maaë, maauë mouw ... maaëvauëre mouwveger, slijmerd ... maaikes, moakes made (om te vissen, zat meestal in rottend vlees) mannemens man ... mannevolk de mannen (algemeen) ... mauë maag ... medaulde medaille ... meelm(e) houtworm ... melktingel(e) dovenetel ... merlòn - merreleere merel ... mesánd'n hinderen, niet passen.... ("mesand (h)et nie da'k ne kieër afkome ?" = geeft het niet dat ik eens op bezoek kom ?) - komt van oudvlaams "mishanden", ook in zeeuws-vlaanderen gebruikt... mesleune(n) (brood) masteluinen (brood), gemaakt van half rogge-, half tarwemeel ... messink mesthoop op de boerderij ... meulekes draaimolens op de kermis ... meuzee (meuzeeroomke) mug (muggenraampje, hor) ... mijt au wig ! ga uit de weg ...(ook als antwoord op iets wat men niet gelooft) mís meers, weide ... moand-moond maand ... moarbels knikkers ... morr'n - maarr'n morgen ... murken fluitketel ... muilentrekker 1.zuurtje 2.leugenaar,vleier ... muizelirre kneutje (vogel) ... mussenijzer(e) vogelklem ... muuëssen morsen ... |