bijbelverzen

omdat je iets pas echt serieus neemt als je er ook om kunt lachen

Genesis 1:1

Heel het spul in
Zeven dagen
Even uit de
Grond gestampt

Logisch, dat qua
Overkapping
Holland nóg met
Lekken kampt

De Tweede Ronde, winter 1999

© Hendrik Jan Bosman


Genesis 3:6–7

Dit is waarom, zo goed en kwaad het gaat,
De mensheid steeds opnieuw weer leren moet
Dat iedereen die goed doet, goed ontmoet
En dat op kwaad met kwaad vergelden staat

Het is de vrucht, door adderengebroed
Ooit Eva en haar partner aangepraat,
De Boom der Kennis over Goed en Kwaad
De Hemel is nóg kwaad daarom. Maar goed:

Al is het misschien beter, niet te eten
Van wat de goede God als kwaad verbiedt,
Hoe had het paar dit—vraag ik—moeten weten

Wanneer het eerst niet, tot hun groot verdriet,
Wat van die Boom der Kennis had gegeten?
Die hap was goed beschouwd zo kwaad nog niet

De Tweede Ronde, winter 1997

© Hendrik Jan Bosman


Genesis 3:23–24

In Paradisum deducant angeli

De kosten vallen nauwlijks te begroten
Geen geld of goed, geen moeite is gespaard
Sinds engelen met dubbelsnijdend zwaard
De voordeur potdicht hebben afgesloten

Men wedt op zoekers, zieners en zeloten,
Op geld of God, op wel- of hemelvaart
Men tast en speurt, 't is blijkbaar heel wat waard
Om toch nog op een achterdeur te stoten

Ik kan aan zoeken nu geen tijd besteden
Een groter boodschap gaat nu even voor:
De luieremmer van de kleine Reinder

En jij komt thuis, met bruinbrood (ongesneden)
Je duwt de zware wandelwagen door
De open achterdeur en roept: ‘We zijn d'r!’

Prana, juni/juli 1997

© Hendrik Jan Bosman


Genesis 4:1–9

Boer Abel hield schapen en overig vee
Broer Kaïn dreef handel in granen
Boer Kaïn was veruit het grofst van de twee
Broer Abel was dikwijls in tranen

Boer Abel ging bidden en deed dat gedwee,
Boer Kaïn na urenlang manen
Broer Abel was vromer dan hij, en dat dee
Broer Kaïn zijn broedermin tanen

‘Broer Abel, ga mee naar de stamkroeg!’ ‘Nou, nee’
Boer Kaïn, vol nijd en vol wanen,
Boer Kaïn bezocht toen alleen het café:
Broer Abel was zand aan het kanen

‘Met hoeden van broeders verdient men geen brood,
Ik heb er als graanboer een broertje aan dood!’

De Tweede Ronde, lente 2005

© Hendrik Jan Bosman


Genesis 6:17–20

Dreigende watersnood!
Geen reserveringen,
Enkel wat beesten
Gaan mee op de trip

Mensen gaan volgens het
Dierenbevrijdingsfront
Niet in de ark en dus
Mooi in het schip

De Tweede Ronde, herfst 1996

© Hendrik Jan Bosman


Genesis 7:18–20

Reisbureau ‘East of Eden’

Niets kan aan de Costa tippen,
Maar ik twijfel als ik hoor
Dat er regenvlagen gieren
Zoek dan nog maar even door

Wintersport loopt op de klippen,
Van de zon ook daar geen spoor?
Zijn de pistes er rivieren?
Zoek dan nog maar even door

Zou de zon mij toch ontglippen?
Nepal dan? zo stel ik voor
Hoe bedoelt u, `langs plankieren'?
Zoek dan nog maar even door

't Water stijgt me tot de lippen,
Maar een cruise-schip vol met dieren...?
Nee, zoek toch maar
                                              bloeb
                                                            blub
                                                                        blob

© Hendrik Jan Bosman


Genesis 7:23

In memoriam Kees Stip

Met made, muis en leeuw, met ocelot
Met kaasmijt, paalworm, schram en nat konijn
Met mophond, roerdomp, mus en hermelijn
Met graafwesp, os en otter, mees en mot

Met ever, eenhoorn, pad, kalkoen en sprot
Met gors en gekko, duizendpoot en zwijn
Gered in deze ark. Dat is dan fijn
Toch schil ik nog veel appeltjes met God

De willekeur, het toeval zit mij hoog
Waarmee Hij zijn selecties pleegt te maken
De overigen doodleuk laat vergaan

Door duister raadsbesluit zit ik hier droog
Als advocaat voor hun verdrinkingszaken
In case na case stip ik het onrecht aan

De Tweede Ronde, herfst 2001

© Hendrik Jan Bosman


Genesis 11:1–9 (1)

De jury bepaalde maar moeilijk haar keus
De inzenders bleken te scoren
Met grootse ontwerpen, gewaagd, ambitieus
En één ding stond vast: het gebouw werd een reus
Van minimaal één hoge toren

De slag die de stad was bedeeld, desastreus,
(Een aards paradijs ging verloren)
Vereiste een teken, een statement, een leus
Men móést na een noodlot zo wreed en onheus
Een ‘we will prevail!’ laten horen

(Of ‘alles sal reg kom’, of ‘leve de geus’,
‘Gott mit uns’ scanderende koren;
Het ‘je maintiendrai’ was bij velen fameus,
Ook ‘no pasaran’ maakte niemand nerveus:
Men had nog één taal in de oren)

