet, met anapest (da da DUM) als versvoet.

© Hendrik Jan Bosman


De Dapperstraat baat

Natuur is wat ik aan contenten laat.
En dan: is 't woord ‘natuur’ nog adequaat?
Een bos, niet groter dan een langspeelplaat,
Wat villaas in een duinenreservaat.

Geef mij de stad, die grauwe honingraat,
De waterkant met kaden vast, kordaat,
Geen wolk zo schoon dan die, in vol ornaat
Door 't zolderraam omrand, de lucht langs gaat.

Alles is veel voor wie er acht op slaat.
Het leven houdt zijn wond'ren niet paraat
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.

Dit heb ik bij mijzelven laatst bepraat,
Verregend, in dit miezerig klimaat,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.

vorm: Sonnet, slagrijm: alle regels hebben dezelfde rijmklank

© Hendrik Jan Bosman


Mijn straat

Het bos is voor wie blij zijn steeds, of leeg.
En dan, wat is een bos nog in dit land?
Een klein stuk groen, zo groot als, zeg, een krant,
Een bult, waar men nog huis na huis op reeg.

Geef mij de stad, het grauw van straat en steeg,
De kaai die vast zich sluit om wal en kant.
Geen wolk zo schoon als die, met als zijn rand
Een raam, ik langs het zwerk te zien gaan pleeg.

Iets kleins is veel voor wie op veel niet wacht.
Het Zijn houdt al zijn trucs het liefst wat schuil
Tot het ze plots toch toont, zeer hoog van staat.

Dit is wat ik diep in mijn hart laatst dacht,
Nat tot de draad, de dag nog grauw en vuil,
Wat dom, maar vol van vreugd: Dit is mijn straat.

vorm: Sonnet, met alleen eenlettergrepige woorden

© Hendrik Jan Bosman


Standplaats Dapperstraat

Natuur behaagt contenten danwel legen.
Waaruit bestaat natuurlijk Nederland?
Beboste stukjes, maatje ochtendkrant,
Sporadisch heuvels, villaatjes ertegen.

Mijzelf bekoren stedelijke wegen,
Bekaaide, vastgeklonken waterkant,
Bewolkingsmassa's, zolderraamomrand
Terwijl voornoemden statig langsbewegen.

Alles voldoet alwie weinig verwacht.
Gewoonlijk blijven wonderen verborgen,
Vertonend, eensklaps, hoge wezensstaat.

Aldus vanuit mijzelven overdacht,
Verregend, tijdens miezerigen morgen,
Domweg gelukkig, standplaats: Dapperstraat.

vorm: Sonnet, met alleen meerlettergrepige woorden

© Hendrik Jan Bosman


Amsterdamse Ballade

Natuur is voor tevredenen of legen
Ik geef geen moer om dingen in die trant
U denkt misschien: Natuur? Wat is ertegen?
Maar dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Wat bungalowtjes in een reservaat
Ik blijf dan liever, cynisch en pedant
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat

Geef mij de grauwe, stedelijke wegen
Die grijsheid is mij nimmer te flagrant
Met heel mijn wezen ben ik toegenegen
De'in kaden vastgeklonken waterkant
Mij maakt het schouwspel, machtig, imposant,
Van wolkenlucht die langs de hemel gaat
Door zolderramen meesterlijk omrand,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat

Voor wie het groots Verwachten is ontstegen
Is alles veel, het minste al frappant
Vaak is wat wij van 't leven ooit verkregen
Als troeven in een goed gesloten hand:
Wij missen van zijn wond'ren elk verband
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat
Dan word ik, door hun schoonheid overmand,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat

Dit inzicht, lieve lezer, kwam tot stand
Toen ik verregend, nat tot op de draad,
Vanmorgen zwaar beschonken was gestrand,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat

vorm: Rederijkersballade

© Hendrik Jan Bosman


Amsterdamse ghazel

Natuur is voor tevredenen of legen.
En kijk wat wij natuur te noemen plegen:

Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.

Geef mij de grauwe stedelijke weg,
De waterkant, in kaden vastgeregen

De wolken nooit zo schoon dan als ze, omlijst
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.

Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verzwegen

Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.
Dit inzicht heb ik onlangs zelf verkregen

Verregend in de Dapperstraat, nog vroeg,
Maar niettemin tot jubelzang genegen.

vorm: ghazel

© Hendrik Jan Bosman


Amsterdams elftal

Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een snipper bos, een heuveltje, verpacht.

Geef mij de grauwe, stedelijke trant,
De vastgeklonken waterkant, de pracht
Van wolken, door een zolderraam omlijst.

Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen gedeisd
Tot het ze, opeens, toont als een zegen.

Domweg gelukkig, in de Dapperstraat,
Al is 't geen weer voor wie ter kapper gaat.

vorm: elftal, ook wel onzijn genoemd

© Hendrik Jan Bosman


Leve de Dapperstraat!

