C. coum Ook wel C. ibericum genoemd. Komt spontaan voor in Zuidoost-Europa en Azië. Heeft een hoogte van ± 7,5 cm en wordt 10-15 cm uiteen geplant. Het is een winterharde soort met rond-hartvormige, groene bladeren die aan de onderkant donkerrood zijn en aan de bovenzijde soms zilver gemarmerd. De bloemen van 2 cm bloeien van december tot maart; de puntige knoppen openen zich tot ronde bloemen met brede kroonblaadjes in tinten van roze of karmijnrood, en soms ook wit. In de geslachtsnaam ‘Cyclamen’ herken je dan weer het Griekse ‘Kyklos’ (en ons Nederlandse ‘cyclus’), wat kring betekent. De meeste bronnen verklaren dit vanuit de ronde vorm van de wortelknol, die je op de botanische prent van Abraham Munting (eind 17de eeuw) hieronder kan zien. Die knol geeft de Cyclamen ook zijn volksnaam ‘varkensbrood’. De Cyclamen purpurascens) heet in het Engels ‘Sowbread’, zeugenbrood. Volgens de overlevering zouden varkens de knollen bijzonder lekker vinden (en van het eten van de voor ons giftige knollen geen last ondervinden.) C. europaeum Of C. purpurascens komt voor van Hongarije tot het zuiden van Italië. Ze hebben meestal een hoogte van 10 cm en worden 10-15 cm uiteen geplant. De afgeronde hart- tot niervormige bladeren zijn groen met aan de bovenzijde een onduidelijke zilverkleurige marmering. De sterk geurende, diep karmijnrode bloemen van 2 cm bloeien van juli tot september De namen varkensbrood, Engels sow-bread of swine bread, Italiaans pane porcino, Frans pain de pourceau, of plaatselijk pain de pur, marron de cochon, Duits Farkensbrod, Schweinkraut, -brot, Seubrot, Sweinkraut en Zweeds svinbrod is een vertaling van middeleeuws Latijn panis porcinus: varkensbrood, omdat die dieren het eten. Is giftig, 10 gram zou voor de mens dodelijk zijn, voor zwijnen niet, wel weer voor vissen. Linnaeus claimde dat het hoofdvoedsel van wilde zwijnen van Sicilië was. H. Bock; ‘De naam van net gedachte aardrapen zijn al in tweede deel boven onder dat 19de kapittel der aardnoten beschreven, alleen wil ik hier [713] iedereen waarschuwen dat ze deze ruwe bittere appel of raap niet voor zeugenbrood houden, in Latijn Panis terre of panis porcinus, dan geen zeug of ander dier of mens zal deze wortel graag als spijs gebruiken zoals ettelijke vals daarvan leren, daarom willen we zulke kruidmeesters deze rapenwortel graag zelf als spijs laten zodat ze ervaren wat ze kan en hoe goed ze te eten zijn’. Gebruik vroeger.
|