Welnu, het symbool werd een bouwwerk, joyeus,
Het winnend ontwerp was beschoren
Om trots te verrijzen, geweldig, pompeus,
Teneinde tot slot zich bij God voor Zijn neus
Tot ver in de hemel te boren

Maar jammer genoeg bleek de winnaar een kneus,
Zijn cijferwerk fors te ontsporen:
Die hemel bleek verder dan, nogal flatteus,
Begroot was. De voortgang werd zeer dubieus,
Tot schade van alle sponsoren

Moraal:
Een megaproject van een al te trots volk
Leidt zelden tot meer dan wat winst voor een tolk

De Tweede Ronde, lente 2003

© Hendrik Jan Bosman


Genesis 11:1–9 (2)

Het stadsbestuur was laaiend enthousiast
Het moest het derde wereldwonder worden
Toeristen zouden Babel doen in horden
De torenbouw leek alleszins gepast

Al snel werd men door tegenslag verrast
Daar alle plannen in de knop verdorden
Door onbegrip en taalstrijd. Allen morden,
Maar geen die het begreep. De bouw liep vast

Dit voorval schoot mij laatst weer eens te binnen
Toen ik mij in het weidse Franse land
Wat ophield bij de grote kathedralen:

Gebouwen die de eeuwen overwinnen
Met in hun vol toeristenrestaurant
Een Babylonisch koeterwaals van talen

De Tweede Ronde, lente 1997

© Hendrik Jan Bosman


Genesis 14

Bera van Sodom en Sinab van Adma,
Semeber van Seboïm (wie kent ze niet?),
Birsa (Gomorra) en dan die van Bela
(Geen mens kent zijn naam meer), vijf stukken verdriet,

Trokken ten strijde, met Kedorlaomer
(U weet wel, van Elam), en Tidal (Goïm),
Arjoch van Ellasar, Amrafel (Sinear),
Vier vorsten sterk, als het andere team

Verder geen punt, hoor, want ieder zijn hobby
En ‘leef en laat leven,’ zo zeg ik altijd
Maar dít partijtje gaf nogal wat overlast,
Zo ben ik allerlei spulletjes kwijt:

Voedsel gestolen, het grasveld vertrappeld,
En niet te vergeten mijn goede neef Lot:
Zomaar ontvoerd, samen met zijn gezinnetje,
Daarbij ging ook nog zijn tuinhek kapot

Moeder die zei al: ‘Dat heb je met koningen,
Breng ze bijeen en ze gaan weer tekeer
Geef mij er één, die dan troont in de hemelen!’
Gek was ze niet, nee, dat zie je maar weer  

De Tweede Ronde, herfst 2007 

© Hendrik Jan Bosman


Genesis 30:1–22

Onhandig idee, om twee vrouwen te huwen!
Dat geeft me een afgunst, een trekken en duwen...
Zie Rachel en Leah, het is om te gruwen,
Om aanzien te winnen geen maatregel schuwen:

Zo pogen ze steeds, soms al lang van tevoren,
Met listen en lagen mijn bijslaap te scoren
Die kan mij inmiddels maar matig bekoren
Al worden zo wel weer veel zonen geboren

Ik kom als moraal tot de volgende notie:
De Afgunst verloedert de deugd en devotie
Maar als ik haar eindresultaat in het groot zie
Dan blijkt zij een zeer productieve emotie

Ze maakt mij een aartsvader, machtig als geen
(Al sliep ik nog graag eens een nachtje alleen)

De Tweede Ronde, lente 2000

© Hendrik Jan Bosman


Genesis 38:9

Het moet eens ex cathedra afgekondigd
Dat Onan achteraf gezien onheus
Van onaneren blijkt te zijn beschuldigd

Hij heeft zich slechts, uit eigen vrije keus,
Als hij De Daad deed, niet vermenigvuldigd
Door 't buitengaats verspillen van zijn zaad

Geen rukker dus. Maar wie principes huldigt
Als ‘ieder jaar een kind’, wordt toch nog kwaad
En houdt stug vol dat Onan heeft gezondigd

Zo eist de paus: ‘Alwie de kerk in komt
Blijft binnen tot het zingen is verstomd!’

De Tweede Ronde, winter 2005 

© Hendrik Jan Bosman


Genesis 39:11-20

Er was eens een slaaf die zijn meester trouw diende:
De dame des huizes die lustte hem wel
Maar hij bleef een heer. Dus de tochtige griende
Beledigd haar slaaf naar een vochtige cel

Soms dacht hij daar toch: Waarom ging ik niet plat?
Dan had ik tenminste mijn jas nog gehad... 

De Tweede Ronde, winter 2005 

© Hendrik Jan Bosman


Exodus 3:17

Gênante vertoning! Ziehier de bekroning
Van veertig jaar rondtrekken zonder verschoning
Beloofd als beloning: een land ter bewoning
Van melk en van honing, van koren en most

Maar ook van Chiwwieten, van veel Perizzieten,
Alsmede het land van de Kanaänieten
Er zijn Amorieten, het telt Jebusieten
En geef de Hethieten daar maar eens de kost!

Beloften des Heren zijn zeer te waarderen
Maar nu gaat Zijn gulheid ons compromitteren
Hij wil gloriëren met andermans veren
Hij wil crediteren op andermans post...

