Op de eerste duinenrij langs de kust is op het vloedmerk een vlezige niet stekelige plant te vinden met mooie lila kruisbloemen. Het is de Zeeraket, Cákile maríta. De soort is met zijn dikke sappige stengels en vlezige bladeren uitstekend aangepast aan het droge, winderige en zoute milieu. Ook in de binnenduinen tussen het Helm, en soms op heel andere plaatsen waar dan ongetwijfeld duinzand met zaad is aangevoerd kun je Zeeraket vinden. Het vloedmerk is de plaats langs de kust, te herkennen als een lint, waar nogal wat organisch materiaal wordt afgezet bij de hoogste waterstanden. Het bestaat onder meer uit aangespoeld wier en hout. De organische stoffen verteren door de inwerking van micro-organismen en schimmels en de grond is daardoor op zo'n plek stikstofrijk, met bovendien een zoetwaterlaagje bovenop het zoutbevattende grondwater. Het is voor een aantal eenjarige soorten, zoals Zeeraket en Loogkruid een ideale standplaats. Ze hebben voor hun eenjarige groeicyclus immers veel meststof nodig. De vruchten zijn ongeveer tweemaal zolang als breed en je kunt vaak goed zien dat het een tweedelige vrucht is. Het bovenste deel, eigenlijk de snavel van het hauwtje, dat de vorm heeft van een kantige peer bevat een zaad, het onderste soms ook. Het bovenste deel breekt bij rijpheid af en kan door zeewater meegenomen worden. Het heeft een goed drijfvermogen door de kurkachtige vruchthuid. Maar ook de krachtige wind kan de aan het eind van het groeiseizoen afstervende plant met de onderste delen van de vruchten verspreiden. Op die manier wordt de soort langs de kust verspreid. Als er dan vruchten met zaad op de vloedlijn worden afgezet, of een ouderplant ergens vast komt te liggen door het overwaaiende zand kunnen nieuwe kiemplanten ontstaan. |