Enkel voor leeghoofden!
Wat is natuur nu nog?
Bos als een krantje,
Geef mij maar de stad:

Kaden en wolken zijn
Onvergelijkelijk
Blij in de Dapperstraat
(Zij het wat nat)

vorm: ollekebolleke

© Hendrik Jan Bosman

De Tweede Ronde, zomer 1997


Stadsdichter

Een dichter te Mokum sprak nukkig:
Natuur in dit land is zo ukkig!
Geef mij maar de stad
Ook al regen ik nat,
In de Dapperstraat ben ik gelukkig

vorm: Limerick

© Hendrik Jan Bosman

De Tweede Ronde, zomer 1997


Japans toerist

In de Dapperstraat
Een miezerige morgen
Domweg gelukkig

vorm: haiku

© Hendrik Jan Bosman

De Tweede Ronde, zomer 1997


Renovatie

natuur is voor tevredenen
of legen. en dan wat is
natuur nog in dit land? een

stukje bos ter grootte van
een krant een heuvel met wat
vilaatjes ertegen. geef
mij de grauwe stedelijke wegen de

in kaden vastgeklonken waterkant de
wolken nooit zo schoon dan als ze
omrand door zolderramen langs
de lucht bewegen. alles is veel voor
wie niet veel verwacht. het leven

houdt zijn wonderen ver-
borgen tot het ze opeens toont in hun
hogen staat. dit heb ik bij

mijzelven overdacht verregend op
een miezerigen morgen domweg
gelukkig in de Dapperstraat.

vorm: 'modern' vrij vers

© Hendrik Jan Bosman


Van de Dapperstraat

Natuur, natuur biedt voor tevredenen wat deining
Natuur, waarin mijn ziel slechts dit weerspiegeld ziet:
Een stukje bos, te schriel in wezen en verschijning,
Een heuveltje, omzoomd met villaas, verder niet.

Geef mij dan zelf de stad, haar eeuwige verpleining,
Het water vast omklemd door kaden waar het vliedt,
De wolken nooit zo schoon, in duizenderlei lijning,
Dan door een zolderraam, van hout en bakeliet

O, veel valt u ten deel, als gij in uw belustheid
Niet haakt naar het geheel en groot gelukkig-zijn;

Het leven houdt ons van zijn lust in onbewustheid
Doch toont die soms, als vreugd na menselijke pijn;

De Dapperstraat valt mee, en mijne zelfgerustheid
Zou, als het droger was dan nu, niet groter zijn.

vorm: Sonnet, de klanken zijn parallel aan die van 'Van de zee' door Willem Kloos

© Hendrik Jan Bosman

De Tweede Ronde, zomer 1997


Vanden Dapperstraet

In naem des Hemels laet tevreedenen of leghen
Aen hunne lust, Natuur, sich laven hen ten seghen.
Comt seg my: wat natuur ghy hier te landt noch kent?
Onmeetbaer stuxcken woud ter grootte eener prent
Bescheyden heuveltop met huysckens wat daer teghen.

Verlanghen sal ic eer de graauwe steedsche weghen
Strael my, soot u behaegh, hunn' aenblick my en teghen
Ciervol in kaeden vast gecloncken waeterkant,
Och, schooner sagmen nooyt gewolck dan went omrant
Rondom vant solderraem ten hemel langhs beweghe.

Niet weynig toont het al aan wie het al niet wagt
En niet en set syn sin op aerdschen prael en pragt.
Lang houdt onst leeven wel syn wonder werck verstoocken
Int duyster tot op eens, het oogh ons ghans ontloocken,
Staet op, in hooghen staet, des levens glans en kragt.

prince

Betoon uw ghonst myn heer dit neederig gedagt
Lancmoedighlyc van uwen dienaer u gebragt
Oorlof syn vege lyf in natten py gedoocken
En pryst hem daer hy nog door nootweer ongebroocken
Met moedt den Dapperstraet als bron van vreughde agt.

Anagramma
IACOBVS CORNELIS BLOEM
IC BAEL VROLIC OM BOSSEN

vorm: Vondeliaans Rederijkersvers, met acrostichon en afsluitend anagram

© Hendrik Jan Bosman


Amsterdamse fuik

Natuur behoort alleen tevredenen of legen
Maar zeg nu: die natuur, die zij te roemen plegen,
Wat komt men in dit land daar helemaal van tegen?
Perceeltjes bos, in maat nog niet een krant ontstegen
Een heuveltje waarlangs een groepje villa’s staat

Geef mij de grauwe, stedelijke wegen
De waterkant, in kaden vastgeregen
De wolken 't schoonst als men hun langsbewegen
Vanachter zolderramen gadeslaat

Wie niets verwacht, vindt alles zegen
Het leven houdt zijn schat verzwegen
Tot het haar plotseling verraadt

Dit dacht ik, in de regen
Maar domweg idolaat:

De Dapperstraat!

vorm: Fuik. Elke strofe telt één regel minder dan de vorige; ook de regels worden per strofe één versvoet korter

© Hendrik Jan Bosman