De Tweede Ronde, herfst 1998

© Hendrik Jan Bosman


Exodus 20:17

Mijns naasten vrouw begeren? Het idee!
Ik héb een lief en taal niet naar de zijne
Mijns naasten huis? Wat moet ik daar nu mee?
Dat is toch net zo'n huurflat als de mijne?

Mijns naasten knecht of dienstmaagd, of zijn vee?
Ik hoef ze niet, zijn werkster, zijn konijnen,
Noch iets dat van mijn naaste is, welnee!
Ik ben een deugdzaam mens, in grote lijnen

Ik hecht niet zo aan stoffelijke zaken
Ik geef geen cent voor geldelijk gewin
't Is meer zijn gulle lach die mij kan raken,

Zijn sympathiek gedrag, zijn blije zin,
De goede vrienden, die hij wél kan maken:
Ja, dáárom pest ik hem zijn graf nog in!

Uit: Elf Geboden, Dordrecht 2004

© Hendrik Jan Bosman



Exodus 32:19

De stammen Isrels, alle twaalf
Vervielen eens tot zware zonde
Aäron vond dat wel wat boud

Hij riep zijn broer, die juist die stonde
Weer terug kwam van een oponthoud:
‘Het gaat niet goed, Moos! Blijf maar boven,

Ze buigen voor een kalf van goud!’
‘Voor wat?’ Hij kon het niet geloven
‘Zeg, ben je doof? Een gou-den kaaalf!!’

‘Nu breekt mijn klomp’ sprak Moos verwonderd
‘Daar zijn die tafels op gedonderd’

De Tweede Ronde, winter 1995

© Hendrik Jan Bosman


Deuteronomium

De exegeten hebben zich gewroken
Ruimdenkend zijn ze aan de slag gegaan
Een star conservatisme te bestoken
Bevrijdend van gezag en godsdienstwaan

Een koevoet, het `historische verstaan'
Leek in dogmatisch Schriftberoep gestoken
En ieder vroom bedrog of boos vermaan
Tot op de grond toe is het afgebroken

Aan ruimte geen gebrek nu meer, akkoord
Lucht gaf het zeker ook, al moet nu blijken:
Soms is men ook weer aan wat vulling toe

Toen was het nodig, maar vertel me hoe
Recent naar God en Bijbel valt te kijken
Ach, kwam maar weer een Mozes aan het woord!

19/9/96, voor Eep

© Hendrik Jan Bosman


Deuteronomium

Die bonte bundel wetten, veelbesproken,
Redactioneel complex in zijn ontstaan,
Eén boek nochtans, is in structuur gestoken
Bij juist gebruik toont onderzoek dat aan

Een exegeet die, met het Woord begaan,
Linguistisch streng de tekst is ingedoken
En ook op macro-syntax acht wil slaan
Treft één vertelling, vrijwel ongebroken

Aan geen Von Rad of Wellhausen gestoord
Laat zo de Schrift haar eigen waarde blijken,
Spreekt ons in Mozes' Lied verrassend toe

Torah, maar dan gezongen. Ziet u hoe
Rechtschapen exegese kan verrijken
Als eerst de bron, de taal, wordt aangeboord 

19/9/96, voor Eep 

© Hendrik Jan Bosman

 

Deuteronomium

Dat dit de woorden zijn die zijn gesproken
Rond Paran en Tofeel bij de Jordaan,
Eén toespraak door één grijsaard afgestoken,
Blijkt veler spijt ten spijt een vrome waan

Een boek als dit valt enkel te verstaan,
Leert ons de exegese, als gebroken
Een vrucht van generaties, langzaamaan
Tot deze vorm door veel debat ontloken

Aan dit debat nu danken wij het Woord
Langs deze weg, dit keer op keer herijken
Staat het ook ons in die discussie toe

Te denken, spreken, te ontdekken hoe
Rond de Jordaan gesproken tekst kan lijken
Als gister op de Bloemgracht nog gehoord

19/9/96, voor Eep

© Hendrik Jan Bosman


Deuteronomium 5:7–10

‘Je mag naast mij niet naar een ander kijken
Want Ik, jouw God, ben een jaloerse god
Wie mij niet trouw is, zal ik mores leren!’

Jawel, een weinig tolerant gebod
Maar kunt u van úw liefdes echt beweren
Dat geen jaloersheid ooit heeft meegespeeld?

Geen mens kan medeminnaars echt waarderen
En als wij zijn geschapen naar zijn beeld
Is hij ook vast wel wat op ons gaan lijken

Bedenk dus als zijn nijd u heeft gegriefd:
Ook hij is maar een mens, en smoorverliefd

Uit: Elf Geboden, Dordrecht 2004

© Hendrik Jan Bosman

 

Jozua 6:20

De hoorzitting loopt nog. Het kan even duren
Alvorens wat licht in het onderzoek daagt
De aannemer, leverancier van de muren,
Is gisteren meer dan een uur ondervraagd

Betonrot of vocht kan ons hebben geplaagd
Of geveltoerisme, gepleegd op de wallen
(Recent nog), heeft denkbaar het stucwerk belaagd
Dat leidt wel eens vaker tot schadegevallen

De rol van een actiegroep die met zijn allen
Een week lang betoogde, wordt ook onderzocht
Zo'n manifestatie waar luidsprekers schallen
Kan heel goed het metselwerk hebben verspocht

Een raadsel. Maar Jericho, wil ons geloven:
De onderste steen van die stadsmuur komt boven!

