Achtster of Zilverwortel, Dryas octopetala
Ooit was dit plat op de grond groeiend plantje een heerser op de
toendra. Nu is het veel zeldzamer geworden maar we komen dit plantje
toch nog overvloedig tegen op de bergkammen o.a. in de buurt van het
Franse Ceillac. Alhoewel de niet-bloeiende planten weinig opvallen door
hun liggende vorm, hebben we in juni geen moeite om ze te herkennen. De
vrije grote witte bloemen met hun acht bloemblaadjes, die in juni
massaal onder onze bergschoenen bloeien, zijn dan uitbundig aanwezig.Het
is eigenlijk een houtig struikje, die in het barre klimaat van het
hooggebergte, plat op de grond ligt om zich te beschermen tegen koude
wind en schuivende sneeuw. Zijn bladeren staan dicht bij mekaar, alsof
ze zich zo willen verwarmen en dat is ook zo. Ze zorgen daarmee voor
een laag bijna stilstaande lucht tussen het blad. Deze groeiwijze
voorkomt dat de blaadjes door de wind gegeseld en uitgedroogd worden.
De bloemen hebben een paraboolvorm en vangen de zonnewarmte op. De iets
hogere temperatuur in de bloemen lokt insecten aan en die zorgen dan
voor de bestuiving.
Gedurende en na de ijstijden bedekte dit plantje grote delen van de
toendra's. In de kleilagen van de morenen zijn er veel resten gevonden
van Dryas naast de fossielen van berk en wilg. Die periode is dan ook
naar de Achtster genoemd, het dryastijdperk.
Achtster
is nu een plant van het hooggebergte.Wanneer men probeert zo'n plant
van de rotsgrond los te maken, merk je dat dit gemakkelijk gaat. De
takjes en bladeren liggen in één plat vlak uitgespreid. Deze
leiboomvorm zorgt ervoor dat het struikje zowel de warmte van de bodem
als de zonnekracht optimaal kan gebruiken. Op de kalkrots, waar de
Achtster werd weggenomen, zie je kleine uithollingen, die precies
overeenstemmen met de vorm en de grootte van de plant. Deze afdruk
ontstaat door het koolzuur, dat vrijkomt door de ademhaling van de
bladeren. Het zilverig vilt, dat de onderkant bedekt, beschermt de
plant tegen verdamping en warmteverlies.
In de tuin
In de tuin is Dryas octopetala goed te kweken. De plantjes vragen een
zonnige en goed gedraineerde grond. De bloei kan soms uitbundig zijn,
maar er kunnen ook jaren zijn dat er weinig bloemen verschijnen. Je kan
daar weinig aan doen; het is vooral een kwestie van de juiste
temperatuur en regen op het juiste moment. Ook in de natuur zie je van
jaar tot jaar grote verschillen in bloei. Vermeerderen kan door zaaien,
maar als je eenmaal een plant in de tuin hebt, kun je gewortelde
uitlopers af nemen of je kunt de planten vermeerderen door ze te
stekken.
Etymologie
De Duitse naam Silberwürz, zilverwortel en de oude Nederlandse naam
zilverkruid verwijzen naar de kleur van het blad. In de noordelijke
landen werd de plant naar de sneeuwhoenders genoemd, omdat die zich met
het blad en de vrucht voeden.
Drys is een oude naam voor eik, het blad maar dan vele maatjes kleiner,
heeft de typische vorm van het eikenblad. Het tweede deel van de naam
octopetala en de Nederlandse naam Achtster, verwijst naar de acht
bloemblaadjes.
Dryas octopetala namen
- Engels: eightpetal mountain avens, mountain avens.
- Deuts: Weisse Silberwurz, Achtkronblättrige Silberwurz, Echte Silberwurz, Hirschbrome
- Fins: lapinvuokko.
- Zweeds.: fjällsippa.
- Frans: dryade à huit pétales.Chênette, Thé des Alpes, Thé impérial, Herbe aux cerfs, Thé suisse
- Nederlands: hertenkruid, zilverkruid, achtster
Medicinaal gebruik van Dryas?
Het is niet echt een bekende medicinale plant, maar de naam Thé suisse,
verwijst wel naar zijn sporadisch gebruik als drank. Er zijn ook
looistoffen en flavonoïden in het blad gevonden, zoals er ook in de
Chinese thee zitten. En waarschijnlijk hebben ze daardoor ook een
anti-oxydantwerking en bij het drinken van grotere hoeveelheden ook een
stoppende werking.
Wetenschappelijk onderzoek
- J Nat Prod. 1984 Sep-Oct;47(5):809-14. Flavonol glycosides from Dryas octopetala.
- Servettaz O, Colombo ML, De Bernardi M, Uberti E, Vidari G, Vita-Finzi P.
- Six flavonol glycosides and ent-epicatechin were isolated from
Dryas octopetala and their structures elucidated by chemical and
spectroscopic methods. Two new flavonoids,
3-O-alpha-L-arabinofuranosyl-8-methoxyquercetin (2) and
3-O-beta-galactopyranosyl-8-methoxykaempferol (6), were identified
along with 3-O-beta-D-galactopyranosylquercetin (hyperin) (3),
3-O-alpha-L-arabinofuranosylquercetin (avicularin) (5),
3-O-beta-L-arabinopyranosylquercetin (4), and
3-O-beta-D-galactopyranosyl-8-methoxyquercetin (1).