De Tweede Ronde, lente 1997

© Hendrik Jan Bosman


Richteren 21:25

Het is me toch een tijd! Wat U, meneer?
Men doet gewoon maar wat men niet kan laten
Dat krijg je met zo'n rommelig beheer
Een beetje meer gezag zou hier wel baten

Want neem nu, kom, hoe heet 'ie ook al weer,
Die Gideon, die zou laatst met zijn maten
Het wel eens klaren. Ach, dat ging tekeer,
Met kruiken, vuur en toeters door de straten!

Hij had ook zoons, wel zeventig of meer
Nu vraag ik u! Het waren psychopaten:
Een eerste trok met bijl en blok van leer,
Een ander bleek met struik en boom te praten

En Ehud, ook bepaald geen man van eer
Hij placht zich op te dringen in privaten
Van welgestelde lieden, en zijn speer
Of zwaard te planten in wie daar dan zaten

Dan Jefta: ik moet zeggen, ik waardeer
Zijn inzet, maar betreur de resultaten:
Te veelbelovend. In familiesfeer
Was dochterlief vooral in alle staten

En kent U Simson nog? Die geile beer,
Zo ongeschoren, driftig en verwaten,
Die baardaap met zijn grof geschuinsmarcheer,
Zijn lief Delila en zijn honingraten!

Die Godgeroepen richters: 't spijt me zeer
U heeft, zo hoop ik, nu wel in de gaten
Dat ik een monarchie toch prefereer
De koning leve! Weg met theocraten! 

De Tweede Ronde, herfst 2007 

© Hendrik Jan Bosman

 

I Samuel 25:37–38

Nabal – u kent hem wel:
Man van Abigaïl,
Hartlijdend herenboer,
Heel explosief –

Nabal ontplofte. De
Opportunistische
David nam schielijk zijn
Eega voor lief

De Tweede Ronde, lente 2005

© Hendrik Jan Bosman


II Samuel 11:13

I
Mijn slaapmat is wat dun, de nacht is koud
De andere soldaten slapen vast
Maar ik lig wakker om de dag van morgen

En om vandaag: bij David zelf te gast!
Hij heeft zijn achting niet voor mij verborgen
Mijn koning en mijn heer, hij schat mij hoog

Zo hoog zelfs, dat hij mij beval te zorgen
Dat ik vooraan loop morgen. Pijl en boog
Zal ik weerstaan, omdat hij mij vertrouwt

En overmorgen zal mij binnenhalen
Mijn Bathseba, mijn lief, wat zal ze stralen!

II
Hij denkt beslist dat ik het nog niet weet
Was mij vandaag bijzonder goed gezind
En noemde mij de trots van zijn bewind
Het was gênant, zo veel hij voor me deed

Wat denkt hij wel van mij? Ik ben niet blind
Ik ken mijn lief, haar blik, haar stem, haar zweet
Hij denkt het te verbergen, maar vergeet
Dat heel haar lijf me toeroept van hun kind

Ik zal niet bij haar slapen meer vannacht
Ik kan het niet, noch uitleggen waarom
Ze wordt door hem al veel te zwaar gekweld

Wat kan ze doen? Hij wil haar. Hij heeft macht
Ik zeg maar niets, vertrek met stille trom
En maak haar morgen weduw van een held

De Tweede Ronde, herfst 2007 

© Hendrik Jan Bosman


I Koningen 3–11

Hij stond bekend als buitensporig wijs
Een vorst die met veel inzicht kon regeren
Maar ook berucht om tempel en paleis
Gevuld met parels, goud en pauwenveren
Dat moet men als onmatigheid waarderen
Ik blijf toch wel graag trouw aan common sense
Want wat ze ook van Salomo beweren,
Een koning blijft tenslotte toch een mens

Zo stelde hij bekendheid zeer op prijs
Die zocht hij in vakkundig arbitreren
Maar maakte 't in zijn zucht naar roem wel grijs:
Hij zou zowaar een kind gaan decouperen...
Het liep goed af, zoals de Schriften leren
Maar stel, men had gedaan naar 's konings wens
Dat had zijn wijs- in dwaasheid doen verkeren
Een koning blijft tenslotte toch een mens

De koningin van Sheba ging op reis
Om Salomo's succes te inspecteren
Zij werd onthaald op massa's drank en spijs
En overdaad, gericht op imponeren
De vorst mocht mooie dames graag charmeren
Hij zou zich dra, voorbij aan elke grens,
Met duizend echtgenotes engageren
Een koning blijft tenslotte toch een mens

Onmatigheid, o mens, kan corrumperen
Zelfs ik vertoon die gulzige tendens
Nu ik dit lange vers wil publiceren
Een dichter blijft tenslotte toch een mens 

De Tweede Ronde, herfst 2007

© Hendrik Jan Bosman


Esther 1–10

‘Striptease! Dans, mijn mooie Vasti!’ roept de gastheer-echtgenoot.
Op haar 'Nooit!' moet Ahasveros lelijk met de billen bloot.

Fluks gescheiden zoekt de koning spoorslags naar een nieuwe bruid;
Om haar ..., nu, haar kwaliteiten kiest hij ene Esther uit.

Maar al is zijn joodse bruidje dan een plaatje van een meid,
Hij kan aan dit schilderijtje niet zo heel veel wellust kwijt.

Kuis en zedig blijkt het meisje, deugdzaam, wars van zijn gegraai,
Daarbij ook nog nepotistisch jegens oomlief Mordechai.

Onder druk van Oom en Esther krijgt hij van zijn scheiding spijt:
Vasti’s brave copuleren gaf tenminste vastigheid.

Maar het is te laat, want Vasti is al weg uit dit verhaal
Hem rest slechts het overdenken van zijn misstap.

De Moraal:
Wie geleid door lustbeleving haakt naar vrouwen zonder toom
Blijft tenslotte hoogstwaarschijnlijk zitten met een ouwe oom.

De Tweede Ronde, maar waar ook weer?

© Hendrik Jan Bosman


Psalm 23

De Heer is mijn herder
Mij zal niets ontbreken
Dat blijf ik beweren

Al mist ieder teken
Al moet ik verkeren
In duistere dalen

Van twijfel, al deren
Mij wanhoopsverhalen,
Met U moet ik verder

Want zie, mij vertroosten Uw stok en Uw staf:
Misschien zijt ook Gij kreupel, bang en bekaf

© Hendrik Jan Bosman


Jesaja 40:1–11 (1)

Eschaton

Het is zo ver: in onze ballingschap
Ervaren wij de roep om uit te trekken
Net als weleer, maar anders, nieuw: Wie strekken
De slappe benen en gaan straks op stap?

Rijm is de stem die ons tracht op te wekken
In metrum en syntaxis gecodeerd
Komt een gestalte nader. Wie probeert
Langs hem de weg naar huis weer te ontdekken?

En kijk: hij is er. Kwetsbaar, dienstbaar, leert
Een beeld, een aantal woorden, ons te leven,
Noodt ons tot volgen. Wie weet zich gedreven
En tot zijn nageslacht getransformeerd?
...
Een stem die roept, jou roept. Geen tekst gebleven
Maar in het hart van jou die leest geschreven

2002, voor Henk Leene

© Hendrik Jan Bosman


Jesaja 40:1–11 (2)

 Eschaton

Here is the time, and in the midst of our
Exilic life we sense the call to leave,
New, nothing like what we have heard before.
Does anyone possess the strength to go?

Rhyme is the voice that tries to wake us up:
In metre and in syntax we surmise
Keys of a code, a figure drawing near.
Let us observe: Who'll travel home through him?

Ere long, see: he is here. A servant, weak,
Evoked as image, word, is teaching life.
Now who will follow? Who will be inspired,
Evolved into his offspring and his kin?
...
Escaped from text, a voice is calling out,
Marked, written in the heart of you who reads. 

 2002, voor Henk Leene 

© Hendrik Jan Bosman

 

Ezechiël 1

Ik zag, en zie: een stormwind uit het noorden
Een zware wolk met daarin vuur en glans
En daarin iets—hoe falen hier de woorden—
Dat op metaal gelijkt, het blinkt althans

Vier, tsja, personen staan nu in de lichten
Nu ja, personen: met wat vleugels dan
Hun hoeven zijn van koper. Hun gezichten:
Ik tel er vier per leeuw/rund/arend/man

Vier wielen draaien langzaamaan hun rondje
Daarin meer wielen, die vol ogen staan
En heen en weer, zo volgzaam als een hondje,
Rolt ieder wiel achter zo'n wezen aan

Een indrukwekkend schouwspel, beste vrinden,
Maar wat mijn therapeut er van zal vinden? 

De Tweede Ronde, lente 1999

© Hendrik Jan Bosman


Daniël 4:29–33

‘Dit is het Babylon
—Groots in zijn torenbouw,
Prachtige tuinen—
Dat ik heb gebouwd!’

Famous last words, die de
Megalomanische
Nebukadnezar
Nog altijd herkauwt 

De Tweede Ronde, lente 2003

© Hendrik Jan Bosman


Daniël 5:5

‘Mene, tekel’:
Op de muren
Is een spookhand
Aan de gang,

Schrijft iets ronduit
Onontwarbaars
Zonde van het
Nieuw behang!

De Tweede Ronde, 2003

© Hendrik Jan Bosman


Jona 2:17

Nu goed, men laat mij hier tenminste slapen
Door opdrachtgevers word ik niet belaagd
Daar zit ik veel te diep voor weggedoken

Maar verder is het allerminst geslaagd
De ruimte is benauwd en klein, verstoken
Van elke vorm van luxe of gemak

En dan heb ik u nog niet eens gesproken
Van vocht en vislucht, van de kouwe prak
(Steeds vis) die men hier bij elkaar moet schrapen

Geloof me dat hotel ‘De Wallevis’
Nu niet bepaald 't gemeste kalf is

De Tweede Ronde, herfst 1999

© Hendrik Jan Bosman


Jona 4:11 (NBG '51)

Mij was gevraagd streng toe te spreken
In 't decadente Ninevé
Zo'n 120.000 mensen
Benevens veel vee

Als eersten —eenmaal neergestreken
Na lange reizen over zee—
Bewerkte ik er de forensen
Benevens veel vee

Ik had succes met deze preken
Het volk bekeerde zich gedwee
Gaf mij gehoor op al mijn wensen
Benevens veel vee

Het is van korte duur gebleken
Veel drank verdwijnt weer in hun pensen
Benevens veel vee

De Tweede Ronde, lente 2001

© Hendrik Jan Bosman


Spreuken 6:6–8

Gij luiaard, ga toch tot de mier
Aanschouw haar wegen en word wijs
Geen leidsman heeft dit nijver dier
En toch verzamelt zij haar spijs

Des zomers, lang voor sneeuw en ijs
Bereidt zij voor de winter brood,
Voorkomt aldus, tot elke prijs,
Met vlijt een wisse hongerdood

Al is haar lot ook hard en snood
De mier aanvaardt het allemaal
En werkt zich dood, ternauwernood
Een maand of zeven lang.

Moraal:
Stel toch op ijver niet uw eer
Ge valt er al te snel bij neer

voor Ferenc, 3/11/95

© Hendrik Jan Bosman


Prediker 1:2–3

Alles waar ik
Mij mee aftob,
Waarmee ik mijn
Dagen vul:

IJdelheid, of
Eigentijdser:
cat /dev/zero
> /dev/null

© Hendrik Jan Bosman


Mattheus 2:13–15

 Vervolging en staatsterreur dreven
Het jonge gezin uit het land
Ze zochten hun heil in Egypte

Dat lukte ook werkelijk, want
Men had in dat land geen verknipte
Asielwet, geen uitzetbeleid

Ik denk dat een engel hen tipte
In óns land, dat lijkt me een feit,
Was Jezus vast naamloos gebleven

En kwijnde de Heiland in spe
Nu weg in een vol AZC 

De Tweede Ronde, zomer 2006 

© Hendrik Jan Bosman


Mattheus 7:6

Maar goed, verplaats je ook eens even in zo'n zwijn:
Heeft jarenlang alleen maar varkensvoer gegeten
Totdat zijn trog, tot zijn intense chaggerijn
Met louter parels volgegoten blijkt te zijn
Wat moet het anders dan ze grommend op te vreten?

De Tweede Ronde, zomer 1995

© Hendrik Jan Bosman


Mattheus 14:13–21

De kranten kopten vet: ‘Nog nooit vertoond!
Rabbijn voedt volk: twee vissen en vijf broden!’
Zo'n service wordt maar zelden aangeboden
En nimmer met zo'n bodemprijs beloond

De rabbi werd op schrift met lof gekroond
Maar zijn non-profit lenigen van noden
Bleek achteraf verzoeken van de goden
Het zakenleven heeft hem weggehoond

Zijn preken waren mooi, dat ging nog net:
'Wanneer uw kind u vraagt om brood of vissen,
Dan geeft u het toch ook geen steen of slang?'

Maar nu dat woord een daad werd, was men bang
Als middenstand veel omzet te gaan missen
Er moest maar snel een kruis doorheen gezet

De Tweede Ronde, winter 2001

© Hendrik Jan Bosman


Mattheus 14:25

Een dominee, een priester, een rabbijn
Met hengels aan het meer van G. gezeten
Genoten van het weer. De vissen beten
Er moest alleen nog wat te drinken zijn

De rebbe stond dus op, liep over 't water,
Kocht aan de overkant een flesje wijn
Om na een poos en zonder centje pijn
Geïmiteerd te worden door de pater

Toen zou de dominee wat halen gaan
Hij haalde een nat pak en sloeg een flater
De priester vroeg de rebbe met geschater:
‘Zal ik hem zeggen waar de paaltjes staan?’

Jesjoe bar-Josef (net als zijn sandaaltjes
zeer droog) sprak: ‘Hoe bedoel je? Welke paaltjes?’

De Tweede Ronde, lente 1999

© Hendrik Jan Bosman


Mattheus 14:28–31

Dat dat dus kan: niet in de diepte zakken
Al mist je voet ook elke vaste grond
Al dreigt de wanhoop je omlaag te sleuren;

Dat dat dus kan: een afgrond spert zijn mond
Maar jij blijft staan, al kan dat niet gebeuren
Al loop je op een flinterdun membraan;

Dat dat je draagt, al moet het haast wel scheuren
Alleen omdat, net als het fout zal gaan
Een uitgestoken hand je vast wil pakken;

Dat is een groter wonder, lijkt me zo
Dan 60 kilo mens op H2O

© Hendrik Jan Bosman


Markus 8:29–31

‘Zoon des Almachtigen?
Alfa en Omega?
Koning der Wereld?
Een gotspe is dit!

Ondanks die titels (een
Tofelemonenstreek!)
Voel Ik me meer een
Gesjochtene Jid’

De Tweede Ronde, winter 2000

© Hendrik Jan Bosman


Markus 10:25

Een tip voor wie rijk is en vreselijk baalt
Dat rijkdom uw kans op 't hiernamaals verschraalt:

Uw bonzaiboom-kweker, wel heel diep gedaald,
Verschaft u een dier, tot maat ‘mini’ geschaald;

Uw plastisch chirurg, die om ethos niet maalt,
Snijdt weg wat nog uitsteekt en schuurt, schaaft en straalt;

Uw fiscus-geleerden, in fraude gestaald,
Vergroten het gat zoals ú dat bepaalt;

U huurt een dompteur die nog nooit heeft gefaald,
Ziehier hoe u toch nog de hemel behaalt:

Kamelen gaan bést door het oog van een naald,
Zolang u maar geld heeft—liefst zwart—en betaalt!

De Tweede Ronde, herfst 1999

© Hendrik Jan Bosman


Johannes 1:1

Jij ouwe brombeer uit voorbije tijd
Je zit weer op je praatstoel. Je verhalen,
Week in week uit, zijn mij al lang bekend

Ik mag graag met je spotten, en wat smalen
Op hoe passé en primitief je bent
Om zo bij lachers wat succes te boeken

Jij onverstaanbaar mopperende vent
Ik blijf je week na week opnieuw bezoeken
Ik wil je van mijn leven nog niet kwijt

Te vaak gebeurt het dat ik naar je kijk
En denk: Verrek, die ouwe heeft gelijk!

© Hendrik Jan Bosman


Johannes 1:14

De atheïst keek smalend op en snoof,
Met een gezicht of hij me wou scalperen:
‘Wat hoor ik daar? Zeg jij daar: “Ik geloof”?
Daar zou ik me toch wel wat voor gêneren.
Kijk, ik heb ook gebedjes moeten leren
Maar als je opgroeit, snap je: dit is dwaas!
Jij hebt toch ook de Sint af moeten zweren?
En God is net zo echt als Sinterklaas!’

Ik keek de man –ik denk een filosoof–
Verbijsterd aan en zei: ‘Wil jij beweren
Dat er geen Sint is? Ben je blind en doof?
Wie zie je ieder jaar dan paraderen?
Hoor je geen kinderzang in hoger sferen?
Zie je de pakjes niet, het speculaas?
Dat er een Sint is, kan geen mens negeren
En God is net zo echt als Sinterklaas

En nee, er zit in mijn verstand geen kloof
Ook ik weet van gehuurde baard en kleren
Maar Sint is niet gevallen. Hij verschoof:
Wij zelf zijn Sint, als wij op rijm trakteren,
Een schoenvol aandacht aan elkaar spenderen
Dat heilig spel maakt ons tot Pieterbaas
Sint is er, omdat wij hem incarneren
En God is net zo, echt! Als Sinterklaas:

Zijn Woord werd vlees, kwam onder ons verkeren
Dus beste makker, staak je wild geraas
Mij zul je niet tot ongeloof bekeren
Want God is net zo echt als Sinterklaas!’

© Hendrik Jan Bosman


Johannes 2:1–11

I
De bruiloft duurde al een avond lang
De gasten dansten, schransten; klonken, dronken
En riepen met een dikke tong om meer

Maar zie: de voorraad was tot nul geslonken
De wijn was op en zou, als niet een heer
Een wonder had verricht, op zijn gebleven

Het voorval bracht een uitgelaten sfeer
En menig zatte gast riep: ‘Wacht maar even,
Dat kan ik ook!’, om met onvaste gang

Een boom te zoeken en, zowaar, wat later
De wijn weer te veranderen in water

De Tweede Ronde, winter 1999

© Hendrik Jan Bosman


II
De Zoon van God, Messias, Vredesvorst,
Op aarde om—‘Wie mij ziet, ziet de Vader’—
Diens wil en wezen eens en voor altijd

Te openbaren, treedt nu plechtig nader,
Tot ouverture van zijn werk bereid
Zijn eerste daad, het alles zeggend teken

En zie: Hij levert geen diepzinnigheid,
Geen politieke of morele preken,
Maar redt een bruiloft van te vroege dorst

Zo toont Hij zonneklaar de aard van 't beestje:
God heeft het leven ooit bedoeld als feestje.

© Hendrik Jan Bosman


Johannes 6:19

Wat? Een boete?
Maar agent toch!
Lopen mag hier,
Bent u zot?

Op het meer van
Galilea
Geldt toch slechts een
Zwémverbod?

De Tweede Ronde, lente 1999

© Hendrik Jan Bosman


Handelingen 5:1–11

Hoe is het voorbeeld van de man uit Myra
In kooplust en verlanglijst opgegaan:
Weer dwong men hem de Intertoys te spekken
De hebzucht woekert voort in ons bestaan

Van links tot rechts, van CDA tot IRA,
Waar wordt nog aan beginselen gedaan?
Voor geld blijkt elk principe op te rekken,
De hebzucht woekert voort in ons bestaan

Het ging om mark en gulden, franc en lira
Nu dan de euro, maar dat helpt geen spaan
Want in mijn laatste vers zult u ontdekken:
De hebzucht woekert voort in ons bestaan

Het lot van Ananias en Sapphira,
Wie kent dat nog? Wie kan er les uit trekken?
De hebzucht woekert voort in ons bestaan...

De Tweede Ronde, winter 2001

© Hendrik Jan Bosman


I Korinthiërs 7:7a

Het staat er onomwonden: ‘Ik zou willen
Dat alle mensen waren zoals ik’
U vindt dat ongetwijfeld om te gillen,
De meesten vinden Paulus maar een frik

Goed lezen zou uw boosheid zeker stillen
Maar u vindt dat niet nodig en denkt: ‘Stik,
Het staat er, onomwonden: Ik zou willen
Dat alle mensen waren zoals ik!’

Ik zal er zelf maar niet te zwaar aan tillen
Het is niet goed voor maag en rikketik
Mijn tijd nog aan uw woede te verspillen
En ik zou willen (maak u toch niet dik!),
Dat alle mensen waren zoals ik 

De Tweede Ronde, lente 2003

© Hendrik Jan Bosman


I Korinthiërs 7:9

‘Trouwen is beter dan branden,
Lust is een woekerend kwaad’
Priesters in allerlei landen
Geven die dringende raad

Toch moet hun offensief stranden:
Zelfs al bezweert zo’n prelaat
‘Trouwen is beter dan branden’,
Lust is een woekerend kwaad

Hokkers in zondige panden
Is niet wat werkelijk schaadt
Wel die door streng celibaat
ál te graag zegenende handen
Trouwen is beter dan branden... 

De Tweede Ronde, winter 2005 

© Hendrik Jan Bosman

 

Openbaring 1:9

De boottocht was qua reiscomfort al niks
Het welkom kil, de kamer bleek een grot
De service was er zonder meer schandalig

Veel onweer, herrie, ongedierte, mot
De hinderwetten schond men er grootschalig
Geen ruiter hield zich aan het reglement

Maar ik (Johannes) vond het eiland zalig,
Voor wie het zien wil, vol amusement
Ik zag het daar, en hoe. I got my kicks.

En dus volhard ik hier in mijn verklaring:
Die trip op Patmos was een Openbaring

De Tweede Ronde, winter 1996

© Hendrik Jan Bosman


NaSchrift

Aan allen die ik goed deed dan wel griefde
Geef ik volmondig toe: Jawel, ik spot
In heel wat versjes met die oude Bijbel

Bij al mijn grappen op het Woord van God
Denkt u: ‘Een atheïst, belust op heibel,
Zo'n beeldenstormer anno nu. Hij biedt

Slechts smoezen voor zijn zondagse gespijbel’
Maar dan begrijpt u de essentie niet
Men plaagt niet steeds uit afkeer, ook uit liefde

Mijn oude vriend: ik ben er zeker van
Dat jij heel goed tegen een geintje kan

© Hendrik Jan Bosman


Bij het verschijnen van de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV)

september 2004


Genesis 1:2

Dat was me schrikken, zeg!
Ligt er nu duisternis
‘Over de overvloed’?
Wat een verschil!

Maar uit de grondtekst blijkt
Ontegenzeggelijk:
Koningin Beatrix
Moet aan een bril

© Hendrik Jan Bosman

De Tweede Ronde, winter 2004
(bij de presentatie van de NBV las hare Majesteit per abuis 'overvloed' in plaats van  'oervloed')


Prediker 1:2

Voor de hofpredikers. Op de wijze van Drie Oude Ottertjes.

Een psalm.

"Die NBV verkoopt natuurlijk grif,
Zij leest zo vlot als haar reclameborden
Maar deert het Jan Modaal dan echt geen spaan
Dat 'ijdelheid' tot 'leegte' is verworden?

Ons draait de maag om, en het middenrif!
Kijk, 'zonen Israëls' die niet meer 'morden',
Vooruit dan, soit. Maar hoe kan het bestaan
Dat 'ijdelheid' tot 'leegte' is verworden?

En ons is niets gevraagd, nee. Maar what if...
Wij telden niet, bij die vertalershorden
Zo kwam er óntaal, zo is het gegaan
Dat ‘ijdelheid’ tot ‘leegte’ is verworden"

(Zo spuien zij hun alsem en hun gif
En zo ook tonen zij de facto aan
Dat ijdelheid tot leegte is verworden)

© Hendrik Jan Bosman

De Tweede Ronde, winter 2004
(In reactie op kritiek op de NBV door Huub Oosterhuis, Karel Deurloo en Nico ter Linde)


Alle dingen nieuw

U zegt: ‘Ik heb de Statenbijbel lief,
Neem mij mijn talig monument niet af!’
Ach, wilt u een vitrine, een archief
Zo onbeweeglijk als des Zwijgers graf?
Al breekt u over dogma's graag de staf
En noemt u zich verlicht en atheïst,
De kérk moet van u stilstaan, star en straf
Opdat u weet dat u zich niet vergist
Daarom, mijnheer, noem ik u fundamentalist

© Hendrik Jan Bosman

De Tweede Ronde, winter 2004
(in reactie op kritiek op de NBV door o.a. Maarten 't Hart  en Jan Wolkers)


Prachtuitgave

Zo'n prachtcassette! Die vergulde banden
Met uiteraard de prenten van Doré
De ware boekengek zal watertanden:
Dat was bij Dante al zo'n goed idee

Pathetisch woelen golven, woeden branden
En kronkelen er lijven. Wat een pre,
Zo'n prachtcassette, die vergulde banden
Met uiteraard de prenten van Doré!

Een kind kan inzien, met dit boek in handen
Dat voor de frisheid van de NBV,
Zo wars van romantiek en vals cliché,
Je vlug in juiste sferen zult belanden
Met – uiteraard – de prenten van... eh... hé!

© Hendrik Jan Bosman

De Tweede Ronde, winter 2004
(op de luxe uitgave van de NBV)


Varia

Judasevangelie 

Er is in 't zand een bijbelboek gevonden
Een missing link? Met lang verborgen zin?
Ik las het werk met wat verwondering
Onder mijn ogen lag, al haast ontbonden,

Een geeuwverwekkende verhandeling
De frasen die in dit geschriftje stonden
Draaiden om kosmos, engelen, aeonen,
En de millioenen jaren achter hen

Wanorde over mens en wat dat is,
Vol afkeer van het lichaam en de stof,
Verder dan mijn interessen kunnen reiken

Wie dit beseft, en niet maar doet alsof,
Ziet dat dit boek meer van hetzelfde is
Zo snel laat God zich niet op tafel kijken 

 De Tweede Ronde, zomer 2006 

© Hendrik Jan Bosman